Page 7 of 306
5
Interieur
1
Voorzieningen bagageruimte
6
3
-
opbergvak
AdBlue
®- reser voir 13 2-13 5
2
Achterbank
4
8- 49
3
Voorstoelen
46
-48
4
Airbags
8
3-85
5
Voorzieningen interieur
6
0-62
-
zonneklep
-
dashboardkastje
-
mi
ddenarmsteun vóór
-
USB-aansluiting
-
1
2V-aansluiting / aansteker
-
asbak
Airbag vóór aan
passagierszijde uitschakelen
9
0
6
Veiligheidsgordels
8
0-82
7
Kinderzitjes
87
-96
ISOFIX-kinderzitjes
9
7-100
Mechanisch kinderslot
1
00
.
Overzicht
Page 8 of 306
6
Cockpit
1
Motorkap openen
1
41
2
Zekeringen dashboard
1
67-170
3
Audio- en telematicasystemen
1
84, 208
4
Plafonniers
6
9
Binnenspiegel
5
1
5
Alarmknipperlichten
7
1
Vergrendelen /
ontgrendelen van binnenuit
4
4
6
Datum/tijd instellen
3
1-32
7
Verwarming, ventilatie
5
2-53
Handbediende
airconditioning (zonder display)
5
2-53
Elektronische
airconditioning (met display)
5
4-56
Voorruitontwaseming
5
7-58
Achterruitverwarming
5
8
Verwarming onderzijde voorruit
5
8
8
Handgeschakelde versnellingsbak
1
05
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak
1
06-109
Automatische transmissie (EAT6)
1
10 -114
Opschakelindicator
1
15
9
USB-aansluiting
6
2
12V-aansluiting / aansteker
6
2
10
Parkeerrem
1
05
11
Ruitbediening, uitschakelen
4
5
Overzicht
Page 20 of 306

18
Waarschuwings- resp.
indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Airbags Brandt tijdelijk. Het lampje brandt na het aanzetten
van het contact gedurende enkele
seconden en dooft vervolgens. Het lampje moet doven als de motor draait.
Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat uw auto controleren door het
CITROËN-netwerk
of door eengekwalificeerde werkplaats.
Airbag aan
passagierszijde Permanent.
De schakelaar in het
dashboardkastje staat in de
stand "OFF".
De airbag vóór aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje "met de
rug in de rijrichting" plaatsen,
behalve in het geval van een
storing in de airbags (brandend
waarschuwingslampje Airbags). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de airbag
vóór aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen
kinderzitje "met de rug in de rijrichting".
Dynamische
stabiliteitscontrole
(ESP/ASR)Permanent.De toets links onder op het
dashboard is ingedrukt. Het
controlelampje van de toets brandt.
De systemen ESP en ASR zijn
uitgeschakeld.
ESP: elektronisch
stabiliteitsprogramma.
ASR: antislipregeling. Druk op de toets om de systemen ESP en ASR in te
schakelen. Het lampje van de toets gaat uit.
De systemen ESP en ASR worden automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van de systemen worden ze
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50
km/h.
Instrumentenpaneel
Page 45 of 306

43
Bagageruimte
Openen
Ontgrendelen en op een kier
zetten van het kofferdeksel met
de afstandsbediening
F Houd de middelste knop van de afstandsbediening langer dan 1
seconde ingedrukt.
Het kofferdeksel van binnenuit
openen Openen van het kofferdeksel
F Beweeg het kofferdeksel omhoog tot het
volledig is geopend.
Sluiten
F Trek het kofferdeksel omlaag met behulp van een van de handgrepen aan de binnenzijde.
F
D
uw vervolgens op het kofferdeksel om het
te sluiten.
Als het kofferdeksel niet goed is gesloten:
-
gaat bij draaiende motor
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een melding op het
multifunctionele display,
-
gaat tijdens het rijden
(snelheid hoger dan 10
km/h)
dit verklikkerlampje enkele
seconden branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele
display.
Het kofferdeksel wordt ontgrendeld en op een
kier gezet.
F
D
ruk links op het dashboard op de knop
voor het openen van het kofferdeksel.
Het kofferdeksel wordt ontgrendeld en op een
kier gezet.
2
Toegang tot de auto
Page 62 of 306
60
Voorzieningen
Zonneklep
De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij
worden geklapt.
Dashboardkastje
In het dashboardkastje kunnen een fles
mineraalwater, de boorddocumentatie enz.
worden opgeborgen.
Afhankelijk van de uitvoering kan het zijn
voorzien van een klep. In dat geval:
F
T
rek de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
De schakelaar voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde bevindt zich in het
dashboardkastje.
Uitneembare asbak
F Beweeg het klepje omhoog om de asbak te openen.
F
A
ls u de asbak wilt legen, open dan het
klepje en trek de asbak omhoog.
Plaats de asbak niet te dicht bij de
versnelingspook om problemen tijdens het
schakelen te voorkomen.
De zonneklep aan de voorpassagierszijde is
voorzien van een make-upspiegel met klep en
een tickethouder.
Ergonomie en comfort
Page 77 of 306

75
Resetten
Zonder audiosysteemMet audiosysteemElke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het waarschuwingssysteem voor te lage
bandenspanning is alleen betrouwbaar
als de vier banden tijdens het resetten de
juiste spanning hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is. F
O pen het dashboardkastje.
F
H
oud deze toets ingedrukt.
Het resetten wordt bevestigd door een
laagtonig geluidssignaal.
Een hoogtonig geluidssignaal geeft aan dat het
resetten niet is gelukt.
De nieuwe opgeslagen
bandenspanningsgegevens worden door het
systeem als referentiewaarden beschouwd. F
D
ruk op de toets MENU om het algemene
menu weer te geven.
F
D
ruk op de toets "7" of " 8" om het menu
Persoonlijke instelling – configuratie te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de centrale toets te drukken.
F
D
ruk op de toets "7" of " 8" om het menu
Configuratie auto instellen te selecteren
en bevestig uw keuze door op de centrale
toets te drukken.
F
D
ruk op de toets "7" of " 8" om het menu
Rijhulpsysteem te selecteren en bevestig
uw keuze door op de centrale toets te
drukken.
5
Veiligheid
Page 80 of 306

78
Antispinregeling (ASR) / Dynamische stabiliteitscontrole
(CDS)
Werking
Deze systemen worden automatisch
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de
wielen te weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond,...)
kan het nuttig zijn het ASR-systeem uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Heractiveer het systeem wanneer de
gripomstandigheden dit toelaten.F
D
ruk op deze toets links
onder op het dashboard
(bestuurderszijde) tot het
desbetreffende symbool
verschijnt op het display van het
instrumentenpaneel.
Het lampje van de toets gaat branden.
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer in op de
werking van de motor.
In dat geval gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, kunt
u trillingen in het rempedaal voelen; dit is
normaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het niet los.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto zijn
gehomologeerd.
Veiligheid
Page 85 of 306

83
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzers.
Bij een aanrijding registreren en analyseren de
elektronische schoksensoren de frontale en
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af en verbeteren ze de
bescherming van de inzittenden van de
auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas snel uit de airbags, zodat het zicht niet
wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten.
-
b
ij een minder ernstige aanrijding, een
aanrijding van achteren of in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
gaan de airbags mogelijk niet af. In deze
situaties beschermen de veiligheidsgordels
de inzittenden.Detectiezones voor een
aanrijding Airbags vóór
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts één keer.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval),
worden de airbags niet meer opgeblazen. Het activeren van een airbag gaat gepaard
met wat rook en geluid, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan
irriterend zijn voor personen die hier
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een airbag
wordt geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
A
Impactzone vóór.
B Impactzone opzij. De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
5
Veiligheid