Page 97 of 306

95
(a)Universeel kinderzitje: kinderzitje dat in
alle auto's met de veiligheidsgordel kan
worden bevestigd.
(b) Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg.
Reiswiegen en "autobedjes" mogen
niet op de passagiersstoel vóór worden
bevestigd.
(c) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van
uw land alvorens een kinderzitje op deze
plaats te bevestigen.
(d) Bij het plaatsen van een kinderzitje met
de rug in de rijrichting of met het gezicht
in de rijrichting op een zitplaats achter:
schuif de voorstoel naar voren en zet de
rugleuning rechtop, zodat er voldoende
ruimte is voor het kinderzitje en de benen
van het kind. (e)
Als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorpassagiersstoel
plaatst, moet de passagiersairbag
worden uitgeschakeld. Het kind kan
anders bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken . Als een
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting
op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst, moet de voorpassagiersairbag
ingeschakeld blijven.
U: Zitplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd kinderzitje
met een veiligheidsgordel, zowel met de
rug in de rijrichting als met het gezicht in
de rijrichting.
X: Zitplaats die niet geschikt is voor het
plaatsen van een kinderzitje uit de
aangegeven gewichtsgroep. Ver wijder de hoofdsteun en berg deze op
alvorens een kinderzitje met rugleuning
op een passagierszitplaats te bevestigen.
Vergeet niet de hoofdsteun weer te
bevestigen nadat het kinderzitje weer is
verwijderd.
5
Veiligheid
Page 98 of 306

96
Veiligheidsvoorschriften
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje
brengt de veiligheid van het kind in gevaar in
geval van een botsing.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen het
kinderzitje is gespannen en dat de gordel het
kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif
de passagiersstoel, wanneer deze versteld
kan worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
h
et kinderzitje "met de rug in de
rijrichting",
-
d
e voeten van het kind in het kinderzitje
"met het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren
en zet de rugleuning ervan, indien nodig,
rechter op. Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting"
is het noodzakelijk dat de afstand tussen
de rugleuning van het kinderzitje en de
rugleuning van de stoel van de auto zo klein
mogelijk is.
Verwijder de hoofdsteun alvorens een
kinderzitje met een rugleuning te plaatsen op
een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto
vliegt bij krachtig afremmen. Vergeet niet
de hoofdsteun weer te bevestigen nadat het
kinderzitje weer is verwijderd.
Kinderen voorin
De regelgeving met betrekking tot
het vervoer van kinderen op de
voorpassagiersstoel verschilt per land.
Raadpleeg de in uw land geldende
regelgeving.
Schakel de airbag vóór aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorpassagiersstoel wordt
geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de autogordel
moet over de schouder van het kind liggen
zonder de hals te raken.Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
CITROËN Er wordt aanbevolen een
stoelverhoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter hoogte
van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
g
een kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
-
n
ooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
-
d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorkomen
dat de portieren en de portierruiten achter
per ongeluk geopend worden.
Zorg ervoor dat de achterzijruiten niet verder
dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te beschermen.
Veiligheid
Page 99 of 306

97
ISOFIX-bevestigingen
Uw auto voldoet aan de nieuwste ISOFIX-
normen.
De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn
uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-
bevestigingen:
Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen:
- twee bevestigingsringen A , die zich tussen
de rugleuning en de zitting van de zitplaats
bevinden, aangegeven met een merkteken. -
é
én bevestigingsring B onder een
afdekkapje boven aan de achterzijde van
de rugleuning, TOP TETHER genoemd,
voor de bevestiging van de bovenste riem.
De plaats ervan wordt aangegeven met
een merkteken.
Aan de TOP TETHER kan de bovenste riem van
het kinderzitje (indien aanwezig) worden bevestigd.
Dit systeem beperkt het naar voren kantelen van
het kinderzitje bij een frontale aanrijding.
Met de ISOFIX-bevestigingen kan een
kinderzitje veilig, degelijk en snel in uw auto
worden gemonteerd.
De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee
sloten die eenvoudig aan de twee ringen A
kunnen worden verankerd.
Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien
van een bovenste riem die kan worden
vastgemaakt aan de ring B .Kinderzitje vastmaken aan de TOP TETHER:
- Haal de riem van het kinderzitje naar de
achterzijde van de rugleuning van de stoel en
zorg ervoor dat de riem goed in het midden ligt.
- Open het afdekkapje van de TOP TETHER.
- M aak de haak van de bovenste riem vast
aan de ring B .
-
T
rek de bovenste riem strak.
Als u een ISOFIX-kinderzitje op de buitenste
zitplaats rechts achter monteert, beweeg de
veiligheidsgordel van de middelste zitplaats
dan eerst naar het midden van de auto, zodat
de gordel na het monteren van het zitje nog
probleemloos kan worden gebruikt.
De onjuiste bevestiging van een
kinderzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar in geval van een botsing.
Volg nauwkeurig de montagevoorschriften
in de handleiding die bij het kinderzitje is
geleverd.
Raadpleeg het overzicht voor meer informatie
over de bevestiging van ISOFIX-kinderzitjes in
uw auto.
5
Veiligheid
Page 100 of 306

98
Door CITROËN aanbevolen en voor uw auto goedgekeurde
ISOFIX-kinderzitjes
"RÖMER Baby- Safe Plus met ISOFIX-
basis"
(lengtecategorie: E )
Groep 0+: vanaf de geboor te tot 13 kg
Dit zitje dient te worden geplaatst "met de rug in de rijrichting" met behulp van een ISOFIX- basis, die wordt bevestigd aan de ringen A .
De basis is voorzien van een in hoogte
verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het
zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd. RÖMER Duo Plus ISOFIX
(maat:
B1)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het wordt verankerd aan de ogen A en, met de bovenste riem, aan het oog B , de Top
Tether.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt
op zitplaatsen die niet zijn voorzien van
ISOFIX-bevestigingspunten.
In dat geval moet het zitje met de
driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van
de auto worden bevestigd.
Stel de voorstoel zo af dat de voeten van
het kind de rugleuning niet kunnen raken.
Volg bij het plaatsen van kinderzitjes
de gebruiksaanwijzing van de fabrikant
van deze zitjes.
Veiligheid
Page 101 of 306
99
Overzichtstabel van zitplaatsen geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de
auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter
(A
t /m G ).
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep
0)
Tot ca.
6
maandenTot 10 kg (groep 0)
Tot 13 kg (groep 0+) Tot ca. 1 jaar Van 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg* rug in de rijrichting rug in de
rijrichting "Met het gezicht in de
rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
Universele en semi-universele ISOFIX-
kinderzitjes geschikt voor bevestiging op de buitenste zitplaatsen achter X
IL- SU IL- SU IUF
IL- SU
*
R
eiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de passagiersstoel vóór worden bevestigd.
5
Veiligheid
Page 102 of 306

100
I UF:Zitplaats geschikt voor de
bevestiging met behulp van de
Top Tether van een universeel
gehomologeerd ISOFIX -kinderzitje
met het gezicht in de rijrichting .
IL- SU: Zitplaats geschikt voor de
bevestiging van een semi-
universeel gehomologeerd ISOFIX -
kinderzitje:
-
m
et de rug in de rijrichting,
bevestigd met behulp van een
Top Tether of een steun,
-
m
et het gezicht in de rijrichting,
voorzien van een steun.
Raadpleeg de rubriek "ISOFIX-
bevestigingen" voor meer informatie
over de bevestiging van de bovenste
riem.
X: Zitplaats die niet geschikt is voor
het bevestigen van een ISOFIX-
kinderzitje in de aangegeven maat.
Mechanisch kinderslot
Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot om het openen van binnenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide achterportieren.
Vergrendelen Ontgrendelen
F Draai de rode knop een kwart omwenteling
met de contactsleutel:
-
N
aar rechts bij het linker achterportier.
-
N
aar links bij het rechter achterportier. F
D
raai de rode knop een kwart omwenteling
met de contactsleutel:
-
N
aar links bij het linker achterportier.
-
N
aar rechts bij het rechter achterportier.
Veiligheid
Page 103 of 306

101
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
– kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Brandgevaar!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt erg
warm en blijft ook na het afzetten van
de motor nog enige tijd warm. Parkeer
daarom uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (gras,
afgevallen blad, enz.) in contact kan
komen met het uitlaatsysteem.
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of in
de stand N of P, afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15 cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers;
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit;
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10
km/u;
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het
CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
6
Rijden
Page 104 of 306

102
Starten – afzetten van de motor
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die
over een specifieke code beschikt. Om te
kunnen starten, moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak. of Bij een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door dit
verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
op het display.
Uw auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
CITROËN-
netwerk.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
Contactslot
Het contactslot heeft 3 standen:
- stand 1 (Stop) : sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
stand 2 (Contact) : stuurslot ontgrendeld,
aanzetten van het contact, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
stand 3 (Star ten) .
Contact aanzetten
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt, schakelt het
systeem over op de eco-mode: de elektrische
voeding wordt automatisch uitgeschakeld zodat
de accu voldoende opgeladen blijft.
Hang geen zware voor werpen aan de sleutel
of de afstandsbediening: dit kan namelijk
storingen aan het contactslot veroorzaken.
Bovendien kunnen deze voor werpen bij
het activeren van de airbag vóór ernstige
verwondingen veroorzaken.
Rijden