Page 17 of 269
Kort en bondig15KlimaatregelingAchterruitverwarming
b indrukken om verwarming in te
schakelen.
Achterruitverwarming 3 37.
Buitenspiegelverwarming 3 34.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
● Druk op à: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Zet de draaiknop voor de tempe‐
ratuur £ in de hoogste stand.
● Schakel indien nodig de airco A/C in.
● Zet de ventilatorsnelheid Z in de
hoogste stand.
● Schakel de achterruitverwarming
b in.
● Schakel de voorruitverwar‐
ming , in.
● Open de zijdelingse luchtroos‐ ters naar wens en richt ze op dezijruiten.
Elektronische klimaatregeling 3 124.
Verwarmings- en ventilatiesysteem
3 120.
Airconditioning 3 121.
Voorruitverwarming 3 38.
Page 18 of 269
16Kort en bondigVersnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Trap om de achteruitversnelling in te
schakelen bij een 6-traps versnel‐ lingsbak op het koppelingspedaal,
haal de ring onder de schakelhendel
omhoog en haal de hendel naar links en naar voren.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 149.
Automatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:vrij (neutraal)D:automatische modusM:handgeschakelde modus<:opschakelen]:terugschakelen
Automatische versnellingsbak
3 146.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● bandenspanning 3 214 en -staat
3 248
● motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 195
● alle ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar
● juiste positie van spiegels 3 33, stoelen 3 42 en veilig‐
heidsgordels 3 48
● werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige
remmen
Page 19 of 269
Kort en bondig17Motor startenContactslot
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: trap op het koppelingspe‐
daal en het rempedaal.
Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel in stand P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Dieselmotor: wacht totdat het controlelampje ! voor voorver‐
warming dooft.
● Draai de sleutel naar de stand 2
en laat deze los nadat de motor
is aangeslagen.
Motor starten 3 137.Aan/Uit-knop
● Handgeschakelde versnellings‐
bak: trap op het koppelingspe‐
daal en het rempedaal.
● Automatische versnellingsbak: trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel in stand P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Toets Start/Stop indrukken.
● Laat de toets los nadat de motor gestart is.
Page 20 of 269

18Kort en bondigStop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er aan bepaalde voorwaarden is
voldaan, wordt een autostop geacti‐
veerd.
Een Autostop wordt aangegeven
door controlelampje D.
Handgeschakelde versnellingsbak: om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw intrappen. Controlelampje D dooft.
Automatische versnellingsbak: om de
motor te herstarten, moet u het
rempedaal loslaten. Controlelampje
D dooft.
Stop/Start-systeem 3 139.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het
oppervlak ontbranden.
● Trek altijd de handrem aan. Zet
de parkeerrem aan zonder op de ontgrendelingsknop te druk‐ ken. Op een aflopende of oplo‐
pende helling zo stevig moge‐
lijk. Trap tegelijkertijd het
rempedaal in om minder kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Als de auto op een vlakke ondergrond of een helling
(omhoog) staat, schakel dan de
eerste versnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet. Op
een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de
stoeprand wegdraaien.
Als de auto op een vlakke
ondergrond of een helling
(omlaag) staat, schakel dan de
achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in stand P, voor‐
dat u de contactsleutel verwij‐ dert of bij auto's met een aan/
uit-knop het contact af zet.
Bovendien de voorwielen naar
de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de sleutel uit het contact‐ slot of schakel bij auto's met
een aan/uit-knop het contact
uit. Stuurwiel verdraaien totdat
het stuurslot merkbaar
vergrendelt.
● Vergrendel de auto met e op de
handzender.
Activeer het alarmsysteem
3 31.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in
werking treden 3 194.
Page 21 of 269
Kort en bondig19Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge motor‐toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te
beschermen.
Sleutels, sloten 3 20.
Auto een langere tijd stilzetten
3 193.
Page 22 of 269

20Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 20
Sleutels ...................................... 20
Handzender ............................... 21
Elektronisch sleutelsysteem ......22
Centrale vergrendeling ..............23
Automatisch vergrendelen .........28
Kindersloten .............................. 28
Portieren ...................................... 30
Bagageruimte ............................ 30
Antidiefstalbeveiliging ..................31
Vergrendelingssysteem .............31
Diefstalalarmsysteem ................31
Startbeveiliging .......................... 33
Buitenspiegels ............................. 33
Bolle vorm ................................. 33
Elektrische verstelling ................33
Inklapbare spiegels ...................34
Buitenspiegelverwarming ..........34
Binnenspiegel .............................. 35
Handmatige dimfunctie ..............35
Automatische dimfunctie ...........35
Ruiten .......................................... 35
Voorruit ...................................... 35Elektrisch bediende ruiten .........36
Achterruitverwarming ................37
Voorruitverwarming ...................38
Zonnekleppen ............................ 39
Dak .............................................. 39
Panoramadak ............................ 39Sleutels, sloten
SleutelsVoorzichtig
Bevestig geen zware of massieve
voorwerpen aan de contactsleutel.
Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden
vermeld aangezien de sleutels deel
uitmaken van de startbeveiliging.
Sloten 3 230.
Centrale vergrendeling 3 23.
Motor starten 3 137.
Handzender 3 21.
Elektronische sleutel 3 22.
Het codenummer van de adapter
voor de wielborgmoeren vindt u op
een kaart. Vermeld het wanneer u
een nieuwe adapter bestelt.
Wiel verwisselen 3 221.
Page 23 of 269
Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Om uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Handzender
Voor het bedienen van de volgende
functies via de toetsen van de hand‐
zender:
● centrale vergrendeling 3 23
● vergrendelingssysteem 3 31
● diefstalalarmsysteem 3 31
● achterklep ontgrendelen 3 23
● elektrische ruitbediening 3 36
● in-/uitklappen van de buitenspie‐ gels
De handzender heeft een bereik van
maximaal 100 meter, maar dat kan veel meer zijn door invloeden van
buitenaf. Brandende alarmknipper‐
lichten dienen als bevestiging.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Batterij in handzender vervangen
Vervang de batterij zodra het bereik
afneemt.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 24 of 269

22Sleutels, portieren en ruiten
1. Steek een smalle schroeven‐draaier tussen de achterste
deksel en de handzender.
2. Verwijder het achterste deksel.
3. Verwijder de lege batterij.
4. Vervang de batterij door een batterij van hetzelfde type. Let op
de polariteit van de batterij.
5. Plaats het deksel.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit de
volgende oorzaken hebben:
● Storing in de handzender.
● Er is geen bereik.
● De batterijspanning is te laag. ● Herhaaldelijk, opeenvolgend gebruik van een handzenderzonder bereik, waardoor er
opnieuw gesynchroniseerd moet
worden.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde‐
lijke, snel opeenvolgende active‐
ring van de handzender, waar‐
door de stroomvoorziening korte
tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Handmatig ontgrendelen 3 23.Elektronisch sleutelsysteem
Voor een passieve bediening van de
volgende functies:
● centrale vergrendeling 3 23
● contact inschakelen en motor starten 3 137
U hoeft alleen de elektronische sleu‐
tel bij zich te dragen.
De elektronische sleutel bevat ook de
functionaliteit van de handzender
3 21.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.