Page 201 of 243

door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist te laten uitvoeren.
Een doos met reservelampen is verkrijgbaar bij
een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist.
WAARSCHUWING
Ingeschakelde lampen kunnen heet wor‐
den. De lampen niet aanraken om verbrandin‐
gen te voorkomen. Er bestaat kans op letsel.
Lampen alleen vervangen als ze zijn afge‐
koeld.◀
WAARSCHUWING
Bij werkzaamheden aan ingeschakelde
verlichting kan er kortsluiting ontstaan. Er be‐
staat kans op letsel of schade. Bij werkzaam‐
heden aan de verlichting de betreffende lam‐
pen uitschakelen. De eventueel bijgevoegde
gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de
lamp in acht nemen.◀
GEVAAR
Bij de verlichting kunnen hoge spannin‐
gen aanwezig zijn. Er bestaat levensgevaar.
Werkzaamheden aan de verlichtingsinstallatie
met inbegrip van het vervangen van lampen
door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist laten uitvoeren.◀
ATTENTIE
Verontreinigde lampen hebben een kor‐
tere levensduur. Er bestaat gevaar voor
schade. Het glas van nieuwe lampen niet met
de blote hand vastpakken. Gebruik een schone
doek, papieren servet e.d. pak de lamp bij de
fitting.◀
LED-lampen
Sommige uitrustingsvarianten hebben achter
een afdekking LED-lampen als lichtbron.
Deze zijn verwant met de gewone lasers en
worden als lichtemitterende diode van klasse 1
gekenmerkt.WAARSCHUWING
Te intensieve helderheid kan het netvlies
van de ogen irriteren of beschadigen. Er be‐
staat kans op letsel. Nooit gedurende langere
tijd direct in de koplamp of andere lichtbron‐
nen kijken. Afdekkingen van LED's niet verwij‐
deren.◀
Koplampglazen Bij koel of vochtig weer kunnen de voertuigver‐
lichtingsunits aan de binnenzijde beslaan. Bij
rijden met ingeschakeld licht verdwijnt de
wasem na korte tijd. Het koplampglas hoeft
niet te worden vervangen.
Als de koplampen ondanks rijden met inge‐
schakeld licht niet ontdooien en er zich in toe‐
nemende mate vocht vormt, bijv. waterdrup‐
pels in de lamp, deze door een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten contro‐
leren.
Koplampinstelling
De instellingen van de koplampen kunnen wor‐
den beïnvloed door het vervangen van lampen.
Na vervanging de koplampinstelling laten con‐
troleren en eventueel laten corrigeren door een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.Seite 201Vervangen van onderdelenMobiliteit201
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 202 of 243
Frontlampen, lamp vervangen
Halogeenkoplampen
Overzicht1Dagrijlicht/grootlicht/lichtsignaal2Stadslicht3Dimlicht4Richtingaanwijzers
Toegang tot knipperlicht en dimlicht
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 200.
1.In de wielkast de beide houders losmaken
en de afdekking verwijderen.Richtingaanwijzers
Lamp 21 watt, PY21W.1.Evt. de binnenbekleding van de wielkast
iets naar binnen trekken. De houder tegen
de klok in draaien en eruit nemen.2.De lamp licht in de fitting drukken, tegen
de klok in draaien en verwijderen.3.De nieuwe lamp en de lamphouder in om‐
gekeerde volgorde monteren.4.De afdekking in de wielkast aanbrengen.Seite 202MobiliteitVervangen van onderdelen202
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 203 of 243

Dimlicht
Lamp 55 watt, H7.1.Het deksel tegen de klok in draaien en ver‐
wijderen.2.De lamp door naar beneden en boven te
kantelen uit de houder losmaken en weg‐
nemen.3.De stekker van de lamp lostrekken.4.De stekker op de nieuwe lamp aansluiten.5.De lamp eerst boven met de lus, pijl 1, in
de houder zetten en dan onderaan vast‐
drukken, pijl 2. De lamp moet hoorbaar
vastklikken.6.De koplampbehuizing met het deksel slui‐
ten. Let erop dat het deksel vergrendelt.7.De afdekking in de wielkast aanbrengen.
Toegang tot dagrijlicht, grootlicht/
lichtsignaal en stadslicht
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 200.
1.De motorkap openen, zie pagina 191.2.Het deksel tegen de klok in draaien en ver‐
wijderen.
Dagrijlicht en grootlicht/lichtsignaal
Lamp 55 watt, H15.
1.De lamp tegen de klok in draaien en eruit
nemen.2.De nieuwe lamp in omgekeerde volgorde
inbouwen. De lamp daarbij tot de aanslag
rechtsom draaien.3.De koplampbehuizing met het deksel slui‐
ten. Let erop dat het deksel vergrendelt.Seite 203Vervangen van onderdelenMobiliteit203
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 204 of 243

Stadslicht
Lamp 6 watt, H6W.1.De lamphouder door naar beneden en bo‐
ven te kantelen uit de houder losmaken en
eruit trekken.2.De lamp voorzichtig uit de lamphouder
trekken.3.Voor het plaatsen van de nieuwe lamp in
omgekeerde volgorde te werk gaan. De
lamphouder moet hoorbaar vastklikken.4.De koplampbehuizing met het deksel slui‐
ten.
Xenon-koplamp
Aanwijzingen
Op grond van de hoge levensduur van de lam‐
pen is de waarschijnlijkheid van een uitval zeer
gering. Vaak in- en uitschakelen verkort de le‐
vensduur.
Als een lamp uitvalt, kan voorzichtig verder
worden gereden met gebruik van de mistlam‐
pen als verlichting. Neem de voor het land spe‐
cifieke wetten in acht.
GEVAAR
Bij de verlichting kunnen hoge spannin‐
gen aanwezig zijn. Er bestaat levensgevaar.
Werkzaamheden aan de verlichtingsinstallatie
met inbegrip van het vervangen van lampen
door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist laten uitvoeren.◀
Overzicht1Stadslicht / Dagrijlicht2Dimlicht / Grootlicht / Lichtsignaal3Richtingaanwijzers
Xenonlicht
Dimlicht en grootlicht zijn uitgevoerd met xe‐
nontechnologie.
Stadslicht en dagrijlicht zijn uitgevoerd met
LED-technologie.
Bij een defect contact opnemen met een Ser‐
vice Partner of een gekwalificeerde specialist.
Richtingaanwijzers
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 200.
Seite 204MobiliteitVervangen van onderdelen204
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 205 of 243

Lamp 21 watt, PY21W.1.In de wielkast de beide houders losmaken
en de afdekking verwijderen.2.Evt. de binnenbekleding van de wielkast
iets naar binnen trekken. De houder tegen
de klok in draaien en eruit nemen.3.De lamp licht in de fitting drukken, tegen
de klok in draaien en verwijderen.4.De nieuwe lamp en de lamphouder in om‐
gekeerde volgorde monteren.5.De afdekking in de wielkast aanbrengen.
Mistlamp
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 200.
Gloeilamp 35 watt, H8.
1.Met de achterkant van de schroeven‐
draaier uit het boordgereedschap de drie
schroeven, pijl 1, van de wielkastbekledinglosdraaien. Wielkastbekleding voorzichtig
optillen, pijl 2.2.Stekker van de lamp lostrekken, pijl 1.
Lamp draaien, pijl 2.
Linker voertuigzijde: met de klok mee
draaien.
Rechter voertuigkant: tegen de klok in
draaien.
Lamp verwijderen.3.Nieuwe lamp plaatsen, stekker aansluiten
en wielkastbekleding vastschroeven.
Knipperlicht in de buitenspiegel
De knipperlichten in de buitenspiegels maken
gebruik van LED-techniek. Bij een defect con‐
tact opnemen met een Service Partner of een
gekwalificeerde specialist.
Seite 205Vervangen van onderdelenMobiliteit205
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 206 of 243

Achterlichten, lamp vervangen
Overzicht1Richtingaanwijzers2Mistachterlicht3Achteruitrijlicht4Achterlichtlamp5Remlichten
Lamp vervangen Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 200.
Richtingaanwijzer, rem-, achter- of achteruitrij‐
licht: lamp 21 watt, P21W.
Mistachterlicht: gloeilamp 6 watt, H6W.
Achterlicht verwijderen
1.Kofferdeksel openen.2.Beide afdekkingen aan het achterlicht ope‐
nen.3.Met de handgreep van de schroeven‐
draaier uit het boordgereedschap de moe‐
ren aan de beide bevestigingen losdraaien
en afnemen. Let erop dat de moeren niet inde bumper vallen. Naast beide buitenste
bevestigingen is er ook nog een binnenste
bevestiging.4.Met een hand de handgreeplijst vastne‐
men, pijl 1, en met de vrije hand aan de bui‐
tenzijde tegenhouden, pijl 2. Het achter‐
licht voorzichtig eruit tillen, pijl 3, tot het
rubberlager uit de binnenste bevestiging
loskomt.5.De stekker van de lamphouder lostrekken.
Lampen vervangen
1.De zes bevestigingen, pijl 1, aan de achter‐
lichtlamp losmaken en de achterlichtlamp
verwijderen van de lamphouder, pijl 2.Seite 206MobiliteitVervangen van onderdelen206
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 207 of 243

2.De defecte lamp licht in de fitting drukken,
tegen de klok in draaien en verwijderen.3.Ga voor het plaatsen van de nieuwe lamp
en het aanbrengen van de lamphouder aan
het achterlicht in omgekeerde volgorde te
werk. Erop letten dat de lamphouder vast‐
klikt in alle bevestigingen.
Achterlicht inbouwen
1.De stekker aansluiten op de lamphouder.2.Het achterlicht recht ertegen zetten en
vastduwen, pijl 1, tot het rubberlager in de
binnenste bevestiging vastklikt. Let erop
dat bij het plaatsen van het achterlicht de
rubberlip, pijl 2, aan de bovenzijde van het
achterlicht niet omknikt. Beide moeren
vastschroeven, pijl 3, en afdekkingen slui‐
ten.
Middelste remlicht en
kentekenplaatverlichting
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 200.
De lampen maken gebruik van LED-techniek.
Bij een defect contact opnemen met een Ser‐
vice Partner of een gekwalificeerde specialist.
Wiel verwisselen AanwijzingenBij runflat-banden of het gebruik van plakmid‐
delen is het niet noodzakelijk om het wiel direct
te wisselen bij spanningsverlies in het geval
van pech.
Daarom staat geen reservewiel ter beschik‐
king.
Het juiste gereedschap voor het verwisselen
van wielen vindt u als toebehoren bij een Ser‐
vice Partner of een gekwalificeerde specialist.
Kriksteunpunten
De kriksteunpunten bevinden zich op de aan‐
gegeven posities.
Wielbouten met slot
De adapter van de wielbouten met slot bevindt
zich in het boordgereedschap of in een op‐
bergvak bij het boordgereedschap.
▷Wielbout, pijl 1.▷Adapter, pijl 2.
Verwijderen
1.Adapter op de wielbout plaatsen.2.Wielbout losschroeven.
Na het vastschroeven de adapter weer verwij‐
deren.
Seite 207Vervangen van onderdelenMobiliteit207
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 208 of 243

AccuOnderhoud
De accu is onderhoudsvrij.
Het zuur waarmee de accu gevuld is volstaat
voor de volledige levensduur van de accu.
Meer informatie over de accu kan bij een Ser‐ vice Partner of een gekwalificeerde specialist
worden opgevraagd.
Vervangen van de accu ATTENTIE
Accu's die door de fabrikant van de auto
als niet geschikt zijn beoordeeld, kunnen sys‐
temen beschadigen of functies kunnen niet
meer worden uitgevoerd. Er bestaat gevaar
voor schade. Alleen accu's gebruiken die door
de fabrikant van de auto als geschikt zijn aan‐
gemerkt.◀
De voertuigaccu na het vervangen door een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list bij de auto laten aanmelden, zodat alle
comfortfuncties onbeperkt beschikbaar zijn en
evt. betreffende Check-Control-meldingen
niet meer worden weergegeven.
Accu opladen
Algemeen
Erop letten dat de accu voldoende opgeladen
is, om de volle levensduur van de accu te ga‐ randeren.
In de volgende gevallen kan het opladen van
de accu noodzakelijk zijn:▷Bij frequente korte trajecten.▷Bij lange standtijden van meer dan een
maand.Aanwijzingen
ATTENTIE
Bij acculaders voor de voertuigaccu kun‐
nen hoge spanningen en stromen optreden,
waardoor het 12V-boordnet overbelast of be‐
schadigd kan raken. Er bestaat gevaar voor
schade. Acculaders voor de voertuigaccu al‐
leen op de starthulp-aanklempunten in de mo‐
torruimte aansluiten.◀
Aanklempunten starthulp Alleen met afgezette motor via de starthulp-
aanklempunten, zie pagina 212, in de motor‐
ruimte laden.
Acculader
Speciaal voor de auto ontwikkelde en op het
boordnet afgestemde boordnet afgestemde
acculaders zijn verkrijgbaar bij een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist.
Stroomonderbreking
Na een tijdelijke stroomonderbreking moeten
sommige modellen opnieuw geïnitialiseerd
en/of individuele instellingen worden geactuali‐
seerd, bijv.:▷Stoel- en spiegelgeheugen: posities op‐
nieuw opslaan.▷Tijd: instellen.▷Datum: instellen.▷Glazen dak en schuifpaneel: systeem initia‐
liseren, zie pagina 46.
Oude accu verwerken
Oude batterijen door een Service Part‐
ner of een gekwalificeerde specialist la‐ ten afvoeren of op een verzamelpunt
afgeven.
Gevulde accu's moeten tijdens het vervoer en
de opslag rechtop staan. Tijdens het transport
tegen omvallen beveiligen.
Seite 208MobiliteitVervangen van onderdelen208
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15