Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Uitparkeren met het inparkeersys-
t eem (enk
el
in geval van rechte par-
keerplaatsen) Afb. 214
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: een r
echte parkeerplaats verlaten. Legenda van
afb. 214
:
Aut
o geparkeerd
Eigen auto met ingeschakelde achteruit-
versnelling
Voortgangsbalk om de nog af te leggen
afstand aan te geven
Aanwijzing van de voorgestelde ma-
noeuvre voor het uitparkeren
Vereiste voorwaarden om uit te parkeren met
het inparkeersysteem ● Enkel voor rechte parkeerplaatsen
● De aandrijfslipregeling (ASR) moet inge-
sc h
akeld zijn ››› pag. 184.
1 2
3
4 ●
Len
g
te van de parkeerplaats: lengte van de
auto + 0.5 meter
● Niet harder rijden dan ca. 7 km/u (4 mph)
bij het uitp
arkeren.
Uitparkeren
Voer de volgende handelingen uit:
In het geval van rechte parkeerplaatsen
1.Er moet voldaan zijn aan de vereiste voorwaar-
den om te kunnen uitparkeren met het inparkeer-
systeem ››› pag. 243.
2.Zet de motor aan ››› pag. 173.
3.
Druk op de toets ››› afb. 209.
Als het systeem is ingeschakeld, brandt een con-
trolelampje in de toets .
4.Schakel het knipperlicht in van de zijde van de
weg waar u de parkeerplaats wenst te verlaten.
5.Schakel de achteruitversnelling in of zet de keu-
zehendel in stand R.
In het geval van rechte parkeerplaatsen
6.
Laat het stuur los ››› in Inleiding tot thema op
pag. 237.
Let op het volgende bericht: Stuurhulp ac-
tief. Let op de omgeving.
Terwijl u de omgeving goed in het oog houdt, ac-
celereert u voorzichtig tot maximaal 7 km/u (4
mph).
Bij het uitparkeren neemt het systeem enkel het
sturen over. Als bestuurder moet u accelereren,
zo nodig koppelen, van versnelling veranderen
en remmen.
7.
Keer terug tot het continue signaal van de ParkPi-
lot klinkt.
OF: rijd achteruit tot op het scherm van het in-
strumentenpaneel de aanwijzing voor vooruitrij-
den verschijnt.
De voortgangsbalk ››› afb. 214 3 geeft de af-
stand aan die moet worden afgelegd ››› pag. 241.
8.
Trap het rempedaal in tot het inparkeersysteem
klaar is met draaien aan het stuur.
OF: trap het rempedaal in tot het symbool op
het scherm van het instrumentenpaneel uitgaat.» 243
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
●
Bij wag en
s zonder informatiesysteem voor
de bestuurder kunt u de parameters laten
aanpassen bij een officiële SEAT-dealer of in
een gespecialiseerde werkplaats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhang
er ››› pag. 249.
● De grafische weergave op het display van
het Ea
sy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Hulp bij het achteruit parkeren*
De parkeerhulp achter assisteert de bestuur-
der tijden
s
het
manoeuvreren en inparkeren
middels akoestische meldingen.
Beschrijving
De bumper achter is voorzien van sensoren.
Zodra deze een obstakel detecteren, wordt
dat akoestisch gemeld.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, vuil enz., omdat dan de
werking van het systeem negatief wordt beïn-
vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 269.
Het detectiebereik van de sensoren achter-
aan is ongeveer:
zijkant0.60 m
centrale zone1.60 m Naarmate een obstakel wordt genaderd,
w
or
dt
het interval tussen de akoestische sig-
nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n
0,30 m bent genaderd, hoort u een constant
signaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)
››› in Algemeen op pag. 244,
››
›
in Alge-
meen op p ag. 245
!
A
ls u afstand houdt tot het obstakel, wordt
het waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-
conden gereduceerd (niet van toepassing op
de toon van het constante signaal).
In-/uitschakelen
Bij het kiezen van de achteruit wordt de par-
keerhulp automatisch ingeschakeld. Dit
wordt bevestigd met een kort akoestisch sig-
naal.
Wanneer de achteruitversnelling wordt ge-
schakeld, wordt de parkeerhulp onmiddellijk
uitgeschakeld. Parkeerhulp plus* Afb. 215
Weergegeven gedeelte. De parkeerhulp plus assisteert u akoestisch
en
v
i
sueel bij het inparkeren.
De voor- en achterbumpers beschikken over
geïntegreerde sensoren. Zodra ze een obsta-
kel detecteren, wordt dat gemeld met ge-
luidssignalen en visueel in het Easy Connect-
systeem.
Bij gevaar van botsing aan de voorzijde van
de auto klinken de geluidssignalen vooraan,
bij gevaar van botsing aan de achterzijde van
de auto klinken ze achteraan.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, vuil enz., omdat dan de
werking van het systeem negatief wordt beïn-
vloed. Reinigingsinformatie ››› pag. 269.
Het detectiebereik van de sensoren zijn on-
geveer:
246
Bedienen
Automatische activering Afb. 217
Miniatuurweergave van de automati-
s c
he activ
ering Zodra de Parkeerhulp Plus automatisch wordt
g
e
activ
eerd, wordt een miniatuurweergave
van de wagen en de segmenten weergege-
ven aan de linkerzijde van het display ››› afb.
217.
De automatische activering vindt plaats wan-
neer een voorwerp dat zich voor de wagen
bevindt langzaam wordt genaderd. Ze func-
tioneert enkel wanneer de snelheid voor het
eerst wordt verlaagd tot onder circa 10 km/u
(6 mph).
Als de parkeerhulp wordt uitgeschakeld via
de toets , moet vervolgens als volgt te
werk worden gegaan om deze weer in te
schakelen naar automatische activering:
● Schakel het contact uit en weer aan. ●
OF: ver
snel met de wagen tot boven 10
km/u (6 mph), om de snelheid weer tot on-
der deze grenswaarde terug te brengen.
● OF: plaats de keuzehendel in de stand P en
v
ervolgens weer uit deze stand.
● OF: schakel de automatische activering in
en uit
via het menu in het Easy Connect-sys-
teem.
De automatische activering met miniatuur-
weergave van de parkeerhulp kan worden in-
en uitgeschakeld in het Easy Connect-sys-
teem ›››
pag. 33:
● Contact inschakelen.
● Selecteer: toets > Setup
> Parkeren
en manoeuvreren .
● Selecteer de optie Automatische acti-
vering . Al
s
het vakje van de functietoets is
geactiveerd , is de functie ingeschakeld.
Als het systeem automatisch geactiveerd
werd, klinkt enkel een geluidssignaal wan-
neer de obstakels aan de voorzijde zich op
een afstand van minder dan 50 cm bevinden. VOORZICHTIG
De automatische inschakeling van de par-
keerhu lp w
erkt enkel indien men heel traag
rijdt. Als de rijstijl niet wordt aangepast aan
de omstandigheden, kan dit een ongeval met
ernstige letsels tot gevolg hebben. Segmenten voor visuele indicatie
Afb. 218
Weergave van parkeerhulp op het
di s
p
lay van het Easy Connect-systeem. Met behulp van de segmenten voor de wa-
g
en k
an de af
stand tot het obstakel worden
geschat.
De optische weergave van de segmenten
werkt op de volgende wijze:
worden weergegeven in-
dien het obstakel zich niet binnen het
traject van de wagen bevindt of indien in
tegengestelde richting ervan wordt gere-
den en het zich op meer dan 30 cm af-
stand van de wagen bevindt.
worden getoond indien de
obstakels zich binnen het traject van de
wagen bevinden op meer dan 30 cm af-
stand ervan.
worden getoond indien ze
zich op minder dan 30 cm afstand bevin-
den.
Witte segmenten:
Gele segmenten:
Rode segmenten:
248
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Met de radio's SEAT Media System Plus/Navi
S y
s
tem geeft een geel spoor bovendien het
verwachte traject van de wagen aan volgens
de draaihoek van het stuur.
Wanneer het obstakel zich in de rijrichting
van de wagen bevindt, is steeds het overeen-
komstige waarschuwingssignaal te horen.
Zodra de wagen een obstakel nadert, worden
de segmenten dichter bij de wagen weerge-
geven. Ten laatste bij het aanduiden van het
voorlaatste segment, betekent dit dat de
botszone bereikt is. In de botszone worden
obstakels in rood weergegeven, evenals ob-
stakels buiten de af te leggen weg. Niet door-
rijden (of achteruitrijden) ››› in Algemeen
op p ag. 244
, ›
›› in Algemeen op pag. 245 !
De aanwijzingen en akoestische sig-
n a
l
en aanpassen De indicaties en de akoestische signalen
k
u
nnen w
orden ingesteld in het Easy Con-
nect*-systeem.
Automatische activering
on – activeert de optie Automatische
activering ›››
pag. 248
off – deactiveert de optie Automati-
sche activering ››› pag. 248 Volume voor*
Het v
olume voorin en aan de zijkant.
Instellingen/scherpte van de klank voorin*
Toonregeling (frequentie) voor het voorste
gedeelte.
Volume achter*
Volume achterin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte.
Volume verlagen
Als de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver-
laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gekozen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het
in
s
chakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing niet is verdwenen voordat
het contact wordt uitgeschakeld, wordt ze
niet aangegeven de volgende keer dat de parkeerhulp wordt geactiveerd bij het scha-
kelen
van de achteruitversnelling.
Parkeerhulp plus*
Als er een storing is in de parkeerhulp, ver-
schijnt er een overeenkomstig bericht op het
instrumentenpaneel en gaat de led van de
toets knipperen.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool voor/achter de wagen. In geval
van een defect aan een sensor achter, wor-
den uitsluitend obstakels getoond in de zo-
nes A en
B
› ›
› afb
. 215. In geval van een
defect aan een sensor voor, worden uitslui-
tend obstakels getoond in de zones C en
D .
W ac
ht
niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkplaats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen.
Trekhaak Wanneer bij wagens met in de fabriek ge-
mont
eer
de tr
ekhaak de aanhangwagen op
elektrische wijze aangesloten is, worden de
sensoren achteraan voor de parkeerhulp niet
geactiveerd bij het inschakelen van de ach-
teruitversnelling, wanneer de keuzehendel in
stand R wordt gezet of de toets wordt in-
gedrukt. »
249
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Parkeerhulp plus
D e af
s
tand tot mogelijke obstakels aan de
achterzijde van de wagen wordt niet weerge-
geven op het scherm en wordt ook niet aan-
gegeven met geluidssignalen.
Op het display van het Easy Connect-systeem
worden enkel de objecten getoond die wor-
den gedetecteerd aan de voorzijde, terwijl de
weergave van het traject wordt verborgen.
Manoeuvreerremfunctie* 3 Enkel
geldig met Parkeerhulp Plus
D
e noodremfunctie dient om de kans op bot-
singen tot een minimum te beperken.
Afhankelijk van de uitrusting kan de manoeu-
vreerremfunctie bij actieve parkeerhulp het
noodremmen activeren wanneer een obsta-
kel met botsingsgevaar wordt waargenomen
op het traject, in elke rijrichting.
De functie zal niet remmen indien de parkeer-
hulp als gevolg van een automatische active-
ring ingeschakeld is. Voor de werking moet
de manoeuvreersnelheid hoger dan 2,5 km/u
en lager dan 10 km/u zijn.
Na een ingreep blijft de manoeuvreerrem-
functie inactief in dezelfde rijrichting gedu-
rende 5 meter. Na het veranderen van de ver-
snelling of stand van de keuzehendel is de
functie weer actief. De beperkingen van de
parkeerhulp zijn van toepassing. De manoeuvreerremfunctie wordt ingesteld
in het E
a
sy Connect-systeem met het menu
en de functietoetsen
S
ETUP en
P ark
er
en en manoeuvreren ●
on – maakt het gebruik van de manoeu-
vr
eerremfunctie mogelijk.
● off – maakt het
gebruik van de ma-
noeuvreerremfunctie niet mogelijk.
Tijdelijk uitschakelen van het noodremmen
● Wanneer de functie wordt uitgeschakeld
met de t oets
Manoeuvreerremfunctie op het
s c
herm
van Parkeerhulp van het Easy Con-
nect-systeem.
● Wanneer een van de portieren, de achter-
klep of
motorkap wordt geopend.
Achteruitrijsysteem "Rear View
Camera"* Ger
elateerde video Afb. 219
Veiligheid Veiligheidsaanwijzingen en gebruiks-
in
s
tructie
s ATTENTIE
● De ac ht
eruitrijhulp kan niet heel nauwkeu-
rig de afstand tot obstakels meten (personen,
voertuigen enz.) noch kan hiermee meer be-
reikt worden dan zonder de hulp. Daarom be-
staat er mogelijk gevaar voor ongevallen en
zware verwondingen als het achteloos of zon-
der de nodige aandacht wordt gebruikt. De
bestuurder moet altijd de omgeving nauw-
keurig observeren zodat de bewegingen in al-
le veiligheid gebeuren.
● De cameralens vergroot en vervormt het ge-
zicht
sveld en dit kan voorwerpen anders en
minder nauwkeurig weergeven op het scherm
dan ze in werkelijkheid zijn. Dit effect zorgt
ook voor een vervormde weergave van afstan-
den.
● Door de schermresolutie of door zwakke
lichtoms
tandigheden kunnen bepaalde voor-
werpen niet of slechts gedeeltelijk zichtbaar
zijn. Let speciaal op palen, afsluitingen, hek-
ken of kleine boompjes die de wagen kunnen
beschadigen doordat ze onzichtbaar zijn op
het scherm.
● De achteruitrijhulp heeft dode hoeken
waarin noch per
sonen of voorwerpen te zien
zijn (bijv. kleine kinderen, dieren of bepaalde
voorwerpen liggen mogelijk niet in zijn ge-
zichtsveld). Hou altijd goed de omgeving van
de wagen in het oog. 250
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
●
Houd de camer a
lens schoon en vrij van
sneeuw en ijs. Dek ze niet af.
● Ondanks het systeem moet de bestuurder
te al
len tijde opmerkzaam blijven. Controleer
altijd het parkeermanoeuvre en de omgeving
van de wagen. De snelheid en de rijstijl aan-
passen aan het zicht, het weer, het wegdek
en het verkeer.
● Laat u niet afleiden van het verkeer door de
beelden op het s
cherm.
● De beelden van de achteruitrijhulp op het
scherm
zijn slechts tweedimensionaal. Door
gebrek aan ruimtelijk dieptezicht is het mo-
gelijk dat uitstekende voorwerpen of putten
in het wegdek moeilijk of helemaal niet waar
te nemen zijn.
● De lading van de wagen beïnvloed de weer-
gave
van de geprojecteerde oriëntatielijnen.
De breedte van deze lijnen vermindert vol-
gens het niveau van de lading van de wagen.
Speciaal opletten voor de omgeving van de
wagen als het interieur of de bagageruimte
volgeladen is.
● Bij de volgende omstandigheden lijkt het of
voorw
erpen of andere voertuigen dichterbij of
verder weg zijn op het scherm dan in werke-
lijkheid. Let vooral op in de volgende geval-
len:
– Bij het overgaan van een vlakke onder-
grond naar een helling.
– Bij het overgaan van een helling naar een
vlakke ondergrond.
– Als achter in de wagen te veel lading ligt. –
Als
de wagen dichter bij voorwerpen
komt die niet op het grondoppervlak lig-
gen of die uitsteken vanaf een steunpunt
op de grond. Deze voorwerpen kunnen bij
het achteruitrijden buiten de gezichts-
veld van de camera vallen. Let op
● Het is
ook belangrijk om speciaal te letten
en voorzichtig te zijn als de bestuurder nog
niet met het systeem vertrouwd is.
● De achteruitrijhulp is niet beschikbaar in-
dien de achterk
lep openstaat. Gebruiksaanwijzing
Afb. 220
In de handgreep van de achterklep:
inbou wp
l
aats van achteruitrijcamera. Een in de achterbumper ingebouwde camera
helpt
de be
s
tuurder bij het achteruit parkeren
of manoeuvreren ››› afb. 220. Het beeld van de camera wordt weergegeven samen met
enkele door het
systeem geprojecteerde ori-
ëntatielijnen op het display van het infotain-
mentsysteem. Onderaan in het scherm is een
deel van de bumper te zien, als referentie
voor de gebruiker.
Achteruitrijhulp instellen
De achteruitrijhulp biedt de gebruiker de mo-
gelijkheid om helderheid, contrast en kleur
van het beeld in te stellen.
Om die instellingen uit te voeren:
● Breng de wagen op een veilige plaats tot
stil
stand.
● Schakel de parkeerrem in.
● Contact inschakelen.
● Schakel zo nodig het infotainmentsysteem
in.
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● Druk op de functietoets aan de recht
er-
kant van het beeld.
● Voer de gewenste instellingen in het menu
uit door te drukk
en op de functietoetsen –/+
of door de overeenkomstige schuifknop te
bewegen. »
251
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Vereiste omstandigheden om te parkeren en
t e m
anoeu
vreren met de achteruitrijhulp
Gebruik het systeem in de volgende gevallen
niet:
● Als geen betrouwbaar beeld te zien is of als
het v
ervormd is, bijvoorbeeld in het geval
van slechte zichtbaarheid of als de lens vuil
is.
● Als het gebied achter de wagen niet helder
zicht
baar is of slechts onvolledig te zien is.
● Als achter in de wagen te veel lading ligt.
● Als de stand of de inbouwhoek van de ca-
mera is
veranderd, bijvoorbeeld na een aan-
rijding van achteren. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren.
Vertrouwd raken met het systeem
Om vertrouwd te raken met het systeem, de
oriëntatielijnen en hun functie en hoe te par-
keren en te manoeuvreren met de achteruit-
rijhulp raadt SEAT aan te oefenen op een plek
met weinig verkeer of een parkeerplaats als
de weersomstandigheden en zichtbaarheid
gunstig zijn.
Cameralens schoonmaken
Houd de cameralens schoon en vrij van snee-
uw en ijs:
● De lens met universeel glasreinigingsmid-
del op alc oho
lbasis bevochtigen en de lens
met een droge doek schoonmaken. ●
Sneeuw met een h
andveger verwijderen.
● Verwijder ijs bij voorkeur met een ontdoois-
pray
. VOORZICHTIG
● Gebruik nooit
schurende schoonmaakmid-
delen voor het schoonmaken van de lens.
● Gebruik nooit lauw of warm water voor het
verw
ijderen van sneeuw of ijs van de ruiten
en buitenspiegels. Anders kan de lens be-
schadigd raken. Parkeren en manoeuvreren met de
ac
ht
eruitrijhu
lp Afb. 221
Weergave op het display van het in-
f ot
ainmentsy
steem: oriëntatielijnen. Systeem in- en uitschakelen
● De achteruitrijhulp wordt ingeschakeld als
het c
ont
act ingeschakeld is of de motor
draait en wanneer de achteruitrijversnelling wordt gekozen (handgeschakelde versnel-
lings
bak) of wanneer de keuzehendel in de
stand R wordt gezet (automatische versnel-
lingsbak).
● Het systeem wordt uitgeschakeld 8 secon-
den na het ontk
oppelen van de achteruitver-
snelling (handgeschakelde versnellingsbak)
of als de keuzehendel voor de versnelling uit
de stand R wordt gezet (automatische ver-
snellingsbak). Het systeem wordt ook onmid-
dellijk uitgeschakeld bij het uitzetten van het
contact.
● Wanneer sneller dan 15 km/u (9 mph) ach-
teruit w
ordt gereden, stopt de camera met
uitzenden.
In combinatie met de parkeerhulp Plus
››› pag. 244 wordt het beeld van de camera
onmiddellijk stopgezet wanneer uit de ach-
teruitversnelling wordt ingeschakeld of de
keuzehendel in stand R wordt gezet; er wordt
dan optische informatie weergegeven die
wordt geleverd door het parkeerhulpsysteem.
Ook in combinatie met dit systeem bestaat
de mogelijkheid om het beeld van de achter-
uitrijhulp te verbergen:
● Door op het display te drukken op een van
de toetsen v
an het infotainmentsysteem.
● OF: door te drukken op de miniatuurweer-
gav
e van de wagen aan de linkerzijde van het
252
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen
display (het volledige scherm van het opti-
s c
he sy
steem van de parkeerhulp Plus wordt
dan getoond).
Om terug te keren naar het beeld van de ach-
teruitrijhulp:
● Schakel de achteruitrijversnelling uit of ver-
ander de stand
van de keuzehendel, en scha-
kel dan opnieuw de achteruitversnelling in of
zet de keuzehendel in stand R.
● OF: druk op de functietoets RVC.1)
Bet
ekenis van de oriëntatielijnen
››› afb. 221
Zijlijnen: verlenging van de wagen (onge-
veer de breedte van de wagen inclusief
de buitenspiegels) op het oppervlak van
het wegdek.
Einde van de zijlijnen: het in het groen
aangeduide gebied eindigt ongeveer 2 m
achter de wagen op het wegdek.
Middelste lijn: duidt een afstand van on-
geveer 1 m achter de wagen aan op het
wegdek.
Rode horizontale lijn: duidt een veilige
afstand aan van ca. 40 cm naar het ach-
1 2
3
4 terste deel van de wagen op het opper-
vl
ak
van het wegdek.
Parkeermanoeuvre
● Plaats de wagen voor een parkeerplek en
sch
akel de achteruitversnelling in (handge-
schakelde versnellingsbak) of zet de keuze-
hendel in de stand R (automatische versnel-
lingsbak).
● Rij langzaam achteruit en draai het stuur-
wiel
zodanig dat de oriëntatielijnen opzij
naar de open parkeerplek leiden.
● Oriënteer de wagen zodanig in de open
parkeerp
lek dat de oriëntatielijnen opzij
evenwijdig lopen met de wagen. Trekhaak voor aanhangwa-
g
en en aanh
an
gwagen
Trekhaak voor aanhangwagen* Inleiding De trekhaak voor de aanhanger die in de fa-
briek in
g
ebouwd is of afkomstig is van de ori-
ginele SEAT-onderdelen voldoet aan alle
technische vereisten en nationale wettelijke
voorschriften voor het rijden met een aan-
hanger.
Voor de elektrische verbinding tussen de wa-
gen en de aanhangwagen beschikt de wagen
over een 13-polige steker. Is de aanhanger
met een 7-polige steker is uitgerust, dan kan
de overeenstemmende adapter beschikbaar
als origineel accessoire van SEAT gebruikt
worden.
De maximaal toelaatbare kogeldruk is 48 kg. ATTENTIE
● Voor elk e rit
met geplaatste afneembare ko-
gelkop, moet u de juiste afstelling en bevesti-
ging ervan in de houder nagaan. »1)
WAARSCHUWING: de functietoets RVC (Rear
View
Camera) is alleen beschikbaar wanneer de achteruit-
rijversnelling is ingeschakeld of de keuzehendel zich
in stand R bevindt. 253
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid