BELANGRIJK De kracht die door het
systeem wordt uitgeoefend op het
stuurwiel is voldoende voor de
bestuurder om op te merken maar is
altijd beperkt, zodat deze gemakkelijk
overwonnen kan worden en de
bestuurder altijd controle over het
voertuig kan houden. De bestuurder
kan het stuurwiel te allen tijde zoals
nodig draaien.
Als het voertuig de rijstrook verlaat
zonder tussenkomst van de bestuurder,
dan gaat het lampje
(of het
pictogram op het display) op het
instrumentenpaneel branden om de
bestuurder aan te sporen om het
voertuig weer binnen de
begrenzingslijnen van de rijstrook te
brengen.
BELANGRIJK Het systeem bewaakt de
aanwezigheid van de handen van de
bestuurder op het stuurwiel. Als ze niet
worden gedetecteerd, dan wordt een
geluidssignaal afgegeven en wordt
het systeem uitgeschakeld tot het
opnieuw wordt ingeschakeld door te
drukken op de specifieke toets (zie
beschrijving hieronder).Wanneer één begrenzingslijn van de
rijstrook wordt gedetecteerd en het
voertuig overschrijdt deze lijn
(richtingaanwijzer uit), dan gaat het
lampje
(of het pictogram op het
display) op het instrumentenpaneel
branden om de bestuurder aan te
sporen om het voertuig weer binnen de
rijstrook te brengen. In dit geval wordt
geen voelbare waarschuwing (trilling
van het stuurwiel) afgegeven.
SYSTEEM IN-/
UITSCHAKELEN
Het Lane Assist-systeem kan
in-/uitgeschakeld worden met knop A
fig. 102, die zich op de linker hendel
bevindt.
Elke keer dat de motor wordt gestart,
behoudt het systeem de
activeringsstatus die er was toen het
werd uitgeschakeld.Bij sommige versies verschijnt er een
speciaal bericht op het display wanneer
het systeem wordt in- en uitgeschakeld.
Voorwaarden voor inschakeling
Zodra het systeem is ingeschakeld,
wordt het alleen actief als aan de
volgende condities is voldaan:
❒de bestuurder houd altijd minstens
één hand op het stuurwiel;
❒voertuigsnelheid tussen 60 km/h en
180 km/h;
❒de begrenzingslijnen van de rijstrook
zijn perfect zichtbaar aan beide zijden;
❒de zichtomstandigheden zijn
behoorlijk;
❒de weg is rechtlijnig of met ruime
bochten;
❒er wordt een redelijke afstand tot het
voertuig dat voor u rijdt gehouden;
❒geen richtingaanwijzer (voor het
veranderen van rijstrook) ingeschakeld;
❒de begrenzingslijnen van de rijstrook
zijn perfect zichtbaar aan beide zijden
(alleen voor inschakeling van de
voelbare waarschuwing).
OPMERKING Er wordt geen trilling
afgegeven op het stuurwiel telkens als
een veiligheidssysteem wordt
ingeschakeld (remmen, ABS,
ASR-systeem, ESC-systeem, Full Brake
Control-systeem, enz.).
102F1B0334C
138
STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK
50)Uitstekende ladingen op het dak van
het voertuig kunnen interfereren met de
goede werking van de camera. Controleer,
voor het wegrijden, of de lading goed
geplaatst is en of het blikveld van de
camera niet afgedekt wordt.
51)Als de voorruit vervangen moet worden
vanwege krassen, steenslag of breuk,
neem dan uitsluitend contact op met het
Fiat Servicenetwerk. Vervang de voorruit
niet zelf, gevaar van storingen! Het wordt
aanbevolen de voorruit te laten vervangen
als deze in de buurt van de camera
beschadigd is.
52)Knoei niet met de camera en voer er
geen werkzaamheden aan uit. Dek de
openingen in het sierdeksel onder de
achteruitkijkspiegel niet af. Neem in geval
van een storing van de camera contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
53)Dek het blikveld van de camera niet af
met stickers of andere voorwerpen. Let ook
op andere voorwerpen op de motorkap
(bijv. een laag sneeuw) en zorg ervoor dat
deze de werking van de camera niet
hinderen.
54)De werking van de camera kan beperkt
of afwezig zijn als gevolg van
weersomstandigheden zoals: zware regen,
hagel, dichte mist, zware sneeuwval,
ijsvorming op de voorruit.55)De werking van de camera kan ook
worden gehinderd door de aanwezigheid
van stof, condens, vuil of ijs op de voorruit,
door de verkeersomstandigheden (bijv.
voertuigen die niet in lijn met uw voertuig
rijden, overstekende voertuigen of
tegenliggers die op dezelfde rijbaan rijden,
korte bochten), alsook door de rij- en
wegdekomstandigheden (bijv. rijden op
onverharde wegen). Zorg ervoor dat de
voorruit altijd schoon is. Gebruik speciale
reinigingsmiddelen en schone doeken
om te voorkomen dat er krassen op de
voorruit komen. De werking van de camera
kan ook beperkt of afwezig zijn onder
sommige rij-, verkeers- en
wegdekomstandigheden.
ACHTERUITKIJK
BESCHRIJVING
De camera A fig. 103 bevindt zich op
de achterklep.
126)
56)
Elke keer dat de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, toont het display
fig. 104 het gebied rondom het
voertuig, zoals gezien door de
achteruitkijkcamera.
103F1B0064C
139
CAMERA-
SYMBOLEN EN
BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Een er overheen geplaatste
onderbroken middenlijn geeft het
midden van het voertuig aan om
parkeermanoeuvres of het uitlijnen van
een sleepoog te vergemakkelijken.
De verschillende gekleurde zones
geven de afstand aan vanaf de
achterkant van het voertuig.
In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond fig. 104:
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood (A) 0–30 cm
Geel (B) 30–100 cm
Groen (C) 1 m of meer
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in bijzondere mate
op obstakels die zich boven of onder
het bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK
126)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
manoeuvregebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
BELANGRIJK
56)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. In
wasstraten met stoomreinigers of
hogedrukreinigers moeten de camera snel
gewassen worden door de spuitmond
op minstens 10 cm van de sensoren
te houden. Breng geen stickers op de
camera aan.
104F1B0167C
140
STARTEN EN RIJDEN
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER
BESCHRIJVING
Deze treedt in werking bij een botsing
en leidt tot het volgende:
❒onderbreking van de
brandstoftoevoer met uitschakeling van
de motor als gevolg;
❒automatische ontgrendeling van de
portieren
❒inschakeling van de binnenverlichting;
❒uitschakeling van de ventilatie van
de klimaatregeling;
❒inschakeling van de
alarmknipperlichten (om de lichten uit te
schakelen op de knop op het
dashboard drukken).
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display. Op
dezelfde manier wordt de bestuurder
met een speciaal bericht op het display
gewaarschuwd als het systeem niet
correct werkt.BELANGRIJK Controleer het voertuig
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
het voertuig of in de buurt van de
tank. Draai na een botsing de
contactsleutel naar STOP om te
voorkomen dat de accu leegloopt.
RESET AFSLUITER VAN
DE BRANDSTOFTOEVOER
Om de correcte werking van het
voertuig te herstellen, de volgende
procedure uitvoeren (deze procedure
moet binnen 1 minuut gestart en
voltooid worden):
159)
Uit te voeren handelingen
Met richtingaanwijzer in neutrale stand de
startinrichting op STOP zetten
Zet de startinrichting naar MAR
Schakel de rechter richtingaanwijzer in
Schakel de linker richtingaanwijzer in
Schakel de rechter richtingaanwijzer in
Schakel de linker richtingaanwijzer in
Schakel de linker richtingaanwijzer uit
Zet de startinrichting op STOP
Zet de startinrichting naar MAR
BELANGRIJK
159)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
167
OLIE AANDRIJFSYSTEEM
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK /
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING
5)
Het olieniveau van de versnellingsbak
mag uitsluitend gecontroleerd worden
bij een werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk.
ACCU
171) 172) 173)
71)
6)
Het elektrolyt van de accu hoeft niet te
worden bijgevuld met gedestilleerd
water.
Een periodieke controle bij het Fiat
Servicenetwerk is echter noodzakelijk
om de efficiëntie te verifiëren.
De accu vervangen
Vervang indien nodig de accu door een
andere originele accu met dezelfde
specificaties. Volg de aanwijzingen van
de fabrikant van de accu voor het
onderhoud.
NUTTIG ADVIES OM DE
LEVENSDUUR VAN DE
ACCU TE VERLENGEN
Nuttig advies om de levensduur van
de accu te verlengen
Neem de volgende aanwijzingen in acht
om het snel ontladen van de accu te
voorkomen en de levensduur te
verlengen:
❒wanneer het voertuig geparkeerd
wordt, controleer dan of de portieren,
de motorkap en de achterklep goed
gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting
blijft branden.
❒schakel de interieurverlichting uit: het
voertuig is in ieder geval uitgerust met
een systeem voor automatische
uitschakeling van de interieurverlichting;
❒houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, enz..) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is
uitgezet;
❒maak voordat werkzaamheden aan
de elektrische installatie worden
uitgevoerd, de kabel van de minpool op
de accu los.Als men na aanschaf van het voertuig
elektrische accessoires wil monteren
die constante voeding vereisen (alarm
enz.), of accessoires die de elektrische
installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met
het Fiat Servicenetwerk; het
gekwalificeerde personeel zal dan het
totale stroomverbruik beoordelen.
72)
BELANGRIJK Als de accu werd
losgekoppeld moet de
stuurbekrachtiging worden
geïnitialiseerd. Het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden (of
het symbool verschijnt op het display)
om dit aan te geven. Ga hiervoor als
volgt te werk: draai het stuurwiel van
het ene uiteinde naar het andere terwijl
op een rechtlijnig traject van ongeveer
honderd meter wordt gereden.
193
TIPS, BEDIENING EN
ALGEMENE
INFORMATIE
VERKEERSVEILIGHEID
Zorg ervoor dat u weet hoe de
verschillende systeemfuncties gebruikt
moeten worden voordat u gaat rijden.
Lees de gebruiksaanwijzingen van
het systeem zorgvuldig door voordat u
gaat rijden.
189) 190)
ONTVANGSTOM-
Tijdens het rijden veranderen de
ontvangstomstandigheden
voortdurend. De ontvangst kan
gestoord worden door de aanwezigheid
van bergen, gebouwen of bruggen,
vooral wanneer u ver verwijderd bent
van de zender.
BELANGRIJK Het volume kan
toenemen wanneer verkeersinformatie
of nieuws wordt ontvangen.
ONDERHOUD EN ZORG
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht zodat het
systeem optimaal blijft werken:
❒het glas van het display mag niet in
contact komen met scherpe of harde
voorwerpen die het oppervlak ervan
kunnen beschadigen; gebruik een
zachte, droge anti-statische doek om
het schoon te maken en oefen hierbij
geen druk uit.
❒gebruik nooit alcohol, benzine en
afgeleide producten om het glas van
het display te reinigen.
❒voorkom dat vloeistoffen in het
systeem komen: dit kan het systeem
op onherstelbare wijze beschadigen.
86) 87)
MULTIMEDIA-APPARATEN
BELANGRIJK Sommige
multimediaspelers zijn mogelijk niet
compatibel met het Uconnect-systeem.
DIEFSTALBEVEILIGING
Het systeem is uitgerust met een
diefstalbeveiliging die gebaseerd is op
de informatie-uitwisseling met de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) in het voertuig.
Dit garandeert maximale veiligheid en
voorkomt dat elke keer dat de
stroomvoorziening uitvalt, de geheime
code opnieuw ingevoerd moet worden.Als de controle een positief resultaat
oplevert, dan begint het systeem te
werken. Als de codes bij de vergelijking
echter niet overeenkomen of als de
elektronische regeleenheid (Body
Computer) wordt vervangen, dan zal
het systeem de gebruiker vragen om de
geheime code in te voeren op de
manier die in de volgende paragraaf is
beschreven.
De geheime code invoeren(Uconnect™uitgezonderd 6.5" Radio
Nav)
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, toont het display, als de
code wordt gevraagd, het opschrift
"Anti-diefstalcode invoeren", gevolgd
door een pagina met een toetsenbord
waarmee de geheime code kan worden
ingevoerd.
De geheime code bestaat uit vier cijfers
van 0 t/m 9: draai voor het invoeren
van het eerste cijfer van de code aan
de rechter "BROWSE ENTER" knop en
druk deze in om te bevestigen.
Na het invoeren van het vierde cijfer, de
cursor op "OK" zetten en de rechter
"BROWSE ENTER" knop indrukken:
het systeem begint te werken.
230
MULTIMEDIA
STANDIGHEDEN
Als er een verkeerde code is ingevoerd,
geeft het systeem "Code verkeerd"
weer om de gebruiker te laten weten
dat de juiste code ingevoerd moet
worden.
Na 3 mislukte invoerpogingen,
verschijnt op het display "Code
verkeerd. Radio gedeactiveerd. 30
minuten wachten a.u.b.". Als dit
opschrift is verdwenen, kan de code
opnieuw worden ingevoerd.
Paspoort autoradio(Uconnect™uitgezonderd 6.5" Radio
Nav)
Dit document is het eigendomsbewijs
van het systeem. Op het paspoort
van de autoradio staan het model, het
serienummer en de geheime code
aangegeven.
Neem, in geval van zoekraken van het
paspoort van de autoradio, contact
op met het Fiat Servicenetwerk, neem
uw identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van uw
voertuig mee.
BELANGRIJK Bewaar dit
autoradiopaspoort op een veilige plek,
zodat bij diefstal van het systeem de
betreffende informatie aan de bevoegde
instanties gegeven kan worden.
BELANGRIJK
Kijk alleen naar het scherm wanneer dit
nodig en veilig is. Als u langere tijd
naar het scherm moet kijken, ga dan de
weg af en parkeer op een veilige plek,
zodat u niet tijdens het rijden wordt
afgeleid.
Stop onmiddellijk met het gebruik van
het systeem in geval van een storing. In
tegengesteld geval kan het systeem
beschadigd raken. Neem zo snel
mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te
laten repareren.
BELANGRIJK
189)Volg onderstaande
veiligheidsvoorschriften, want anders
kunnen de inzittenden ernstig gewond
raken of kan het systeem beschadigd
raken.
190)Als het volume te hoog staat, kan dat
gevaarlijk zijn. Stel het volume zo af dat
omgevingsgeluiden (bijv. claxons,
ambulances, politievoertuigen enz.) nog
hoorbaar zijn.
BELANGRIJK
86)Maak het glas van het frontpaneel en
display alleen schoon met een zachte,
schone, droge, anti-statische doek.
Reinigings- en glansmiddelen kunnen het
oppervlak beschadigen. Gebruik nooit
alcohol, benzine en afgeleide producten.
87)Gebruik het display niet als basis voor
steunen met zuignappen of kleefmiddelen
voor externe navigatiesystemen,
smartphones of dergelijke apparaten.
231
Toets Functies Modus
Inschakeling/uitschakeling
Toets kort indrukken
Volumeregeling
Knop rechtsom/linksom draaien
Volume in-/uitschakelen (Mute/Pauze) Toets kort indrukken
Selectie afsluiten/naar vorige scherm terugkeren Toets kort indrukken
BROWSELijst doorbladeren of op een radiostation afstemmen of
vorig/volgend nummer selecterenKnop rechtsom/linksom draaien
Op display weergegeven optie bevestigen Toets kort indrukken
INFOKeuze weergavemodus (Radio, Media Player) Toets kort indrukken
AUDIOToegang tot audio-instelling en instelfuncties Toets kort indrukken
MENUToegang tot het menu Instellingen Toets kort indrukken
MEDIABronselectie: USB/iPod of AUX Toets kort indrukken
AUTORADIOToegang tot de radio-modus Toets kort indrukken
1-2-3-4-5-6Huidige radiostation opslaan Toets lang indrukken
Opgeslagen radiostation oproepen Toets kort indrukken
A-B-CSelectie van de groep voorkeuzestations of selectie van
de gewenste letter in elke lijstToets kort indrukken
Zoeken naar vorig radiostation of selectie van vorig
nummer USB/iPodToets kort indrukken
Scannen van lagere frequenties tot de toets wordt
losgelaten/Snel terugspoelen nummer van USB/iPodToets lang indrukken
Zoeken naar volgend radiostation of selectie van
volgend nummer USB/iPodToets kort indrukken
Scannen van hogere frequenties tot de toets wordt
losgelaten/Snel vooruitspoelen nummer van USB/iPodToets lang indrukken
233
ENTER