Page 25 of 209

Sleutels, portieren en ruiten23Storing in afstandsbediening
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot te verdraaien. Schakel het contact in
en druk op de centrale vergrende‐
lingsknop c om alle portieren en de
bagageruimte te ontgrendelen.
Als u het contact inschakelt, wordt het diefstalalarmsysteem uitgeschakeld.
Vergrendelen
Sluit alle deuren. Open het bestuur‐
dersportier en druk op de centrale vergrendelingsknop. De auto is
vergrendeld.
Sluit het bestuurdersportier. Vergren‐
del het bestuurdersportier handmatig
door de sleutel te verdraaien.
Storing in centrale vergrendeling
Ontgrendelen
Ontgrendel het bestuurdersportier
handmatig door de sleutel in het slot
te verdraaien. U kunt de portieren van binnenuit ontgrendelen door de
ontgrendelknop van het desbetref‐
fende portier omhoog te trekken. De bagageruimte kan niet ontgrendeld
worden.
Automatische
portiervergrendeling
Wanneer geen enkel portier wordt
geopend of de contactsleutel niet
binnen drie minuten na ontgrendeling
van de portieren met de handzender in stand 1 of 2 wordt gezet, wordenalle portieren weer vergrendeld enwordt het diefstalalarmsysteem auto‐
matisch ingeschakeld.Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Duw de pen in het achterportier naar
voren. Het portier kan van binnenuit
niet geopend worden.
Page 26 of 209
24Sleutels, portieren en ruitenPortierenVoorportieren Centrale vergrendeling
Zie Centrale vergrendeling 3 21.
Portiervergrendelknoppen
Ontgrendel een voorportier door de
sleutel in het slot linksom te draaien.
Trek aan de handgreep om het portier te openen.
Draai om het portier te vergrendelen
de sleutel in het slot linksom.
Achterdeuren
Centrale vergrendeling
Zie Centrale vergrendeling 3 21.
Portiervergrendelknoppen
Trek om een achterportier te ontgren‐
delen aan de binnenste vergrendel‐
knop op het betreffende portier. Open het portier door aan de handgreep te
trekken.
Druk de binnenste vergrendelknop
omlaag om het betreffende portier te
vergrendelen.
Bagageruimte
Achterklep
OpenenCentrale vergrendeling
Open de achterklep met alle portieren
ontgrendeld door op de touchpad‐ schakelaar aan de onderkant van de
achterklephandgreep te drukken en til
de achterklep op.
Page 27 of 209

Sleutels, portieren en ruiten25Portiervergrendelknoppen
Steek om de achterklep te ontgren‐
delen de sleutel in het slot en draai
deze linksom horizontaal. Til de
achterklep op om deze te openen.
Sluiten
Gebruik de binnenhandgreep om de
achterklep te laten zakken en te slui‐
ten.
Druk niet op de tiptoets tijdens het
sluiten, omdat de achterklep dan
weer ontgrendeld kan worden.
Centrale vergrendeling 3 21.
Portiervergrendelknoppen
Steek om de achterklep te vergren‐
delen de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom verticaal.Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Gevaar
Rijd niet met een geopende of op
een kier staande achterklep, bijv.
bij het vervoer van omvangrijke
bagage, omdat er dan giftige,
onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een
garagedeur, om schade aan de
achterklep te voorkomen. Contro‐
leer altijd het bewegingsgebied
boven en achter de achterklep.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Page 28 of 209

26Sleutels, portieren en ruitenAntidiefstalbeveiligingDiefstalalarmsysteem
Het bewaakt: ● portieren, achterklep, motorkap
● contact
Status-LED
De status-led is geïntegreerd in de
sensor boven op het instrumentenpa‐
neel.
Status tijdens de eerste
30 seconden na het activeren van het alarmsysteem:Led
aan:test, inschakelvertragingLed
knip‐
pert
snel:portieren, achterklep of
motorkap niet goed dicht,
eventuele systeemstoring
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Uitschakelen
Door bij het ontgrendelen van de auto op c te drukken wordt het diefstala‐
larmsysteem gedeactiveerd.
Alarm Bij het activeren klinkt de alarmclaxon
en gaan de alarmknipperlichten tege‐ lijkertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.
Het alarm kan worden afgezet door
het indrukken van een willekeurige
knop op de handzender of door het
aanzetten van het contact.
Het diefstalalarmsysteem kan alleen
worden gedeactiveerd met c op de
handzender of door het inschakelen
van het contact.
Boordinformatie 3 83.
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Startbeveiliging Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging activeert zichzelf
automatisch nadat u de sleutel uit de
contactschakelaar hebt gehaald.
Knippert controlelamp d nadat het
contact is ingeschakeld, dan is er een storing in het systeem: de auto kanniet worden gestart. Contact uitscha‐
kelen en opnieuw proberen te starten.
Page 29 of 209

Sleutels, portieren en ruiten27Als het controlelampje blijft knippe‐
ren, kunt u proberen om de motor met
de reservesleutel te starten en
daarna de hulp van een werkplaats
inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel de auto na het uitstappen altijd.
Schakel het diefstalalarmsysteem
3 21, 3 26 in.
Controlelampje d 3 75.Buitenspiegels
Spiegels Door de vorm van de spiegels lijken
voorwerpen kleiner dan ze zijn, waar‐ door afstanden moeilijker zijn in te
schatten.
Handmatig verstellen
Verstel de spiegels door de hendel in de vereiste richting te zwenken.
Elektrische verstelling
Gewenste buitenspiegel kiezen door
de bedieningsknop naar links (L) of
rechts (R) te draaien. Beweeg daarna de knop om de spiegel te verstellen.
In de stand 0 is geen enkele spiegel
geselecteerd.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Page 30 of 209
28Sleutels, portieren en ruiten
Verwarmde spiegels
Type 1Type 2
Om in te schakelen Ü indrukken.
De verwarming van de spiegel werkt
bij een draaiende motor.
Deze wordt na korte tijd automatisch
uitgeschakeld.
Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing bijstellen.
Page 31 of 209

Sleutels, portieren en ruiten29Ruiten
Voorruit Stickers op de voorruit
Plak geen stickers, bijv. tolvignetten
o.i.d., rondom de binnenspiegel op de voorruit. Anders kan de detectiezonevan de sensor in de spiegelbehuizing
worden beperkt.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en/of berich‐
ten van deze systemen.
Handbediende ruiten
De ruiten zijn handbediend met de
handslingers te bedienen.
Elektrisch bediende ruiten
9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Wees voorzichtig bij het sluiten
van de ruiten. Ervoor zorgen dat
niets of niemand bekneld raakt.
Bedienbaar met contact aan (stand 2)
3 109.
Vertraagde uitschakeling stroom
3 110.
Druk op de schakelaar in de bekle‐
ding van het portier voor de betref‐
fende ruit om de ruit te openen of trek aan de schakelaar om de ruit te slui‐
ten.
Openen
Kort indrukken: ruit gaat in fasen
open.
Page 32 of 209

30Sleutels, portieren en ruitenLang indrukken: ruit opent automa‐
tisch tot de eindstand. Beweeg de
schakelaar in de tegengestelde rich‐
ting om de beweging te stoppen.
Sluiten
Kort trekken: ruit gaat in fasen dicht. Langere tijd trekken: ruit sluit automa‐ tisch tot de eindstand. Beweeg de
schakelaar in de tegengestelde rich‐
ting om de beweging te stoppen.
Beveiligingsfunctie Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten
onmiddellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. het contact inschakelen en
daarna meermaals aan de schake‐
laar trekken totdat de ruit in stappen
is gesloten.Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk op z om de achterste elektri‐
sche portierruiten te deactiveren; de
led licht op. Druk voor het activeren
nogmaals op z.
Overbelasting Worden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als de ruiten niet automatisch openenof sluiten (bijv. na het loskoppelen
van de accu), dan moet u de ruitelek‐
tronica als volgt activeren:
1. Sluit de portieren.
2. Schakel het contact in.
3. Sluit de ruit volledig sluiten en houd de knop nog eens twee
seconden ingedrukt.
4. Herhaal deze handeling voor alle ruiten.