Page 145 of 306

143
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voorwaarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door het CITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de
koelventilator kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Niveaus controleren
Motorolieniveau
Om een betrouwbare meting te garanderen moet de auto op een vlakke ondergrond staan en moet de motor ten minste 30 minuten niet hebben gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen.
CITROËN adviseert u om elke
5.000
km het olieniveau te controleren en,
indien nodig, olie bij te vullen. Dit niveau kan worden gecontroleerd
met de oliepeilstok onder de
motorkap. Bekijk de afbeelding van
de motorruimte voor de locatie van
de peilstok.
Controle met de peilstok
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over en in het bijzonder de
plaats van de oliepeilstok.
F
T
rek aan het gekleurde uiteinde om de
oliepeilstok volledig uit de schacht te
trekken.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in
de schacht en trek hem er weer uit om
het oliepeil te controleren: het oliepeil is
correct als het tussen de merktekens A
en B ligt. Als u ziet dat het peil boven het merkteken A
of onder het merkteken B ligt, star t dan de
motor niet
.
-
A
ls het oliepeil boven het
merkteken MAXI (A) ligt
(kans op motorschade),
neem dan contact op met
het
CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde
werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager
is dan het merkteken
MINI (B), vul dan altijd
motorolie bij.
7
Praktische informatie
Page 146 of 306

144
Motorolie bijvullen
Eigenschappen van de olie
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
motorolie voor uw auto en motoruitvoering.
Bekijk de afbeelding van de motorruimte voor
de locatie van de olievuldop van uw auto.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
vervolgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Olie ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het verversingsinterval voor uw
auto.
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof
dient zich zo dicht mogelijk bij het
merkteken "MA X" te bevinden.
Controleer indien dit niet het geval
is of de remblokken van uw auto zijn
versleten.
Vloeistof ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het verversingsinterval voor uw
auto.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Praktische informatie
Page 147 of 306

145
Koelvloeistofniveau
De motor moet koud zijn als u het niveau controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van uw auto kan door een te
laag koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo
dicht mogelijk bij het merkteken "MA X" te
bevinden, maar mag beslist niet hoger zijn. Als het niveau zich dicht bij of onder
het merkteken "MINI" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk.
Wacht na het afzetten van de motor daarom ten
minste één uur alvorens werkzaamheden aan
het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet
uitvoeren, neem dan, om brandwonden te
voorkomen, een doek en draai de dop twee
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.Controleer het koelvloeistofniveau
regelmatig.
Het is normaal dat tussen
twee onderhoudsbeurten door
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
De koelventilator kan ook nog gaan
draaien nadat de motor is afgezet:
houd daarom voor werpen en kleding
uit de buur t van de ventilator.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Voor een optimale reiniging en om het
bevriezen van de sproeiers te voorkomen,
wordt het (bij)vullen van het reservoir met water
afgeraden.
Gebruik onder winterse omstandigheden
vloeistof op ethanol- of methanolbasis.
Niveau brandstofadditief
(dieselmotor met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aangegeven
door het verklikkerlampje Service in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op het
display (afhankelijk van de uitvoering).
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers
bij het
CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
7
Praktische informatie
Page 148 of 306

146
Zicht
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft
op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
12V-accu
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om
regelmatig te controleren of de
accupoolklemmen goed vastzitten
(bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Luchtfilter en interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daar toe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden ver vangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Laat de filters periodiek
vervangen volgens de in het
onderhoudsschema van de fabrikant
aangegeven intervallen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Roetfilter (Diesel)
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een
snelheid van minimaal 60
km/h rijden tot het lampje dooft.
Als het lampje blijft branden, is het minimale brandstofadditiefniveau bereikt: raadpleeg de rubriek "Niveau brandstofadditief".
of Als het roetfilter vervuild begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met
een waarschuwingsmelding op
het display (afhankelijk van de
uitvoering).
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.
Praktische informatie
Page 149 of 306

147
Handgeschakelde versnellingsbak
De elektronisch gestuurde
versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het interval
van de niveaucontrole.
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak
De elektronisch gestuurde
versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema van
de fabrikant voor het interval van de
niveaucontrole.
Automatische transmissie
De automatische transmissie is
onderhoudsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het interval
van de niveaucontrole.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van
de slijtage van de remschijven.
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door
CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt
CITROËN specifieke
producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en
remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
7
Praktische informatie
Page 150 of 306

148
Brandstoftank leeg (diesel)
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van
een lege brandstoftank noodzakelijk om het
brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de motoren en in het
bijzonder de plaats van de onderdelen onder
de motorkap.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
dieseltankbeveiliging .
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig
dan uw startpoging en herhaal de
procedure.HDi 92-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
B
edien de handopvoerpomp totdat u
weerstand voelt (de eerste keer indrukken
kan zwaar zijn).
F
B
edien de startmotor tot de motor aanslaat
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht
dan ongeveer 15 seconden en start de
motor opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F
S
luit de motorkap.
BlueHDi-motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de handelingen 10 keer.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
Storingen verhelpen
Page 151 of 306

149
Bandenreparatieset
De bandenreparatieset bestaat uit een
compressor en een flacon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren,
zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt
bereiken.
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke
banden worden gerepareerd, als het lek zich in
het loopvlak of de hiel van de band bevindt.Toegang tot de set
De elektrische installatie van de auto biedt
de mogelijkheid een compressor aan te
sluiten en te gebruiken voor de duur die
nodig is om een gerepareerde lekke band
op spanning te brengen.
Deze set bevindt zich in de opbergbak onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
Samenstelling van de set
Rijd na het repareren van een band met
de bandenreparatieset niet sneller dan
80
km/h.
1.
12V-compressor, met geïntegreerde
manometer.
2. Flacon met afdichtmiddel, met slang.
3. Sticker met snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar
te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd.
8
Storingen verhelpen
Page 152 of 306
150
Reparatiemethode
F Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen.
F
Z
et het contact af.
F
P
lak de sticker met snelheidslimiet in de
auto.
Ver wijder niet het voor werp dat de
lekkage heeft veroorzaakt uit de band.
F
S
luit de slang van de compressor aan op
de flacon met afdichtmiddel. F
H
aal het dopje van het ventiel van de lekke
band en bewaar het op een schone plaats.
F
K
eer de flacon met afdichtmiddel om en
bevestig deze aan de desbetreffende
uitsparing van de compressor.
F
S
luit de slang van de flacon met
afdichtmiddel aan op het ventiel van de
lekke band en zet hem stevig vast.
Storingen verhelpen