De essentie
Hoe werkt de verwarming en frisse lucht? Afb. 57
In de middenconsole: bedieningselemen-
ten v oor
verwarming en ventilatie. De betreffende toets indrukken om een con-
c
r
et e f
unctie in te schakelen. Om de functie
uit te schakelen, nogmaals op de toets druk-
ken. De led in elk bedieningselement gaat bran-
den om aan te geven d
at de betreffende
functie van een bedieningselement ingescha-
keld is.
1TemperatuurDraai aan de regelknop om de temperatuur in te stellen. De gewenste temperatuur mag niet lager zijn dan voor buiten, omdat dit systeem de
lucht niet kan koelen of ontvochtigen.
2VentilatorNiveau 0: aanjager en verwarmingssysteem en ventilatie uitgeschakeld
Niveau 6: maximum ventilatorsnelheid
3LuchtverdelingDraai de regelknop continu om de luchtstroom naar de gewenste plek te leiden.
OntwasemingsfunctieDe luchtstroom wordt naar de voorruit geleid.
De lucht wordt via de roosters in het dashboard naar het bovenlichaam geleid.
48
De essentie
Noodgevallen Z ek
erin g
en
Plaats van de zekeringen Afb. 64
In het dashboard aan bestuurderszij-
de: dek sel
v
an de zekeringenhouder. Afb. 65
In de motorruimte: deksel van de ze-
k erin
genhouder
. Onder het dashboard
D
e z
ek
eringenkast bevindt zich achter de op-
berglade ››› afb. 64.
In de motorruimte
Druk op de vergrendelingsclips voor het ont-
grendelen van de zekeringenhouder ››› afb.
65.
Onderscheid maken met de kleuren van de
zekeringen onder het dashboard
KleurStroomsterkte
Zwart1
Lila3
Lichtbruin5
Bruin7,5
Rood10
Blauw15
Geel20
Wit of transparant25
Groen30
Oranje40
››› in Inleiding tot thema op pag. 95
›››
pag. 95 Een doorgebrande zekering vervangen
Afb. 66
Voorbeeld van een doorgebrande ze-
k erin
g. Voorbereidingen
● Schakel het contact, de lichten en alle elek-
tri s
che ap
paratuur uit.
● Open de desbetreffende zekeringenhouder
››› p
ag. 95.
Een doorgebrande zekering herkennen
U kunt een doorgebrande zekering herken-
nen aan de gesmolten metalen draad ››› afb.
66. » 53
Vastzetten
– Vei
ligheid sg
ordel juist omgespen ››› pag.
70.
– Blijf met beide voeten in de voetenruimte
zitten z
odat u altijd de wagen onder contro-
le hebt.
Bestuurdersstoel verstellen ››› pag. 150. ATTENTIE
● Een v erk
eerde zithouding van de bestuur-
der kan ernstig lichamelijk letsel als gevolg
hebben.
● Bestuurdersstoel zo verstellen dat er ten-
minste 25 c
m ruimte is tussen uw borstkas en
het midden van het stuurwiel ››› afb. 81. Als u
dichterbij zit dan 25 cm, kunnen de airbags
geen goede bescherming geven.
● Als u vanwege uw lichaamsbouw niet de
minimale af
stand van 25 cm kunt aanhouden,
dient u contact met een gespecialiseerde
werkplaats op te nemen waar zij u kunnen
helpen en nagaan of het nodig is om bepaal-
de speciale wijzigingen aan te brengen.
● Het stuurwiel tijdens het rijden altijd met
beide handen va
sthouden aan de buitenzijde
van het stuurwiel op kwart over negen. Hier-
door wordt de kans op lichamelijk letsel bij
een airbagactivering gereduceerd.
● Houd het stuurwiel nooit op 12 uur of in
een andere stand (b
ijv. in het midden van het
stuurwiel) vast. In zulke gevallen kunnen bij
activering van de bestuurdersairbag zware
letsels aan uw armen, handen en hoofd wor-
den toegebracht. ●
Om het ris ic
o op lichamelijk letsel voor de
bestuurder bij plotseling remmen of een on-
geval te reduceren, nooit met sterk naar ach-
teren gekantelde rugleuningen rijden! De op-
timale beschermende werking van de airbags
en van de veiligheidsgordel wordt alleen be-
reikt wanneer de rugleuning lichtjes hellend
staat en de bestuurder de veiligheidsgordel
goed heeft omgegespt.
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
beschermende w
erking te bereiken. Stuurwiel afstellen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 15. ATTENTIE
● Stuurw iel
alleen bij stilstaande wagen af-
stellen - gevaar voor ongelukken!
● Druk de hendel stevig omhoog om ervoor te
zorgen d
at de stand van het stuurwiel niet
per ongeluk wijzigt tijdens het rijden - gevaar
op ongelukken!
● Zorg ervoor dat u het bovenste gedeelte
van het st
uur kunt bereiken en stevig kunt
vastnemen: gevaar op ongelukken!
● Als u het stuurwiel meer richting uw ge-
zicht w
ilt verstellen, beperkt u daarmee de
beschermende werking van de bestuurders-
airbag in geval van een aanrijding. Wees er
zeker van dat het stuurwiel naar het borst-
been is gekeerd. Juiste zithouding van de bijrijder
Voor uw eigen veiligheid en om het gevaar
op lichamelijk
l
etsel bij een ongeval te ver-
mijden, raden wij onderstaande aan de bijrij-
der aan:
– Bijrijdersstoel zover mogelijk naar achteren
versc
huiven ››› .
– Rugleuning lichtjes hellend zetten zodat uw
rug geheel t e
gen de rugleuning ligt.
– Hoofdsteun zo verstellen dat de bovenzijde
van de hoofds
teun in lijn ligt met het bo-
venste gedeelte van uw hoofd ››› pag. 68.
– Beide voeten in de voetenruimte voor de
bijrijders s
toel laten.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ›››
p
ag.
70.
De bijrijdersairbag kan in uitzonderlijke ge-
vallen uitgeschakeld worden ›››
pag. 80.
Bijrijdersstoel verstellen ›››
pag. 150. ATTENTIE
● Een v erk
eerde zithouding van de bijrijder
kan ernstig lichamelijk letsel als gevolg heb-
ben.
● Bijrijdersstoel zo verstellen dat er ten min-
ste 25 cm ruimt
e is tussen uw borstbeen en
het dashboard. Als u dichterbij zit dan 25 cm,
kunnen de airbags geen goede bescherming
geven. 66
Veilig rijden
●
Als u
vanwege uw lichaamsbouw niet de
minimale afstand van 25 cm kunt aanhouden,
dient u contact met een gespecialiseerde
werkplaats op te nemen waar zij u kunnen
helpen en nagaan of het nodig is om bepaal-
de speciale wijzigingen aan te brengen.
● De voeten tijdens het rijden altijd in de voe-
tenruimte houden - le
g uw voeten nooit op
het dashboard of de stoelen en steek ze nooit
uit het raam! Door een verkeerde zithouding
stelt u zich bij remmen of een aanrijding
bloot aan een verhoogd risico op lichamelijk
letsel. Bij een activering van de airbag kunt u
door een verkeerde zithouding levensgevaar-
lijk gewond raken.
● Om het risico op lichamelijk letsel voor de
bijrijder bij plot
seling remmen of een ongeval
te reduceren, nooit met sterk naar achteren
gekantelde rugleuningen rijden! De optimale
beschermende werking van de airbags en de
veiligheidsgordel wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning lichtjes hellend staat en
de bijrijder de veiligheidsgordel goed heeft
omgegespt. Hoe meer de rugleuning naar
achteren gekanteld is, hoe groter het gevaar
op lichamelijk letsel door een verkeerd gor-
delverloop of verkeerde zithouding!
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
beschermende w
erking te bereiken. Juiste zithouding van de passagiers
op de s
t
oel en ac
hterin Om het gevaar op lichamelijk letsel bij plot-
seling remmen of
een on
geval te verminde-
ren, moeten de passagiers op de stoelen
achterin op het volgende letten:
– Ga rechtop zitten.
– Stel de hoofdsteunen in de correcte positie
››› p
ag. 69.
– Beide voeten in de voetenruimte voor de
achterbank
laten.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ›››
p
ag.
70.
– Een geschikt kinderzitje gebruiken wanneer
u kinderen in de wag
en meeneemt ›››
pag.
83. ATTENTIE
● Een v erk
eerde zithouding van de passa-
giers op de bank kan ernstig lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
beschermende w
erking te bereiken.
● De optimale beschermende werking van de
veiligheidsg
ordels wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning in een rechte stand staat
en de inzittenden van de wagen de veilig-
heidsgordel goed hebben omgegespt. Zitten
de passagiers op de stoelen achterin niet
rechtop, dan is het gevaar op lichamelijk let- sel door een verkeerd verloop van de veilig-
heidsgor
del
groter. Voorbeelden van een verkeerde zit-
houding
Veiligheidsgordels kunnen alleen bij een
juist
verloop van de gordelband hun optima-
le beschermende werking bieden. Verkeerde
zithoudingen reduceren de beschermende
werking van de veiligheidsgordels aanzien-
lijk en vergroten het risico op lichamelijk let-
sel door een verkeerd verloop van de gordel-
band. Als bestuurder draagt u de verantwoor-
delijkheid voor uzelf, uw bijrijders en in het
bijzonder voor kinderen die u in uw wagen
vervoert.
– Sta nooit toe dat iemand tijdens het rijden
een verk eer
de zithouding inneemt in de
wagen ››› .
Hiern a w
ordt
een aantal verkeerde zithoudin-
gen opgesomd, die voor alle inzittenden van
de wagen gevaarlijk kunnen zijn. Deze op-
somming is niet volledig. Wij willen hiermee
uw aandacht vestigen op dit onderwerp.
Daarom wanneer de wagen in beweging is:
● nooit in de wagen staan,
● nooit op de stoelen staan,
● nooit op de stoelen knielen, »
67
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Vastzetten
● nooit u
w rugl eu
ning sterk naar achteren
kantelen,
● nooit tegen het dashboard leunen,
● nooit op de achterbank liggen,
● nooit op het puntje van de stoel gaan zit-
ten,
● nooit dwar
s op de stoel gaan zitten,
● nooit uit de ramen leunen,
● nooit de voeten in de ruitopeningen hou-
den,
● nooit de voeten op het dashboard leggen,
● nooit de voeten op de zitting leggen,
● nooit iemand in de voetenruimte plaats la-
ten nemen,
● nooit z
onder omgegespte veiligheidsgordel
op een zitpl
aats meerijden,
● nooit iemand in de kofferruimte mee laten
rijden. ATTENTIE
● Elke v erk
eerde zithouding vergroot het risi-
co op ernstig lichamelijk letsel. Door verkeer-
de zithoudingen stellen de inzittenden zich
bloot aan levensgevaarlijke risico's op licha-
melijk letsel wanneer de airbags worden ge-
activeerd en daarbij een inzittende treffen die
een verkeerde zithouding heeft ingenomen.
● Neem vóór het rijden de juiste zithouding
aan en blijf tijdens
het rijden altijd zo zitten.
Vóór elke rit de bijrijders erop wijzen de juiste
zithouding aan te nemen en deze zithouding tijdens het rijden ook aan te houden
››› p
ag.
65, Juiste zithouding van de inzittenden . Juiste stand van de hoofdsteunen
voorin
Afb. 83
Juist afgestelde stand van de hoofd-
s t
eu n,
van voren en opzij gezien. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 13.
De juiste stand van de hoofdsteunen maakt
een belangrijk deel uit van de bescherming
van de inzittenden en kan verwondingen
voorkomen in de meeste ongevalssituaties.
● Stel de hoofdsteun zo in dat de bovenzijde
ervan minimaal
op ooghoogte ligt. De beste
stand is echter op gelijke hoogte met de bo-
venzijde van uw hoofd ››› afb. 83. ATTENTIE
● Rijden met v er
wijderde of niet juist afge-
stelde hoofdsteunen verhoogt het risico op
zwaar lichamelijk letsel. Het verkeerd afstel-
len van de hoofdsteunen kan leiden tot fatale
letsels bij ongeval en verhoogt het risico op
letsels bij bruusk remmen of onverwachte
manoeuvres.
● De hoofdsteunen moeten altijd de juiste
stand hebben n
aargelang de lichaamslengte
van de inzittenden. 68
Veiligheidsgordels
Frontale botsingen en natuurkundige
w ett
en Afb. 88
De niet-vastgegespte bestuurder
vlie g
t n
aar voren. Afb. 89
De niet-vastgegespte passagier op
een z
itp l
aats achterin vliegt naar voren op de
vastgegespte bestuurder. Het natuurkundige principe van een frontale
bots
in
g i s
gemakkelijk te verklaren: zodra de
wagen in beweging is gekomen, ontstaat zo-
wel bij de wagen als bij de inzittenden van de wagen bewegingsenergie, de zogenaamde
"kinetisc
he energie".
De kracht van de "kinetische energie" is sterk
afhankelijk van de snelheid van de wagen,
het gewicht van de wagen en van de inzitten-
den. Hoe hoger, hoe meer energie "geabsor-
beerd" moet worden bij een ongeval.
De snelheid van de wagen is echter de be-
langrijkste factor. Als bijv. de snelheid wordt
verdubbeld van 25 km/u (15 mph) naar 50
km/u (30 mph), wordt de overeenstemmen-
de kinetische energie verviervoudigd!
Omdat de inzittenden van de wagen in ons
voorbeeld geen veiligheidsgordels dragen,
wordt bij een botsing de totale bewegings-
energie van de inzittenden van de wagen al-
leen door de botsing afgebouwd.
Zelfs als u niet sneller rijdt dan 30 km/u (19
mph) en 50 km/u (30 mph), komen er bij een
botsing krachten vrij op het lichaam die al
snel een ton (1.000 kg) kunnen overschrij-
den. De op uw lichaam werkende krachten
worden bij hogere snelheden zelfs nog ster-
ker.
Inzittenden van de wagen die hun veilig-
heidsgordels niet hebben omgegespt, zijn
dus niet met de wagen "verbonden". Bij een
frontale botsing zullen deze personen dus
met dezelfde snelheid verder bewegen als
waarmee de wagen zich voor de botsing
heeft bewogen! Dit voorbeeld geldt niet al- leen voor frontale botsingen, maar ook bij al-
le andere soort
en botsingen en aanrijdingen.
Al bij lage botssnelheden komen op het li-
chaam krachten vrij die niet meer met de
handen kunnen worden afgeweerd. Bij een
frontale botsing worden niet-vastgegespte in-
zittenden naar voren geslingerd en stoten zij
ongecontroleerd tegen delen in het interieur,
zoals b.v. het stuurwiel, het dashboard en de
voorruit ››› afb. 88.
Ook voor inzittenden op de zitplaatsen ach-
terin is het belangrijk de gordel juist om te
gespen omdat zij bij een aanrijding ongecon-
troleerd door de wagen worden geslingerd.
Een niet-vastgegespte passagier op een zit-
plaats achterin brengt niet alleen zichzelf,
maar ook de bestuurder en/of voorpassagier
die voorin zitten in gevaar ››› afb. 89.
73
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Vastzetten
Hoofdairbags* Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 17. ATTENTIE
● Om de hoofdairb ag
s hun volledige bescher-
mende werking te laten bieden, moeten de
veiligheidsgordels ervoor zorgen dat de juis-
te zithouding tijdens het rijden altijd blijft be-
houden.
● Om veiligheidsredenen dient de hoofdair-
bag verp
licht te worden uitgeschakeld bij wa-
gens die met een scheidingsnet uitgerust
zijn. Laat de airbag uitschakelen bij uw dea-
ler.
● Tussen de inzittenden van de wagen en het
werking
sgebied van de hoofdairbags mogen
zich geen andere personen, dieren of voor-
werpen bevinden zodat de airbag ongehin-
derd kan worden ontvouwen en zijn maximale
beschermende werking kan bieden. Daarom
mogen aan de ruiten in geen geval zonwerin-
gen worden bevestigd die niet uitdrukkelijk
voor uw wagen zijn goedgekeurd.
● Aan de kledinghaken in de wagen mag uit-
sluitend kl
eding met weinig gewicht worden
opgehangen. In de zakken van de kleding-
stukken mogen geen zware en scherpe voor-
werpen zitten. Bovendien mogen voor het op-
hangen van de kleding geen kleerhangers
worden gebruikt.
● De beschermende werking van de airbags
geldt s
lechts voor één aanrijding en nadat ze geactiveerd zijn geweest, moeten ze vervan-
gen wor
den.
● A
lle werkzaamheden aan de hoofdairbag
en het uit- en inbouw
en van onderdelen van
het systeem vanwege reparatiewerkzaamhe-
den (bijv. verwijderen van de hemelbekle-
ding) mogen alleen in de werkplaats van een
officiële dealer worden uitgevoerd. Anders
kunnen er storingen in de werking van de air-
bags optreden.
● Aan de delen van het airbagsysteem mag
geen enkele
verandering worden aange-
bracht.
● De aansturing van de zij- en hoofdairbags
gebeurt
met sensoren die zich bevinden aan
de binnenzijde van de voorportieren. Om de
correcte werking van de zij- en hoofdairbags
te garanderen, mogen noch de portieren,
noch de portierpanelen gewijzigd worden
(bijv. door naderhand luidsprekers in te bou-
wen). Indien schade aangebracht wordt aan
het voorportier kan de correcte werking van
het systeem aangetast worden. Alle werk-
zaamheden aan het voorportier moeten door
de werkplaats van een officiële dealer uitge-
voerd worden. Airbags buiten werking stellen
V oor
airb ag b
uiten werking stellen Afb. 92
Controlelampje in het dashboard voor
de uits c
h ak
eling van de voorairbag van de
voorpassagier.
Gaat branden in het instru-
mentenpaneel
Storing in het
systeem van air- bags en gordel- spanners.Laat het systeem onmiddellijk door
een specialist controleren.
Gaat branden in het dashboard
Storing in het
airbagsysteem.Laat het systeem onmiddellijk door
een specialist controleren.
Voorairbag van
de voorpassa-
gier buiten werk-
ing gesteld.Controleer of de airbag uitgescha-
keld moet blijven.80
Airbagsysteem
Gaat branden in het dashboard
Frontairbag van
de bijrijder in
werking.Het controlelampje gaat uit na ca.
60 seconden nadat het contact is in-
geschakeld of na inschakelen van
de voorairbag van de bijrijder via de
sleutelschakelaar.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige c
ontr
ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Indien de voorairbag van de bijrijder uitge-
schakeld is en het controlelampje
niet blijft branden , of brandt
samen met het controlelampje van het in-
strumentenpaneel, kan het zijn dat er een
storing aanwezig is in het airbagsysteem
››› .
D e airb
ags
mogen uitsluitend worden uitge-
schakeld in specifieke gevallen, bijv. wan-
neer:
● er een kinderzitje op de bijrijdersstoel ge-
bruikt moet wor
den waarin het kind tegen de
rijrichting in gaat zitten (in enkele landen
moet het kind t.g.v. afwijkende nationale
voorschriften in rijrichting gaan zitten)
››› pag. 84,
● het, ondanks het feit dat de stand van de
bestuur
dersstoel correct is, onmogelijk is om
de minimale afstand van 25 cm tussen het centrum van het stuur en de borstkas te be-
houden,
●
er speciale toestellen moeten worden geïn-
stall
eerd in de zone van het stuur, omdat er
een mindervalide persoon meerijdt,
● u speciale stoelen laat installeren (bijv. een
orthopedisc
he stoel zonder zij-airbags).
U kunt de voorste bijrijdersairbag uitschake-
len met de schakelaar ››› pag. 82.
Geadviseerd wordt om naar een officiële
SEAT dealer te gaan als andere airbags uitge-
schakeld moeten worden.
Controle airbagsysteem
De werking van het airbagsysteem wordt
elektronisch gecontroleerd, ook als een air-
bag niet is aangesloten.
Als het airbagsysteem werd uitgeschakeld
door middel van een diagnosesysteem: ● nadat het contact is ingeschakeld, gaat het
lampje
van het airbagsysteem gedurende
ongeveer 4 seconden branden en vervolgens
ongeveer 12 seconden knipperen.
Als het airbagsysteem is uitgeschakeld door
middel van de airbagschakelaar aan de kant
van het instrumentenpaneel:
● nadat het contact is ingeschakeld, gaat het
control
elampje van de airbag gedurende
ongeveer 4 seconden branden, ●
Als de airb
ag uitgeschakeld is, wordt dit
aangegeven door het lampje dat zal
oplichten in het opschrift
in het midden van het instrumentenpaneel
››› afb. 93. ATTENTIE
In geval van storing van het airbagsysteem, is
het mogelijk d
at de airbag moeilijk, helemaal
niet of onverwacht afgaat. Dit kan ernstig of
zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
● Laat het airbagsysteem onmiddellijk door
een gespec
ialiseerde werkplaats nakijken.
● Monteer nooit een kinderzitje op de voor-
stoel, of
verwijder het ingebouwde kinderzi-
tje! De voorairbag van de voorpassagier zou
ondanks het defect af kunnen gaan bij een
aanrijding. VOORZICHTIG
Let altijd op de brandende controlelampjes
en neem de daarbij behor ende be
schrijvingen
en aanwijzingen in acht om geen schade aan
de wagen te veroorzaken. Let op
● Neem de in uw land g el
dende voorschriften
betreffende de deactivering van airbags in
acht.
● Bij uw officiële SEAT-dealer kunt u informa-
tie verkrij
gen over de airbags die in uw wagen
kunnen worden gedeactiveerd. 81
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten