Page 137 of 260

135
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F14 15
 
A Verwarming onderzijde voorruit.
F15 5
 
A Aircocompressor.
F16 15
 
A Mistlampen vóór.
F18 10
 
A Grootlicht rechts.
F19 10
 
A Grootlicht links.
F29 40
 
A Ruitenwissermotor vóór.
F30 80
 
A Gloeibougies (diesel).
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu 
voor het starten van de motor met behulp van 
startkabels en voor het laden van een lege 
accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals 
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform 
de regelgeving en mogen in geen geval 
met het huishoudelijke afval worden 
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij 
een speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u 
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een 
goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of 
vonken veroorzakende bronnen, om elk risico 
van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden 
beëindigd zijn.
8 
Storingen verhelpen  
         
        
        
     
        
        Page 138 of 260

136
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale 
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden 
vervangen door het CITROËN-netwerk of 
door een gekwalificeerde werkplaats.
Het aanduwen om de motor te starten 
is bij een auto met een automatische 
transmissie niet toegestaan.
Toegang tot de accuStarten van de motor 
met een hulpaccu en 
startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan 
de motor worden gestart met een hulpaccu 
(externe accu of een accu van een andere 
auto) en startkabels of een startbooster.
Start de motor nooit door een acculader 
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
  V 
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een 
nominale spanning van 12
 
V en een 
capaciteit minimaal gelijk aan die van de 
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers 
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting 
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet 
in de buurt van bewegende delen van de 
motor (ventilator, riem enz.) bevinden.
Maak de klem van de pluspool (+) niet los 
bij draaiende motor. F
 
S
 tart de motor van de auto met de hulpaccu 
en laat deze gedurende enkele minuten 
draaien.
F
 
S
 tel de startmotor in werking van de auto 
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het 
contact af en wacht even alvorens een nieuwe 
poging te doen.
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang:
F
 
O
pen de motorkap via hendel in het 
interieur en gebruik ver volgens de 
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
 
Be
vestig de motorkapsteun.
F
 
V
erwijder de kunststof afdekkap voor 
toegang tot de pluspool (+). De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar. 
Op de motor is een afzonderlijk massapunt 
aangebracht.
F  
B
 eweeg, indien uw auto hiermee is 
uitgerust, het kunststof kapje van de 
pluspool (+) omhoog.
F
 
S
 luit de rode kabel aan op de pluspool (+) 
van de ontladen accu A (bij het gebogen 
metalen gedeelte) en ver volgens op de 
pluspool (+) van de hulpaccu B of de 
startbooster.
F
 
S
 luit de groene of zwarte kabel aan op 
de minpool (-) van de hulpaccu B of de 
startbooster (of op een massapunt van de 
auto met de hulpaccu).
F
 
S
 luit het andere uiteinde van de groene of 
zwarte kabel aan op het massapunt C van 
de auto met de lege accu. 
Storingen verhelpen  
         
        
        
     
        
        Page 139 of 260

137
F Wacht tot de motor stationair draait.
F N eem ver volgens de kabels in omgekeerde 
volgorde los.
F
 
B
 reng, indien uw auto hiermee is uitgerust, 
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
 
L
 aat de motor minimaal 30   minuten draaien, 
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van 
de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop & 
Start-systeem, is niet beschikbaar als de 
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
De accu opladen met een 
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu 
is het noodzakelijk om het laadniveau van de 
accu op voldoende capaciteit te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn 
om de accu op te laden:
-
 
A
 ls u voornamelijk korte ritten maakt.
-
 
V
 oordat de auto meerdere weken niet wordt 
gebruikt.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats. Als u zelf de accu van uw auto gaat 
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader 
die geschikt is voor loodaccu's en die een 
nominale spanning van 12
 
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van 
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde 
polen.
De accu hoeft niet te worden 
losgekoppeld.
F  
Z
 et het contact af.
F  
S
 chakel alle stroomverbruikers 
(audiosysteem, verlichting, ruitenwissers 
e n z .) u i t . F  
S
 chakel om gevaarlijke vonken te 
voorkomen de lader B uit alvorens de 
kabels op de accu aan te sluiten.
F  
C
 ontroleer of de kabels van de lader in 
goede staat zijn.
F  
 B
 eweeg het kunststof kapje van de 
pluspool (+) omhoog (indien aanwezig).
F  
S
 luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-  
D
 e rode pluskabel (+) op de pluspool (+) 
van de accu A .
-  
D
 e zwarte minkabel (-) op het massapunt 
C van de auto.
F  
S
 chakel na afloop van het laden eerst 
acculader B uit voordat u de kabels 
losneemt van accu A .
Als deze sticker is aangebracht, mag 
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt. 
Anders kan de elektrische uitrusting 
van het Stop & Start-systeem ernstig 
beschadigd raken.
8 
Storingen verhelpen  
         
        
        
     
        
        Page 140 of 260

138
Probeer nooit om een bevroren accu te 
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat 
deze dan door het CITROËN-netwerk 
of door een gekwalificeerde werkplaats 
controleren op beschadigingen van de 
inwendige delen en op scheuren in de 
behuizing (kans op lekkage van giftig en 
corrosief zuur).
Loskoppelen van de accu
Als u de auto gedurende langere tijd niet gaat 
gebruiken, koppel dan de 12V-accu los. Op 
deze manier blijft het laadniveau van de accu 
voldoende om de motor weer te starten.
Alvorens de accu los te koppelen moet u de 
volgende handelingen uitvoeren:
F 
S
 luit alle te openen carrosseriedelen 
(portieren, kofferdeksel, ruiten).
F
 
S
 chakel alle stroomverbruikers 
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting 
e n z .) u i t .
F
 
Z
 et het contact uit en wacht vier minuten.
U hoeft slechts de klem van de pluspool (+) los 
te nemen.
Accupoolklem met 
snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
Weer aansluiten van de plusklem 
(+)
Forceer de hendel niet door erop te 
duwen, aangezien de accupoolklem niet 
kan worden vergrendeld als deze niet 
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het opnieuw aansluiten 
van de accu
F Trek de hendel A zo ver mogelijk omhoog  om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
 
B
 eweeg de accupoolklem B omhoog om 
hem te verwijderen.
F
 
T
 rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
 
Plaats de geopende accupoolklem B  op de pluspool (+).F Druk op de accupoolklem B tot hij stuit.
F
 B eweeg de hendel A omlaag om de 
accupoolklem B vast te zetten. Na opnieuw aansluiten van de accu moet u 
het contact aanzetten en ver volgens 1
  minuut 
wachten alvorens de motor te starten, om de 
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine 
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
het zelf opnieuw initialiseren van bepaalde 
systemen/functies zoals:
-  
D
 e sleutel met afstandsbediening.
-  
D
 e datum en de tijd.
-
 D
 e voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste 
keer starten van de motor, werkt het Stop 
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas 
weer als de auto gedurende een 
bepaalde periode, die afhankelijk is 
van de omgevingstemperatuur en de 
laadtoestand van de accu (maximaal 
8   uur), niet is gebruikt. 
Storingen verhelpen  
         
        
        
     
        
        Page 141 of 260

139
Slepen van de auto
Toegang tot het 
gereedschap
Algemene aanwijzingen 
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de 
trekkende auto hoger is dan van de auto 
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur van 
de gesleepte auto blijven zitten. Deze 
persoon moet beschikken over een geldig 
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4  wielen op de 
grond altijd een goedgekeurde sleepstang; 
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet 
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met 
uitgeschakelde motor, werken ook de rem- 
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een 
professioneel bergingsbedrijf in:
-
 
a
 ls de auto is gestrand op de 
autosnelweg of autoweg,
-
 
b
 ij auto's met vier wielaandrijving,
-
 
a
 ls het niet mogelijk is de 
versnellingsbak in de neutraalstand te 
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of 
de parkeerrem los te zetten,
-
 
b
 ij takelen met slechts twee wielen op 
de grond,
-
 
b
 ij het ontbreken van een 
goedgekeurde sleepstang.Slepen van uw auto
F Maak het klepje in de voorbumper los door  het aan de linkerzijde in te drukken.
Het sleepoog bevindt zich onder de vloerplaat 
van de bagageruimte.
Toegang:
F
 
O
pen het kofferdeksel.
F
 
T
il de vloerplaat op en ver wijder hem.
F
 
N
eem het sleepoog uit de houder. F
 
D
 raai het sleepoog volledig vast tot de 
aanslag.
F
 
Be
 vestig de sleepstang.
Zet bij een handgeschakelde 
versnellingsbak de versnellingshendel in 
de neutraalstand.
Zet bij een automatische transmissie de 
selectiehendel in de stand N .
Het niet opvolgen van dit voorschrift kan 
er toe leiden dat bepaalde componenten 
(remsysteem, aandrijflijn, ...) beschadigd 
raken en dat de rembekrachtiger na het 
starten mogelijk niet meer werkt.
8 
Storingen verhelpen  
         
        
        
     
        
        Page 142 of 260
140
Slepen van een andere auto
Deze manier van slepen is strikt verboden 
(kans op beschadiging van uw auto).
F
 
O
 ntgrendel het stuurslot door de 
contactsleutel één stand te verdraaien en 
zet de parkeerrem vrij.
F
 
S
 chakel de alarmknipperlichten van beide 
auto's in.
F
 
R
 ijd voorzichtig weg en houd zowel de 
snelheid als de af te leggen afstand 
beperkt. 
Storingen verhelpen  
         
        
        
     
        
        Page 143 of 260

141
Eigenschappen 
van de motoren en 
aanhangergewichten
Motoren
De technische gegevens van de motor van uw 
auto staan vermeld op het kentekenbewijs en in 
de commerciële documentatie.
Het maximumvermogen komt overeen met de 
op de testbank gehomologeerde waarde, onder 
de omstandigheden die zijn vastgelegd in de 
Europese regelgeving (richtlijn 1999/99/CE).
Raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Gewichten en 
aanhangergewichten
De gewichten een aanhangergewichten van uw 
auto staan vermeld op het kentekenbewijs van 
uw auto en in de commerciële documentatie.
U vindt deze waarden ook op het 
constructeursplaatje.
Raadpleeg voor meer informatie een 
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde 
werkplaats.Het maximaal toegestane treingewicht en de 
aanhangergewichten gelden tot een hoogte 
van maximaal 1.000
  meter. Het opgegeven 
aanhangergewicht dient voor elke extra 
1.000   meter met 10% te worden verminderd.
De aanbevolen kogeldruk komt overeen met 
het maximale gewicht op de (zonder of met 
gereedschap afneembare) trekhaakkogel.
T M T:  Toegestaan maximaal treingewicht.
Bij hoge buitentemperaturen kunnen de 
prestaties van de auto minder worden 
om de motor te beschermen. Als de 
buitentemperatuur meer dan 37   °C 
bedraagt, moet het treingewicht worden 
verminderd.
Het trekken van een aanhanger met een 
licht beladen auto heeft een negatieve 
invloed op het weggedrag.
Met een aangekoppelde aanhanger heeft 
de auto een langere remweg.
Rijd bij het trekken van een aanhanger 
nooit sneller dan 100
  km/h (houd u aan de 
ter plaatse geldende regels). Als de buitentemperatuur hoog is, is het 
raadzaam om na het stilzetten van de auto 
de motor 1
  tot 2   minuten stationair te laten 
draaien zodat deze beter kan afkoelen.
9 
Technische gegevens  
         
        
        
     
        
        Page 144 of 260
142
Benzinemotoren en 
aanhangergewichten
MotorPureTech 82V T i  115
Versnellingsbak Handgeschakeld, 5
 
versnellingen
(BVM5) Handgeschakeld, 5
 
versnellingen
(BVM5) Automatisch, 6
 
versnellingen
( E AT 6)
Code EB2FEC5F
Modelcode: DD, etc. HMZ6NFP0
NFP6NFPT
Cilinderinhoud (cm
3) 1.1 9 9 1. 5 87
Max. vermogen: ECE-norm (kW) 6085
Brandstof Loodvrij 91
  RON tot 98   RONLoodvrij 91
  RON tot 98   RON
Aanhanger geremd (binnen max. toelaatbaar treingewicht)
op een helling van 10% of 12% (kg)450750
Aanhanger ongeremd (kg) 450580
Aanbevolen kogeldruk (kg) 5555 
Technische gegevens