Page 129 of 260

127
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Verlichting vóór
HalogeenlampenHalogeenlampen met
dagrijverlichting en mistlampen
1
Richtingaanwijzer (PY21W).
2 Grootlicht (H1).
3 Dimlicht (H7LL).
4 Parkeerlichten (W5W). 1
Richtingaanwijzers (PY21W).
2 Grootlicht (H1).
3 Dimlicht (H7LL).
4 Dagrijverlichting/parkeerlichten
(LED's).
5 Mistlampen (H11).
Lichtgevende diodes (LED's)
Neem voor het ver vangen van dit type
lampen contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één of meerdere lampen aan
die zijde defect zijn.
F
D
raai de stekker een kwart omwenteling
linksom.
F
T
rek de lamphouder los.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
De amberkleurige lampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
Sluit bij montage de beschermkap
zorgvuldig om zo de lamp lekdicht te
maken.
8
Storingen verhelpen
Page 130 of 260

128
GrootlichtDimlichtParkeerlicht
F Trek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
M
aak de lamphouderunit los.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
ervang de lamp.
Breng de lamphouderunit om deze te monteren
weer aan in de behuizing en zet de klem vast.
Zorg er voor dat de beschermkap wordt
geplaatst met de lip naar boven gericht. F
T rek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
D
uw de volledige lamphouderunit iets naar
binnen om één van de twee borglippen los
te maken.
F
M
aak ver volgens de tweede borglip los.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
ervang de lamp.
Duw de lamphouderunit om deze te monteren
weer in de behuizing tot de twee borglippen
vastklikken.
Zorg er voor dat de beschermkap wordt
geplaatst met de lip naar boven gericht. F
T rek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
ervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Zorg er voor dat de beschermkap wordt
geplaatst met de lip naar boven gericht.
Storingen verhelpen
Page 131 of 260

129
Mistlampen
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde van demonteren.Voor vragen over het ver vangen van
lampen kunt u contact opnemen met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Zijknipperlichten
Een nieuw exemplaar is verkrijgbaar bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
F Steek een sleufkopschroevendraaier tussen de lampunit en de behuizing.
F
W
ip de behuizing voorzichtig los.
F
V
erwijder de twee bevestigingsbouten van
de module.
F
N
eem de module uit de behuizing. F
D
ruk op de borgklem en maak de stekker
los.
F D raai de lamphouder los door deze een
kwartslag linksom te draaien.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
erwijder de gloeilamp en vervang deze.F
S
teek ter hoogte van het midden van het
zijknipperlicht een schroevendraaier tussen
het zijknipperlicht en de carrosserie.
F
W
ip het zijknipperlicht met de
schroevendraaier los.
F
N
eem de stekker van het zijknipperlicht los.
F
V
er vang de unit.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
8
Storingen verhelpen
Page 132 of 260

130
AchterlichtenDerde remlicht
(W5W)
Het derde remlicht is bereikbaar vanaf de
achterbank en bevindt zich in de behuizing op
de hoedenplank:
F
M
aak de lamphouder los door de twee
borglippen omhoog te bewegen en
verwijder deze.
F
V
ervang de defecte gloeilamp.
F
T
rek het deksel naar u toe en ver volgens
omhoog om het te ver wijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
raai de moer los en ver wijder hem.
F
T
rek de lichtunit van buitenaf voorzichtig en
recht uit zijn behuizing.
Deze lampen kunnen vanuit de bagageruimte
worden vervangen:
F
O
pen het kofferdeksel.
F
V
er wijder het rooster in de bekleding aan de
desbetreffende zijkant.
F
N
eem de stekker van de lamp los. F
V
er wijder de vier bouten en trek de fitting los.
F
D
raai de defecte lamp een kwart omwenteling
en ver vang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Druk de lichtunit goed in de steungoot in de
lengteas van de auto.
Draai de moer zodanig vast dat een goede
afdichting is gewaarborgd. Draai de moer echter
niet al te vast, om te voorkomen dat de lichtunit
beschadigd raakt.
1
Remlicht/parkeerlicht (P21/5W).
2 Richtingaanwijzer (PY21W).
3 Achteruitrijlichten (W16W).
4 Mistachterlicht (P21W/5W).
Storingen verhelpen
Page 133 of 260

131
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.Zorg er voor dat het deksel goed op de
steun is geplaatst alvorens het deksel vast
te klikken.
Kentekenplaatverlichting
(W5W)
F Steek een kleine schroevendraaier in een van de buitenste gaten van het lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten om
het lampglas los te maken en ver wijder het
lampglas.
F
V
er vang de defecte lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap Een zekering vervangenVoordat u een zekering ver vangt, dient u:
F
D e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen.
F
A
lle stroomverbruikers uit te schakelen.
F
D
e auto stil te zetten met het contact uit.
F
D
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de beschikbare zekeringtabellen
en schema's.
Bij het vervangen van een zekering dient u:
F
D
e speciale tang te gebruiken om de
zekering uit de houder te verwijderen en
te controleren of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
V
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur): een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (kand op brand).
Mocht de storing kort na het ver vangen
van de zekering terugkeren, laat het
elektrische systeem dan controleren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de volgende tabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen leiden.
Neem contact op met het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard.
F
T
rek het deksel eerst rechtsboven en dan
linksboven los.
F
M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F
M
aak de tang los.
8
Storingen verhelpen
Page 134 of 260
132
GoedDefect
Ta n g
Installeren van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van
uw auto is reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting
als eventuele opties.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren. CITROËN is niet aansprakelijk voor kosten
die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra accessoires
die door CITROËN noch aanbevolen
noch geleverd worden en die bovendien
niet volgens haar voorschriften zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt.
Zekeringen in het
dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Trek het deksel eerst rechtsboven en dan linksboven los.
Storingen verhelpen
Page 135 of 260
133
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F02 5
A Koplamphoogteverstelling, diagnoseaansluiting, bedieningspaneel airconditioning.
F09 5
A Alarmsysteem (af fabriek of inbouw achteraf).
F11 5
A Extra verwarming.
F13 5
A Parkeerhulp (af fabriek of inbouw achteraf).
F14 10
A Bedieningspaneel airconditioning.
F16 15
A Aansteker, 12V-aansluiting.
F17 15
A Audiosysteem (af fabriek of inbouw achteraf).
F18 20
A Audiosysteem (af fabriek of inbouw achteraf) / Bluetooth.
F19 5
A Monochroom display C.
F23 5
A Plafonniers, kaartleeslampjes.
F26 15
A Claxon.
F27 15
A Ruitensproeierpomp.
F28 5
A Stuurslot.
8
Storingen verhelpen
Page 136 of 260
134
Zekeringen in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringenZekeringnr.StroomsterkteFuncties
F29 -Niet gebruikt.
F30 10
A Verwarmde buitenspiegels.
F31 25
A Achterruitverwarming.
F32 -Niet gebruikt.
F33 30
A Elektrische ruitbediening vóór.
F34 30
A Elektrische ruitbediening achter.
F35 30
A Stoelverwarming vóór.
F36 -Niet gebruikt.
F37 20
A Servicecentrale trekhaak. F
M
aak het deksel los.
F
V
ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Storingen verhelpen