Page 185 of 269

Rijden en bediening183Voorzichtig
Het gebruik van andere soorten
(bio-)brandstoffen (pure of
verdunde plantaardige of dierlijke oliën, stookolie etc.) is streng
verboden (vanwege het gevaar
voor schade aan motor en brand‐
stofsysteem).
Let op
De enige toegestane diesel-additie‐
ven zijn additieven die voldoen aan
de norm B715001.
Brandstof voor lpg-
aandrijving
Vloeibaar gas is bekend als lpg
(Liquefied Petroleum Gas) of onder
de Franse benaming GPL (Gaz de
Pétrole Liquéfié). Lpg wordt ook wel
Autogas genoemd.
Lpg bestaat voornamelijk uit propaan
en butaan. Het octaangetal ligt tussen 105 en 115, afhankelijk van het
butaangehalte. Lpg wordt in vloeibare vorm opgeslagen bij een druk van
ongeveer vijf tot tien bar.
Het kookpunt hangt af van de druk en
mengverhouding. Bij atmosferische
druk ligt dit tussen -42 °C (puur
propaan) en -0,5 °C (puur butaan).Voorzichtig
Het systeem werkt bij een omge‐
vingstemperatuur van ong. -8 °C
tot 100 °C.
De volledige werking van het lpg-
systeem kan alleen worden gegaran‐ deerd met vloeibaar gas dat aan de
minimale eisen van DIN EN 589
voldoet.
Brandstofkeuzeschakelaar 3 86.
Tanken9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐ kamers uit alvorens te beginnenmet tanken.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.
Page 186 of 269

184Rijden en bediening9Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Een label met symbolen aan de
binnenkant van de tankvulklep geeft
de toegestane brandstofsoorten aan.
In Europa zijn de vulpistolen op de tankstations voorzien van dezelfde
symbolen. Tank alleen de toegestane
brandstofsoort.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankvulklep zit achteraan aan de
linkerzijde van de auto.
De tankvulklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
Ontgrendel de tankvulklep door tegen
de klep te duwen.
Benzine en diesel tanken Open de dop door deze langzaam
linksom te draaien.Hang tijdens het tanken de tankdop
aan de haak aan de binnenzijde van
de tankvulklep.
Plaats het pistool recht op de vulpijp
en druk het met iets kracht erin.
Schakel om te tanken het vulpistool in.
Na de automatische afslag kunt de
tank nog afvullen door nog maximaal
tweemaal het vulpistool te activeren.
Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Page 187 of 269
Rijden en bediening185Sluit de tankdop door deze rechtsom
te draaien.
Sluit de klep en zorg dat deze vast‐
klikt.
Lpg tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
Vuladapter
Aangezien vulsystemen niet gestan‐
daardiseerd zijn, hebt u verschillende
adapters nodig. Deze zijn verkrijg‐baar bij Opel Partners en Opel
Service Partners.ACME-adapter: België, Duitsland,
Ierland, Luxemburg, Zwitserland
DISH-adapter: Bosnië-Herzegovina,
Bulgarije, Denemarken, Estland,
Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië,
Letland, Litouwen, Macedonië,
Oostenrijk, Polen, Portugal, Roeme‐
nië, Zweden, Zwitserland, Servië,
Slowakije, Slovenië, Tsjechische
Republiek, Turkije, Oekraïne, Honga‐ rije
Bajonetadapter: Nederland, Noorwe‐
gen, Spanje, Verenigd Koninkrijk
EURO-adapter: Spanje
Page 188 of 269

186Rijden en bedieningDe vulklep voor lpg zit achter de tank‐dop.
Schroef de dop van de vulpijp.
Schroef de vereiste adapter handvast op de vulpijp.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Zet
de borghendel van het vulmondstuk
in de vergrendelde stand.
DISH-adapter: Plaats het vulmond‐
stuk in de adapter. Zet de borghendel van het vulmondstuk in de vergren‐
delde stand.
Bajonetadapter: Plaats het vulmond‐
stuk op de adapter en draai het een
kwartslag. Zet de borghendel van het
vulmondstuk in de vergrendelde
stand.
EURO-adapter: Duw het vulmond‐
stuk op de adapter. Zet de borghen‐ del van het vulmondstuk in de
vergrendelde stand.
Druk op de knop van het toevoerpunt voor vloeibaar gas. Het vulsysteem
stopt of begint langzaam te lopen
wanneer 80 % van het tankvolume is
bereikt (maximaal vulpeil).
Laat de knop op het vulsysteem los
om het bijtanken te stoppen. Ontgren‐
del de vergrendelhefboom en verwij‐
der het vulmondstuk. Een kleine
hoeveelheid vloeibaar gas kan
ontsnappen.
Verwijder de adapter en leg deze in
de auto.
Breng de tankdop aan, zodat er geen vreemde voorwerpen in de vulope‐
ning en het systeem komen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het
systeem is het ontsnappen van
vloeibaar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onver‐
mijdelijk. Niet inademen.
9 Waarschuwing
Om veiligheidsredenen mag de
vloeibaar-gastank maar tot 80%
worden gevuld.
De combiklep op de lpg-tank beperkt
de vulhoeveelheid automatisch. Bij
meer bijtanken wordt geadviseerd om
de auto niet in de zon te zetten totdat het overschot verbruikt is.
Twaalf minuten na uitschakeling van
het contact wordt het tankvulsysteem uitgeschakeld. Om het te herstarten
moet u het contact in- en weer
uitschakelen.
Tankdop Gebruik uitsluitend originele tankdop‐pen.
Page 189 of 269

Rijden en bediening187Auto's met een dieselmotor hebben
een speciale tankdop.Trekhaak
Algemene informatie De van fabriekswege gemonteerde
trekhaak wordt onder de achterbum‐
per ingeklapt.
Het achteraf monteren van een trek‐
haak door een werkplaats laten
uitvoeren. Indien nodig wijzigingen in
de auto aanbrengen, zoals in het
koelsysteem, de hitteschilden of
andere uitrusting. Alleen trekhaken
gebruiken die voor uw auto zijn goed‐
gekeurd.
Om schade aan de auto te voorko‐
men kan de elektrische achterklep
niet met de handzender worden
bediend wanneer er een aanhanger
elektrisch is aangesloten.
De lamp-uitvaldetectie van het
aanhangerremlicht kan geen uitval
van een afzonderlijke lamp detecte‐ ren. Bij bijv. vier lampen van elk 5 W
wordt er pas uitval geconstateerd,
wanneer slechts één lamp van 5 W
aan blijft of geen van de lampen.Door montage van een trekhaak
wordt de opening voor het sleepoog
mogelijk afgedekt. Maak in dat geval
gebruik van een kogelstang.
Rijgedrag en aanhangertips
Alvorens een aanhangwagen aan te
koppelen, de kogel van de trekhaak
smeren. Bij gebruik van een trillings‐
demper die slingerbewegingen
dempt en op de koppelingskogel
inwerkt, mag de kogel niet worden
gesmeerd.
Rijd niet sneller dan 80 km/u bij het
trekken van een aanhanger. Een
maximumsnelheid van 100 km/u is
alleen mogelijk als een trillingsdem‐
per wordt gebruikt en het toegestane
maximale aanhangergewicht niet
boven het leeggewicht van het voer‐
tuig komt.
Gebruik van een trillingsdemper
wordt sterk aanbevolen bij aanhan‐
gers met een geringe rijstabiliteit en
caravans.
Als de aanhanger begint te slingeren, langzamer gaan rijden, niet tegenstu‐
ren en indien nodig krachtig remmen.
Page 190 of 269

188Rijden en bedieningBergafwaarts dezelfde versnelling
inschakelen als bergopwaarts en
ongeveer dezelfde snelheid aanhou‐
den.
Bandenspanning instellen op de
waarde voor maximale belading
3 248.
Aanhanger trekken
Trekgewicht Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht hangt af van de auto en de
motor en mag niet worden overschre‐
den. Het werkelijke trekgewicht is het verschilt tussen het werkelijke totaal‐
gewicht van de aanhanger en het
werkelijke kogelgewicht in aangekop‐ pelde toestand.
Het maximaal toelaatbare trekge‐
wicht staat in de autopapieren
vermeld. Dit geldt over het algemeen
voor hellingspercentages tot max. 12
%.
De toelaatbare aanhangerbelasting
geldt voor de vermelde hellingshoek
en op zeeniveau. Omdat het motor‐
vermogen bij toenemende hoogtedoor de ijlere lucht daalt en het klim‐
vermogen daardoor afneemt, moet
het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht voor iedere 1000 m aan hoogte
met 10 % worden verminderd. Bij
ritten op wegen met een gering
hellingspercentage (minder dan 8 %,
bijv. snelwegen) hoeft het maximaal
toelaatbare treingewicht niet te
worden verminderd.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht mag niet worden overschreden.
Het maximaal toelaatbare treinge‐
wicht staat op het typeplaatje 3 237
vermeld.
Kogeldruk De kogeldruk is de kracht waarmee
de aanhanger op de koppelingskogel
drukt. De gewichtsverdeling bij het
laden van de aanhanger is van
invloed op de kogeldruk.
De maximaal toelaatbare kogeldruk
van 50 kg staat op het typeplaatje van de trekhaak en in de autopapieren
vermeld. Altijd de maximale kogeld‐
ruk nastreven, vooral bij zware
aanhangers. Nooit rijden met een
kogeldruk lager dan 25 kg.Achterasbelasting
Bij een aangekoppelde aanhanger en een maximale belading van de auto,mag de toelaatbare achterasbelas‐
ting (zie typeplaatje of autopapieren)
worden verhoogd met 60 kg, maar het
toelaatbare totaalgewicht mag niet
worden overschreden. Wordt de
toelaatbare achterasbelasting over‐
schreden, dan geldt een snelheidsli‐
miet van 100 km/u.
TrekhaakVoorzichtig
Bij het rijden zonder aanhanger, de kogelstang demonteren.
Opbergen kogelstang
De zak met de trekhaak is opgebor‐
gen op de vloerplaat van de bagage‐
ruimte.
Page 191 of 269
Rijden en bediening189
Voer de band door het achterste sjor‐oog rechts, wikkel de band twee keer
om de zak en trek de band aan om de zak vast te zetten.
Bevestiging van de kogelstang
Klap de aanhangeraansluiting
omlaag. Afsluitplug uit kogelstango‐
pening trekken en opbergen.
Spanstand kogelstang controleren ● Het rode merkteken op de draai‐ knop moet naar het groene merk‐
teken op de kogelstang gericht
zijn.
● De opening tussen de draaiknop en de kogelstang moet ca.
6 mm bedragen.
● De sleutel moet in stand c staan.
Anders moet de kogelstang vóór het
monteren worden aangespannen:
● Ontgrendel de kogelstang door
de sleutel naar stand c te
draaien.
Page 192 of 269

190Rijden en bediening●Trek de draaiknop naar buiten en
draai deze zo ver mogelijk
rechtsom.
Kogelstang monteren
Aangespannen kogelstang in de
kogelstangopening steken en stevig
omhoogduwen totdat deze hoorbaar vastklikt.
De draaiknop springt automatisch
terug in de uitgangspositie en rust zonder speling tegen de kogelstang.
9 Waarschuwing
Draaiknop bij het monteren niet
aanraken.
Vergrendel de kogelstang door de
sleutel naar stand e te draaien. Sleu‐
tel verwijderen en beschermkapje dichtdrukken.
Oog voor veiligheidskabel
Veiligheidskabel aan oog vasthaken.
Correcte montage van de kogelstang
controleren
● Het groene merkteken op de draaiknop moet naar het groenemerkteken op de kogelstang
gericht zijn.
● Tussen de draaiknop en de kogelstang mag geen spelingzitten.
● De kogelstang moet stevig in de kogelstangopening vergrendeld
zijn.
● De kogelstang moet zijn en de sleutel moet verwijderd zijn.9Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is
alleen toegestaan bij een correct
gemonteerde kogelstang. Als u de kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐ plaats inroepen.