Page 265 of 313

Verzorging van de auto263slijtage-indicatoren wordt aangeduid
door merktekens op de zijwand van
de band.
Is de slijtage voor groter dan achter,
dan de voorbanden regelmatig
omwisselen met de achterbanden. De draairichting van de wielen moet
dezelfde zijn als voorheen.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de 6 jaar te vervangen.
Van banden- en velgmaat veranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moeten mogelijk de
snelheidsmeter en de voorgeschre‐
ven bandenspanning geherprogram‐
meerd worden en moeten er eventu‐
eel andere aanpassingen aan de auto
worden verricht.
Na montage van banden met een
andere bandenmaat de sticker met
de bandenspanning laten vervangen.9 Waarschuwing
Rijden met ongeschikte banden of
wielen kan ongevallen veroorza‐
ken en de typegoedkeuring van de auto vervalt hierdoor.
Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Indien geen wieldoppen en banden
worden gebruikt die door de fabriek
zijn goedgekeurd, mogen de banden
niet voorzien zijn van een velgbe‐
schermingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.
9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte
banden of wieldoppen kan tot plot‐
seling drukverlies leiden met
ongelukken als mogelijk gevolg.
Auto's met stalen velgen: Bij gebruik van wielborgmoeren mogen de wiel‐
doppen niet worden bevestigd.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn uitsluitend op
de voorwielen toegestaan.
Gebruik altijd kettingen met fijne
schakels waardoor het loopvlak en de binnenkanten (inclusief kettingslot)
met niet meer dan 10 mm toenemen.
Page 266 of 313

264Verzorging van de auto9Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de bandenmaten
215/60 R16, 215/55 R17,
225/55 R17 M+S en 235/45 R18.
Compact reservewiel
Sneeuwkettingen mogen niet op het
tijdelijke reservewiel worden gebruikt.
Bandenreparatieset Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden
verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de
banden verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐
set worden verholpen.
9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Er zijn twee soorten bandenrepara‐
tieset verkrijgbaar:
● Type 1 herkenbaar aan de aan/
uit-schakelaar aan de bovenkant
van de compressor.
● Type 2 herkenbaar aan de aan/
uit-schakelaar aan de zijkant van de compressor.
Bij een lekke band:
Handrem aantrekken, eerste versnel‐ ling, achteruitversnelling of P inscha‐
kelen.
Page 267 of 313
Verzorging van de auto265
Bij auto's met audioluidsprekersys‐
teem ligt de bandenreparatieset bij
het gereedschap.
Bij andere versies is de bandenrepa‐
ratieset opgeborgen in een tas.
Draai de schroef los en verwijder de tas.
Haal de fles afdichtmiddel en de
compressor uit de doos.
1. Verwijder de aansluitkabel en de luchtslang uit de opbergvakkenaan de onderkant van de
compressor.
Page 268 of 313
266Verzorging van de auto2.Type 1: schroef de luchtslang van
de compressor op de aansluiting
op de fles afdichtmiddel en breng
de fles afdichtmiddel aan in de
borging op de compressor.
Type 2: draai de plug van de
compressor en van de fles
afdichtmiddel. Schroef de fles op
de compressor zonder de tinfolie
van de fles te halen.
3. Plaats de compressor dichtbij de band, zodanig dat de fles afdicht‐
middel rechtop staat.
4. Ventieldop van defecte band losschroeven.
5.Type 1: schroef de vulslang op het
ventiel.
Type 2: haal de beschermdop van
de vulslang en schroef de
vulslang op het ventiel. De veilig‐
heidsklep moet gesloten zijn
(rechtsom draaien).
6. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
7. Steek de compressorstekker in de
12V stekkerdoos of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de
motor te laten draaien.
8. Zet de wipschakelaar van de compressor op I. De band wordt
nu met afdichtmiddel gevuld.
Page 269 of 313

Verzorging van de auto2679. De manometer van de compres‐sor geeft even max. 6 bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
Daarna begint de druk te dalen.
10. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
11. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten
worden bereikt. Bandenspanning
3 295 . Schakel de compressor uit
wanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
De compressor niet langer dan
10 minuten laten werken.
Type 1: als de bandenspanning
niet binnen 10 minuten wordt
bereikt, verwijder dan de banden‐
reparatieset. De auto één wielom‐ wenteling verplaatsen. De
bandenreparatieset weer aanslui‐
ten en het vulproces 10 minuten
lang voortzetten. Meet de
bandenspanning nogmaals.
Wordt de voorgeschreven
bandenspanning dan nog niet
bereikt, dan is de band te ernstigbeschadigd. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Als de spanning binnen
10 minuten wordt bereikt, past u
deze met behulp van de knop
boven de spanningsindicator naar
boven of naar beneden aan tot op de voorgeschreven waarde.
Type 2: verwijder de bandenrepa‐
ratieset en rijd onmiddellijk zo'n 10
km, maar niet langer dan 10 minu‐ ten. Meet de bandenspanning
nogmaals. Sluit als de banden‐
spanning niet wordt bereikt de
bandenreparatieset weer aan en
blijf gedurende 10 minuten
oppompen. Wordt de voorge‐
schreven bandenspanning dan
nog niet bereikt, dan is de band te
ernstig beschadigd. De hulp van
een werkplaats inroepen.
Als de spanning wordt bereikt,
past u deze met behulp van de
compressor naar boven of naar
beneden aan tot op de voorge‐
schreven waarde door de veilig‐
heidsklep bij de vulslang te
openen (linksom draaien).
12. Maak de bandenreparatieset los. Type 1: druk op het borglipje op de
houder om de fles met afdichtmid‐
del uit de houder te verwijderen.
Bandenvulslang op de vrije
aansluiting van fles met afdicht‐
middel schroeven. Hierdoor wordt voorkomen dat er afdichtmiddel
uit de fles stroomt.
Type 2: de fles afdichtmiddel
komt niet uit de compressor. Laat
de fles afdichtmiddel vervangen
door uw werkplaats.
13. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
14. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
Page 270 of 313

268Verzorging van de auto15. Het op de fles met afdichtmiddelaanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
16. De rit onmiddellijk voortzetten, zodat het afdichtmiddel zich
gelijkmatig in de band kan
verspreiden. Na ca. 10 km rijden
(uiterlijk na 10 minuten) stoppen
en de bandenspanning controle‐
ren. Schroef de luchtslang van de compressor rechtstreeks op het
ventiel.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen
totdat de bandenspanning niet
meer afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer
gebruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
17. Bandenreparatieset in de doos opbergen.
18. Zet de doos vast met de schroef.
Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band worden sterk beïn‐
vloed, daarom deze band laten vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, deze
minimaal 30 minuten lang uitscha‐
kelen.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. –30 °C te gebruiken.
De aanwezige hulpstukken kunnen voor het oppompen van ballen,luchtbedden en opblaasboten e.d.
worden gebruikt. Deze zitten aan de onderkant van de compressor. Om
deze te verwijderen, schroeft u de
compressorluchtslang erop en trekt
u de adapter eruit.
Wiel verwisselen
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 264.
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Handrem aantrekken, eerste versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
Page 271 of 313

Verzorging van de auto269● Reservewiel verwijderen 3 271.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.
● Gebruik de krik alleen om een wiel te wisselen in geval van
bandenpech en niet voor de jaar‐
lijkse montage van winter- of
zomerbanden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielmoeren en schroefdraad met een schone
doek voordat u het wiel monteert.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wielmoerdoppen met een schroe‐
vendraaier loswippen en verwij‐
deren.
Stalen velgen met dop: Wieldop
verwijderen.
Lichtmetalen velgen: Wielmoer‐
doppen met een schroeven‐
draaier loswippen en verwijderen. Ter bescherming een zachte doek
tussen de schroevendraaier en de lichtmetalen velg aanbrengen.
2. Klap de wielsleutel uit, zet deze stevig op de wielmoer en draai
elke moer een halve slag los.
De wielen kunnen met wielborg‐
moeren beschermd zijn. Zet voor
het losdraaien van deze speci‐
fieke moeren eerst de adapter
voor de wielborgmoeren op de
moerkop voordat u de wielsleutel
erop zet. De adapter ligt in het
handschoenenkastje.
3. Zorg ervoor dat de krik op de juiste
manier onder het dichtstbijzijnde
kriksteunpunt staat.
Page 272 of 313

270Verzorging van de auto
4.Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zodanig onder het
hefpunt dat deze niet kan
losschieten.
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de wielsleutel
totdat het wiel van de grond komt.
5. Draai de wielmoeren los.
6. Wiel verwisselen. Reservewiel 3 271.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Auto laten zakken.
9. Wielsleutel aanbrengen, let er hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielmoeren kruislings
aanhalen. Het aanhaalmoment
bedraagt 125 Nm.
10. Wieldop voor het aanbrengen zo verdraaien dat de ventielopeningover het bandventiel valt.
Wielmoerdoppen aanbrengen.
11. Afdekking kriksteunpunt terug‐ plaatsen.12. Berg het vervangen wiel 3 271,
het autogereedschap 3 257 en de
adapter voor het vergrendelen
van de wielborgmoeren 3 69 op
en zet ze vast.
13. Bandenspanning en het aanhaal‐ koppel van de wielmoeren van het
gemonteerde wiel zo spoedig
mogelijk controleren.
Defecte band zo spoedig mogelijk
laten vervangen of repareren.
Krikpositie voor liftplatform
Achterarmpositie van het liftplatorm
op de carrosserie onderaan.