Page 33 of 260

31
Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto,
uw legitimatiebewijs en indien mogelijk
de sticker met de sleutelcode naar het
CITROËN-netwerk.
Het CITROËN-netwerk kan de speciale code
van de sleutel en de transponder opzoeken
en voor nieuwe sleutels zorgen.Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering; dit kan tot
storingen leiden
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is
een systeem met een groot bereik. Het
is raadzaam om niet met de knop van
de afstandsbediening te spelen, om te
voorkomen dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
Druk nooit herhaaldelijk op de knoppen van
uw afstandsbediening buiten het bereik en
het zicht van uw auto. De afstandsbediening
kan dan onbruikbaar worden en moet in dat
geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
Geen enkele afstandsbediening kan
functioneren als de sleutel in het contactslot
zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve
voor het synchroniseren.
Stilstaande auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan
in noodgevallen voor de hulpdiensten de
toegang tot het interieur bemoeilijken.
Laat uit veiligheidsoverwegingen geen
kinderen alleen achter in de auto.
Neem in alle gevallen de sleutel mee als u
de auto verlaat. Gebruikte auto
Laat door het CITROËN-netwerk controleren
of alle in uw bezit zijnde sleutels met uw auto
zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat
deze sleutels de enige zijn waarmee uw auto
ontgrendeld en gestart kan worden.
2
Toegang tot de auto
Page 34 of 260

32
Alarm
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. Het bestaat uit een omtrekbeveiligings-
en een zelfbeveiligingsfunctie.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier,
het kofferdeksel of de motorkap probeert te
openen.Automatische beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de accu, de bedieningseenheid of de
kabels van de sirene uit te schakelen of te
beschadigen.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats alvorens u
wijzigingen aan het alarmsysteem aanbrengt.
Vergrendelen van de auto
met inschakelen van het
alarm
Inschakelen
F Druk op de vergrendelknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt geactiveerd:
een verklikkerlampje op het
schakelaarpaneel links van het stuurwiel
zal één keer per seconde knipperen.
Uitschakelen
F Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening.
Het alarm wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje gaat uit.
Afgaan van het alarm
F Zet het contact af en verlaat de auto.
De omtrekbeveiliging wordt 5
seconden nadat
de vergrendelknop van de afstandsbediening is
ingedrukt, geactiveerd.
Indien een portier of het kofferdeksel niet goed
is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld,
maar wordt het alarm wel ingeschakeld. Als het verklikkerlampje snel knippert
bij het ontgrendelen van de auto met
de afstandsbediening, is het alarm
tijdens uw afwezigheid afgegaan. Het
lampje stopt met knipperen als het
contact wordt aangezet.
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende dertig seconden.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto met de sleutel.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
O ntgrendel de auto met de sleutel.
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan; het alarm stopt.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat uw auto controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Toegang tot de auto
Page 35 of 260

33
Portieren
Openen
Van buitenaf
Van binnenuit
Sluiten
Als een portier niet goed is gesloten:- gaat bij draaiende motor
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een melding op het
multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden
(snelheid hoger dan 10
km/h)
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.
Noodbediening
Hiermee kunt u de portieren mechanisch
vergrendelen en ontgrendelen in het geval van
een storing in de centrale vergrendeling of van
de accu.
Bestuurdersportier
Steek de geïntegreerde sleutel in het slot om
het portier te vergrendelen of ontgrendelen.
Overige portieren
F Controleer of de kinderslot van de achterportieren niet geactiveerd is.
F
O
ntgrendel de auto met de
afstandsbediening of de sleutel en trek aan
de portiergreep.
F
T
rek aan de binnenportiergreep van
een portier; de auto wordt dan volledig
ontgrendeld. F
V
er wijder de zwarte dop op de zijkant van
het portier met behulp van de sleutel.
F
S
teek de sleutel voorzichtig in de opening
en duw de hendel zonder de sleutel te
verdraaien, naar de binnenzijde van het
portier.
F
V
er wijder de sleutel en plaats het
afdekkapje terug.
Als de centrale vergrendeling niet werkt,
moet de accu worden losgekoppeld om de
achterklep te kunnen vergrendelen zodat
de auto volledig is vergrendeld.
2
Toegang tot de auto
Page 36 of 260

34
Kofferdeksel
Openen
Ontgrendelen en op een kier
zetten van het kofferdeksel met
de afstandsbediening
F Houd de middelste knop van de afstandsbediening langer dan
1
seconde ingedrukt.
Het kofferdeksel wordt ontgrendeld en op een
kier gezet.
Het kofferdeksel van binnenuit
openen
F Druk links op het dashboard op de knop voor het openen van het kofferdeksel.
Het kofferdeksel wordt ontgrendeld en op een
kier gezet.
Openen van het kofferdeksel
F Beweeg het kofferdeksel omhoog tot het volledig is geopend.
SluitenF Trek het kofferdeksel omlaag met behulp van een van de handgrepen aan de
binnenzijde.
F
D
uw ver volgens op het kofferdeksel om het
te sluiten.
-
gaat bij draaiende motor
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een melding op het
multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden
(snelheid hoger dan 10
km/h)
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in de centrale vergrendeling het
kofferdeksel mechanisch ontgrendeld worden.
OntgrendelenAls het kofferdeksel niet goed is gesloten:
F
K
lap de achterbank naar voren om bij het
slot in de bagageruimte te komen,
Neem als uw auto is voorzien van een
vaste achterbank contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om het kofferdeksel
te ontgrendelen.
Laat de achterklep bij een storing of
moeilijkheden bij het openen of sluiten
snel controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om te voorkomen dat het probleem erger
wordt en de achterklep loslaat, wat ernstig
letsel tot gevolg kan hebben.
Toegang tot de auto
Page 37 of 260
35
Vergrendelen/
ontgrendelen van
binnenuit
F Druk op deze knop om de portieren en het kofferdeksel te vergrendelen of
ontgrendelen.
Als één van de portieren is geopend,
werkt de centrale vergrendeling niet.
Vergrendelen van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld,
werkt de knop niet.
F
T
rek aan de binnenportiergreep om de
auto te ontgrendelen.
Automatische centrale
vergrendeling van de
portieren
F Druk om deze (standaard ingeschakelde) functie in of uit
te schakelen op deze knop tot
een geluidssignaal klinkt en/
of een melding op het scherm
verschijnt.
Het rijden met vergrendelde portieren kan
in noodgevallen voor de hulpdiensten de
toegang tot het interieur bemoeilijken.
De portieren kunnen tijdens het rijden
automatisch worden vergrendeld (bij een
snelheid hoger dan 10
km/h).
2
Toegang tot de auto
Page 38 of 260

36
Elektrische bediening
Blokkering van de ruitbediening
achter
Druk voor de veiligheid van uw
kinderen op deze knop om de
ruitbediening achter, ongeacht de
stand van de ruiten, te blokkeren.
Als het verklikkerlampje brandt, is bediening
onmogelijk. Als het verklikkerlampje
niet brandt, zijn alle bedieningsfuncties
beschikbaar. Ver wijder bij het verlaten van de auto altijd
de contactsleutel, zelfs wanneer dit voor
korte duur is.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze er van
verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder dient te controleren of alle
passagiers de elektrische ruitbediening
correct gebruiken.
Zorg er met name voor dat kinderen zich
tijdens het bedienen van de ruiten niet
kunnen bezeren.
1
Linksvoor.
2 Rechtsvoor.
3 Rechtsachter.
4 Linksachter.
5 Blokkeerschakelaar elektrisch bedienbare
ruiten achter.
Druk op of trek aan de schakelaar om de ruit
te openen of sluiten. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Nadat u het contact hebt afgezet, kunnen
de ruiten nog ongeveer 45 seconden
worden bediend, tenzij een voorportier
wordt geopend. Als u gedurende deze
45
seconden een portier opent ter wijl de
ruitbediening actief is, zal de ruit stoppen.
Pas na het opnieuw aanzetten van het
contact kunt u de ruit opnieuw bedienen.
Uitvoering met elektrisch bedienbare ruiten vóór
Uitvoering met elektrisch bedienbare ruiten voor en achter
Ruitbediening
Handmatige bediening
Draai aan de ruitslinger op het portierpaneel.
Toegang tot de auto
Page 39 of 260
37
Vo or stoelen
Voer het verstellen van de bestuurdersstoel
uit veiligheidsoverwegingen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Verstellen in lengterichting
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voor werpen op de vloer achter de stoel
zijn geplaatst.
Verstellen van de
rugleuning
F Trek de beugel omhoog en schuif de stoel in de gewenste stand.
F
D
uw de hendel naar achteren.
Hoogte (alleen bestuurder)
F Trek de hendel omhoog of duw deze omlaag tot de gewenste stand bereikt is.
3
Ergonomie en comfort
Page 40 of 260

38
De hoogte van de
hoofdsteun afstellen.
Voor de veiligheid is het frame van de
hoofdsteun gekarteld om te voorkomen dat de
hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding.
De juiste stand van de hoofdsteun is als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Als de auto is uitgerust met hoofdsteunen op
de achterzitplaatsen, gebruik deze dan altijd en
zorg dat ze correct zijn afgesteld.
Bediening stoelverwarmingLangdurig gebruik in de wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen waarvan de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.) kunnen
brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken als materiaal
met isolerende eigenschappen zoals kussens
of stoelhoezen wordt gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om breken van het verwarmingselement in de
stoel te voorkomen:
-
p
laats geen zware voor werpen op de stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om de
stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.
F Trek de hoofdsteun omhoog om hem hoger te zetten.
F
D
ruk om de hoofdsteun te ver wijderen op de pal A
en trek de hoofdsteun omhoog.
F
S
teek om de hoofdsteun terug te zetten de pennen
van de hoofdsteun recht in de openingen van de
rugleuning tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.
F
D
ruk gelijktijdig op de pal A en op de hoofdsteun
om deze lager te zetten.Druk op de toets.
De temperatuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de toets om de functie uit te
schakelen.
Ergonomie en comfort