Page 145 of 313

Klimaatregeling143KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............143
Airconditioning ......................... 143
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 147
Hulpverwarming ......................152
Luchtroosters ............................. 153
Verstelbare luchtroosters ........153
Vaste luchtroosters ..................153
Onderhoud ................................. 154
Luchtinlaat ............................... 154
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 154
Service .................................... 154Klimaatregelsystemen
Airconditioning
Afbeelding toont functies die voor uw
specifieke auto wellicht niet beschik‐
baar zijn.
Bedieningsorganen voor: ● Luchtdebiet Z
● Temperatuur TEMP
● Luchtverdeling l, M en K
● Airconditioning A/C
● Ontwasemen en ontdooien á
● Luchtrecirculatie 4
● Buitenlucht 5
● Verwarmbare achterruit en
buitenspiegels b
● Voorruitverwarming ,
● Stoelverwarming ß
Sommige wijzigingen van instellingen worden kort aangegeven op het Info-Display. Geactiveerde functies
worden aangegeven door de LED in
de betreffende toets.
Luchtdebiet Z
Luchtdebiet instellen door Z op de
gewenste snelheid te draaien.naar rechts:versnellennaar links:vertragen
Temperatuur TEMP
Temperatuur aanpassen door TEMP
op de gewenste temperatuur te
draaien.
rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Page 146 of 313

144KlimaatregelingLuchtverdeling l M K
Indrukken:l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Er zijn ook combinaties mogelijk.
Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop/Start-systeem 3 160.Ruiten ontwasemen en
ontdooien á
●á indrukken: aanjager schakelt
automatisch over op hogere snel‐
heid, de luchtstroom wordt op de voorruit gericht.
● Draaiknop voor temperatuur TEMP in hoogste stand zetten.
● Schakel zo nodig de airco A/C in.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen, mits beschikbaar.
Page 147 of 313

Klimaatregeling145● Zijdelingse luchtroosters openennaar wens en op de zijruiten rich‐ten.
● Voor maximaal ontwasemen en ontdooien luchtdebiet op hoogste
stand zetten.
Let op
Als á wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op á
wordt gedrukt.
Als á wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 160.Luchtrecirculatiesysteem 4
Druk op 4
om de luchtrecirculatie‐
modus te activeren, de LED licht op.
Selecteer luchtrecirculatie als hulp bij het koelen van het interieur of het
weren van geuren van buiten of
uitlaatgassen.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.
Druk bij een versie zonder voorruit‐
verwarming op 5 om de luchtrecir‐
culatie te deactiveren. De buitenlucht‐
modus wordt geactiveerd.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Page 148 of 313
146KlimaatregelingBuitenluchtmodus 5
Druk op 5
om de buitenluchtmodus
te activeren, de LED licht op.
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De buitenluchtmodus wordt gedeactiveerd.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Airconditioning inschakelen A/C.
● Druk op 4 voor luchtrecircula‐
tiesysteem aan.
● Druk op M voor luchtverdeling.
● Draaiknop voor temperatuur TEMP in laagste stand zetten,
● Aanjagersnelheid Z op hoogste
stand zetten,
● Alle luchtroosters openen.
Versie met
voorruitverwarming ,
Als de auto is uitgerust met voorruit‐
verwarming, wordt toets G vervan‐
gen door toets ,.
Verwarmbare achterruit en
buitenspiegels b
3 37
Voorruitverwarming ,
3 37
Stoelverwarming ß
3 49
Page 149 of 313

Klimaatregeling147Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Afbeelding toont functies die voor uw
specifieke auto wellicht niet beschik‐
baar zijn.
Bedieningsorganen voor:
● Draaiknop voor temperatuur aan bestuurderszijde
● Draaiknop voor temperatuur aan passagierszijde
● Met CLIMATE gaat u naar het
menu Klimaatinstelling op het Info-Display
● Luchtdebiet hoger ( en lager )
zetten
● Klimaatregeling ON/OFF of â
● Automatische modus AUTO
● Handmatig bediende luchtrecir‐ culatie 4
● Ontwasemen en ontdooien à
● Verwarmbare achterruit en buitenspiegels b
● Voorruitverwarming ,
● Stoelverwarming ß
● Geventileerde stoelen A
De LED in de betreffende knop geeft
de geactiveerde functie aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.Menu Klimaatinstelling CLIMATE
Instellingen voor
● Luchtverdeling l, M , K
● Luchtdebiet Z
● Temperatuur voor bestuurders- en passagierszijde 23°/25°
● Temperatuursynchronisatie met twee zones SYNC
● Airconditioning ON/OFF
kan handmatig worden geactiveerd in het menu Klimaatinstelling. Druk op
CLIMATE om naar het menu te gaan
en volg de tiptoetsen.
Page 150 of 313

148KlimaatregelingHet menu Klimaatinstelling verschijnt
ook door aanraken van de toets ã op
het Info-Display 3 113.
Wijzigingen in instellingen via de
knoppen verschijnen als pop-up op
het Info-Display.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor automatische
regeling met maximaal comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor een optimale luchtverdeling in de
automatische modus.
● Activeer koeling in het menu Klimaatinstelling voor optimalekoeling en ontwaseming. Druk op Climate om naar het menu te
gaan en volg de tiptoets om de
airco A/C in te schakelen.
● Stel de voorkeurstemperaturen voor de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk in
met de linker en rechter draai‐
knop. De aanbevolen tempera‐
tuur is 22 °C. De temperatuur
verschijnt even op schermpjes
naast de draaiknoppen en in het
menu Klimaatinstelling.
● De luchtrecirculatiemodus 4
moet gedeactiveerd zijn. Na het
deactiveren brandt de LED in de
toets niet.
Handmatige instellingen
U kunt de instellingen van het klimaat‐
regelsysteem op onderstaand
beschreven manier met de volgende
functies wijzigen.Luchtdebiet ( )
Druk op de bovenste toets ( om het
luchtdebiet hoger of de onderste toets ) om het lager te zetten. Het
luchtdebiet verschijnt als een pop-up op het Info-Display. U kunt het lucht‐
debiet ook aanpassen met de tiptoet‐ sen op het klimaatinstellingendisplay.
Druk op Climate om naar het menu te
gaan.
Wanneer u de onderste toets ) langer
indrukt: de aanjager en koeling
worden uitgeschakeld.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indrukken.
Page 151 of 313

Klimaatregeling149Luchtverdeling l, M , K
Druk op Climate om naar het menu te
gaan.
Druk op:
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren
Stel de voorkeurstemperaturen voor
de bestuurders- en passagierskant
voorin afzonderlijk met de linker en
rechter draaiknop in op de gewenste
waarde. Met de knop aan de passa‐
gierszijde verandert u de temperatuur
voor de passagierszijde. Met de knop
aan de bestuurderskant verandert u
de temperatuur voor de bestuurders‐
kant of beide kanten, afhankelijk van
de activering van de synchronisatie
SYNC . De aanbevolen temperatuur is
22 °C. De temperatuur verschijnt
schermpjes naast de draaiknoppen
en als pop-up op het Info-Display.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit eenAutostop opnieuw worden gestart of
een Autostop worden belemmerd.
Stop-startsysteem 3 160.
Temperatuursynchronisatie met twee zones SYNC
Druk op Climate om naar het menu te
gaan. Raak SYNC aan om de tempe‐
ratuur aan passagierszijde te koppe‐
len aan die aan bestuurderszijde.
Bij het verstellen van de draaiknop aan passagierszijde wordt de
synchronisatie gedeactiveerd.
Page 152 of 313

150KlimaatregelingAirconditioning A/C
Druk op Climate om naar het menu te
gaan en volg de tiptoets om de airco
A/C ON of A/C OFF in te schakelen.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator van de klimaatregeling.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een
bepaalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie 4
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. De LED in de knop brandt om activering aan te geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Automatische luchtrecirculatie
Een luchtvochtigheidssensor scha‐ kelt automatisch over op buitenlucht
als de luchtvochtigheid in het interieur
te hoog is.