Page 169 of 209

Verzorging van de auto16711. Al het afdichtmiddel wordt in deband gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
12. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen tien minuten
worden bereikt. Bandenspanning
3 192 . Schakel de compressor uit
wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
Wordt de voorgeschreven
bandenspanning niet binnen tien
minuten bereikt, verwijder dan de
bandenreparatieset. De auto één
wielomwenteling verrijden. Sluit
de bandenreparatieset weer aan
en zet de vulprocedure tien minu‐
ten lang door. Wordt de voorge‐
schreven bandenspanning dan
nog niet bereikt, dan is de band te ernstig beschadigd. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Laat eventueel de te hoge
bandenspanning af via de knop
boven op de manometer.
De compressor niet langer dan
tien minuten laten werken.
13. Maak de bandenreparatieset los. Borglipje op houder indrukken om
fles met afdichtmiddel uit houder
te verwijderen. De bandenvul‐
slang op de vrije aansluiting van
de fles met afdichtmiddel schroe‐ ven. Hierdoor wordt voorkomen
dat er afdichtmiddel uit de fles
stroomt. Bandenreparatieset in de bagageruimte opbergen.
14. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
15. Het op de fles met afdichtmiddel aanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
16. De rit onmiddellijk voortzetten, zodat het afdichtmiddel zichgelijkmatig in de band kan
verspreiden. Stop na ca. 10 km
(uiterlijk na tien minuten) en
controleer de bandenspanning.
Hiervoor de luchtslang van de
compressor rechtstreeks op
bandventiel en compressor
schroeven.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen
totdat de bandenspanning niet
meer afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer
Page 170 of 209

168Verzorging van de autogebruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
17. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
Plaats de vloerplaat weer terug.
Vloerplaat bagageruimte 3 56.
Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band zijn veel minder
goed, daarom deze band laten
vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, deze
minimaal 30 minuten lang uitscha‐
kelen.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van zeven bar.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.De bijgeleverde adapters kunnen
worden gebruikt om andere voor‐
werpen, bijv. voetballen, luchtbed‐
den, opblaasbare bootjes enz., op te pompen. Ze bevinden zich aan de
onderkant van de compressor. Om
deze te verwijderen, schroeft u de compressorluchtslang erop en trekt
u de adapter eruit.
Wiel verwisselen
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset.
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Handrem aantrekken, eerste versnelling of achteruitversnel‐ling inschakelen.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.● Gebruik de krik alleen om een wiel te verwisselen bij banden‐
pech en niet voor de jaarlijkse
montage van winter- of zomer‐
banden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielmoeren en de draad met een schone doek
voordat u het wiel plaatst.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
Page 171 of 209

Verzorging van de auto1691.Stalen velgen:
Wieldop verwijderen.
Lichtmetalen velgen met
boutkappen
Wielmoerdoppen met een schroe‐ vendraaier loswippen en verwij‐
deren. Ter bescherming een
zachte doek tussen de schroe‐
vendraaier en de lichtmetalen
velg aanbrengen.
Lichtmetalen velgen met
wieldoppen
Steek de trekker in de open sleuf
van de wieldop en trek de dop van de velg af. Boordgereedschap
3 157.2. Plaats de wielsleutel stevig op de
wielbouten en draai elke bout een
halve slag los.
De wielen kunnen met wielborg‐
bouten beschermd zijn. Zet voor
het losdraaien van deze speci‐
fieke bouten eerst de adapter voor de wielborgbouten op de boutkop
voordat u de wielsleutel erop zet.
De adapter ligt in het handschoe‐
nenkastje.
3. Zorg ervoor dat de krik op de juiste
manier onder het dichtstbijzijnde
kriksteunpunt staat.
4. Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zo onder het krikpunt dat
losschieten onmogelijk is.
Zwengel bevestigen en met de
krik recht onder het kriksteunpunt
aan de zwengel draaien totdat het wiel van de grond komt.
5. Draai de wielmoeren los.
6. Wiel verwisselen. 7. Draai de wielmoeren erop.
8. Auto laten zakken.
9. Wielsleutel aanbrengen, let er hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielbouten kruislings
aanhalen. Het aanhaalmoment
bedraagt 140 Nm.
Page 172 of 209

170Verzorging van de auto10. Wieldop van de stalen velg vóórhet aanbrengen zo verdraaien dat
de ventielopening over het band‐ ventiel valt.
Monteer de wielboutkappen of de wieldop op de lichtmetalen velg.
11. Breng het verwisselde wiel, het boordgereedschap 3 157 en de
adapter voor de wielborgbouten
3 52 op en zet deze vast.
12. Bandenspanning en het aanhaal‐ koppel van de wielbouten van het
gemonteerde wiel zo spoedig
mogelijk controleren.
Defecte band zo spoedig mogelijk
laten vervangen of repareren.Kriksteunpunt voor hefplatform
De positie van de achterste arm van
het hefplatform, centraal onder de uitsparing van de dorpel.
De positie van de voorste arm van het
hefplatform aan de onderzijde van de auto.
Reservewiel
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset.
Bij het aanbrengen van een reserve‐
wiel met een andere maat dan de
andere wielen kan het wiel worden
beschouwd als een tijdelijk reserve‐
wiel en gelden de betreffende maxi‐
mumsnelheden, zelfs als dit niet door een label wordt aangegeven. Raad‐
pleeg een werkplaats voor informatie
over de geldende maximumsnelheid.
Het reservewiel heeft een stalen velg.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Page 173 of 209

Verzorging van de auto171
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerplaat. Het wordt in de kuip vastgezet met een vleugel‐bout.
De reservewielkuip is niet geschikt
voor alle toegestane bandenmaten.
Wilt u een verwisseld wiel met een
bredere band in de reservewielkuip
plaatsen, dan kunt u de vloerplaat op het uitstekende wiel laten rusten.
Compact reservewielVoorzichtig
Bij gebruik van het compactereservewiel kunnen de rijeigen‐
schappen negatief worden beïn‐ vloed. Defecte band zo spoedig
mogelijk laten vervangen of repa‐
reren.
Slechts één compact reservewiel monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u . In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.
Als uw auto achteraan een lekke
band krijgt wanneer u een ander voer‐ tuig trekt, moet u het compacte reser‐
vewiel vooraan plaatsen en een
volwaardig wiel achteraan.
Sneeuwkettingen 3 164.
Beschadigd wiel met een
bevestigingsband opbergen in de
bagageruimte
Gebruik de band uit het boordgereed‐
schap. Boordgereedschap 3 157.
1. Verwijder de bagageruimte-
afdekking en til de vloer van de
bagageruimte op. Plaats de
gereedschapskoffer en het
beschadigde wiel rechtop in de
ruimte voor de gereedschapskof‐
fer.
2. Trek aan de ontgrendelknop boven op de rugleuning van de
achterbank en klap de rugleuning naar voren.
3. Plaats het lusuiteinde van de band van de gereedschapskoffer
door de rugleuningvergrendeling.
Page 174 of 209

172Verzorging van de auto4. Plaats de haak van de band doorde lus en trek eraan totdat de
band stevig op de rugleuningver‐
grendeling is vastgezet.
5. Trek de rugleuningen terug.
6. Monteer de haak op de achter‐ klepvergrendeling.
7. Trek de band strak en borg hem met de gesp.
9 Waarschuwing
Bij het niet goed vastzetten van
een krik, een wiel of andere appa‐ ratuur in de bagageruimte is er
kans op letsel. Bij een noodstop of
een botsing kunnen inzittenden door voorwerpen worden getrof‐
fen.
Berg krikken of gereedschap altijd goed vastgezet in de betreffendeopbergvakken op.
Een beschadigd wiel dat in de
bagageruimte wordt geplaatst,
moet altijd met een band worden
vastgezet.Starthulp gebruiken
Niet starten met een snellader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
● De accu nooit aan vonken of open vuur blootstellen.
Page 175 of 209

Verzorging van de auto173● Een ontladen accu kan al bij eentemperatuur van 0 °C bevriezen.Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐
ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met dezelfde spanning (12 volt). De
capaciteit (Ah) mag niet veel minder zijn dan die van de ontla‐
den accu.
● Gebruik hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en
een diameter van minstens
16 mm 2
.
● De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de accu leunen.
● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.
● Ook de auto’s mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.● Trek de handrem aan, versnel‐lingsbak in neutraal.
● Open de pluspoolbeschermkap‐ pen van beide accu's.
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ontla‐den accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Het andere uiteinde van de zwarte
kabel op de massa van de auto
aansluiten, bijv. op het motorblok
of op een bout van de motorop‐
hanging. Zover mogelijk van de
ontladen accu aansluiten; mini‐
maal 60 cm.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na vijf minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langerdan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van één minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. drie minuten stationair
laten draaien.
4. Elektrische verbruikers (bijv. koplampen, achterruitverwar‐
ming) van de stroom ontvan‐
gende auto inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
Page 176 of 209

174Verzorging van de autoTrekkenAuto slepen
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 157.
1. Afdekking losmaken door de
afdekking met een schroeven‐
draaier te verwijderen.
2. Sleepoog inschroeven en tot aan de aanslag in horizontale stand
vastdraaien.
3. Sleepkabel – beter is een sleep‐ stang – aan sleepoog bevestigen.
Algemeen
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Contact inschakelen om het stuurslot
op te heffen en remlichten, claxon en voorruitwisser te kunnen bedienen.
Versnellingsbak in neutrale stand.Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Recirculatiesysteem inschakelen en
ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
De auto moet met de neus vooruit
worden gesleept, niet sneller dan 88
km/u. In alle andere gevallen en
wanneer de versnellingsbak defect is,
moet de vooras worden opgetild.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het slepen verwijdert u het sleep‐
oog.
Plaats de kap en klik deze vast in de
voorbumper.