Page 49 of 243
Instellingen in detail1.Langsrichting.2.Hoogte.3.Zittinghoek.4.Rugleuninghoek.Bovenbeensteun
Aan hendel aan de voorzijde van de stoel trek‐
ken en bovenbeensteun instellen.
Lendensteun
De welving van de rugleuning kan dusdanig
worden gewijzigd, dat de onderrug (lende)
wordt ondersteund. Voor een rechte zithou‐
ding worden de bovenste bekkenrand en de
wervelkolom ondersteund.
▷Schakelaar voor/achter in‐
drukken:
Welving wordt versterkt/
verzwakt.▷Schakelaar boven/onder in‐
drukken:
Welving wordt naar boven/
onder verschoven.
Rugleuningbreedte
Breedte van de rugleuning tus‐sen de zijkussens aanpassen,
om de zijdelingse steun te ver‐
beteren.
Seite 49InstellenBediening49
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 50 of 243

Stoelverwarming vóór
InschakelenToets afhankelijk van de temperatuur‐
stand eenmaal indrukken.
Hoogste temperatuur bij drie brandende
LED's.
Als de rit binnen ca. 15 minuten wordt voortge‐
zet dan wordt de stoelverwarming automatisch
geactiveerd met de laatst ingestelde tempera‐
tuur.
Als ECO PRO, zie pagina 169, geactiveerd is,
wordt de verwarmingscapaciteit verlaagd.
Uitschakelen Toets langer indrukken.
LED's doven.
Instap naar achteren
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Bij het bewegen van de stoelen bestaat
inklemgevaar. Er bestaat kans op letsel of
schade. Voor het instellen erop letten dat het
bewegingsgebied van de stoel vrij is.◀
WAARSCHUWING
Een onvergrendelde rugleuning kan tij‐
dens het rijden onverwachte bewegingen ma‐
ken. U kunt de controle over de auto verliezen.
Er bestaat kans op letsel. Voor het rijden de
rugleuningen terugklappen en vergrendelen.◀
Handmatige lengte-instelling
Comfortinstap
De comfortinstap bevat een memory-functie
voor de lengte- en leuninginstelling.1.Hendel tot de aanslag trekken.2.Rugleuning naar voren klappen.3.Zitting naar voren schuiven.
Oorspronkelijke positie
1.Stoel terugschuiven in de uitgangspositie.2.Rugleuning terugklappen om de stoel te
vergrendelen.
Elektrische lengte-instelling
Comfortinstap
De comfortinstap bevat een memory-functie
voor de lengte- en leuninginstelling.
1.Hendel tot de aanslag trekken.2.Rugleuning naar voren klappen.3.Instapbereik wijzigen:▷Toets zo lang ingedrukt houden,
totdat de voorstoel in de gewen‐Seite 50BedieningInstellen50
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 51 of 243

ste stand staat. Door de toets los te la‐
ten stopt de beweging.▷Toets kort indrukken. Zitting
schuift automatisch in de eind‐
stand. Opnieuw indrukken stopt de be‐
weging.
Oorspronkelijke positie
1.Zitting in oorspronkelijke positie schuiven:▷Toets zo lang ingedrukt houden,
totdat de zitting in de oorspron‐
kelijke positie staat. Door de toets los
te laten stopt de beweging.▷Toets kort indrukken. Stoel
schuift naar de oorspronkelijke
stand. Opnieuw indrukken stopt de be‐
weging.2.Rugleuning terugklappen.
Veiligheidsgordels
Aantal veiligheidsgordels Voor uw veiligheid en die van uw passagiers is
uw auto uitgerust met vier veiligheidsgordels.
Deze kunnen hun beschermende werking ech‐
ter pas vervullen, als zij correct zijn omgegespt.
Algemeen
Veiligheidsgordels voor elke rit op alle bezette
plaatsen omdoen.
Om de inzittenden te beschermen, wordt de
gordelblokkering vroegtijdig geactiveerd. De
gordel bij het omdoen langzaam uit de houder
halen.
Airbags vormen een aanvullende veiligheids‐
voorziening op de veiligheidsgordels, maar
vervangen deze niet.
Het punt van de gordelbevestiging past voor
volwassenen van elke lichaamslengte bij een
correcte stoelinstelling.
Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Als meer dan een persoon van dezelfde
gordel gebruikmaakt, is de beschermende
werking van de veiligheidsgordel niet meer ge‐
waarborgd. Er bestaat kans op letsel of levens‐
gevaar. Eén veiligheidsgordel slechts voor
één persoon gebruiken. Baby's en kinderen
niet op schoot nemen, maar in de daarvoor be‐
stemde kinderveiligheidssystemen zetten en
overeenkomstig beveiligen.◀
WAARSCHUWING
De beschermende werking van de veilig‐
heidsgordels kan beperkt zijn of wegvallen als
deze verkeerd worden gedragen. Een verkeerd
gedragen veiligheidsgordel kan extra letsel
veroorzaken, bijv. bij een ongeval of bij rem- en
uitwijkmanoeuvres. Er bestaat kans op letsel of
levensgevaar. Erop letten dat de veiligheids‐
gordels bij alle inzittenden correct zijn omge‐
daan.◀
Correct gebruik van
veiligheidsgordels▷De gordel niet verdraaid en zo strak moge‐
lijk over het bekken en de schouder aan‐
brengen.▷De gordel in de bekkenzone laag over de
heup aanbrengen. De gordel mag niet te‐
gen het onderlichaam drukken.▷De veiligheidsgordel mag niet tegen de
hals aanliggen, langs scherpe randen
schuren, over harde of breekbare voorwer‐
pen in de kleding lopen of worden inge‐
klemd.▷Dikke kleding vermijden.▷De gordel ter hoogte van het bovenlichaam
meerdere keren naar boven toe straktrek‐
ken.Seite 51InstellenBediening51
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 52 of 243

Gordel sluiten
Het gordelslot moet bij het sluiten hoorbaar
vastklikken.
Gordel openen
1.Gordel vasthouden.2.Rode toets in het slot indrukken.3.Gordel naar het oprolmechanisme gelei‐
den.
Gordelherinnering voor bestuurders-
en passagiersstoel
Er wordt een Check-Control-melding
weergegeven. Controleren of de veilig‐
heidsgordel correct is omgedaan.
De gordelherinnering wordt geactiveerd als de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet is
omgegespt.
Bij enkele landuitvoeringen wordt de gordel‐
herinnering vanaf ca. 10 km/h ook geactiveerd
als de passagiersgordel niet is omgegespt en
als zware voorwerpen op de passagiersstoel
liggen.
Gordelherinnering voor de achterbank Controlelampje op het instrumenten‐
paneel gaat branden nadat de motor
gestart is.
▷Groen: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is vastge‐
maakt.▷Rood: de veiligheidsgordel van de betref‐
fende zitplaats op de achterbank is niet
vastgemaakt.
De gordelwaarschuwing wordt ook geactiveerd
wanneer een veiligheidsgordel op de achter‐
bank tijdens de rit wordt losgemaakt.
Beschadiging van de
veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
De beschermende werking van de veilig‐
heidsgordels kan in de volgende situaties be‐
perkt zijn of uitvallen:
▷Gordels zijn beschadigd, vervuild of op een
andere manier gewijzigd.▷Gordelslot is beschadigd of sterk vervuild.▷Gordelspanner of gordelautomaat is gewij‐
zigd.
De veiligheidsgordel kunnen bij een ongeval
onmerkbaar worden beschadigd. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Veiligheidsgor‐
dels, gordelsloten, gordelspanners, gordelau‐
tomaten en gordelverankeringen niet wijzigen
en schoon houden. Na een ongeval de veilig‐
heidsgordels bij een Service Partner of een ge‐
kwalificeerde specialist laten controleren.◀
Na een aanrijding of bij een beschadiging:
Veiligheidsgordels inclusief de gordelspanners
vervangen en gordelverankering laten contro‐
leren.
Hoofdsteunen voorin
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Een ontbrekende beschermende werk‐
ing door uitgebouwde of niet correct inge‐
stelde hoofdsteunen kan letsel aan hoofd en
nek veroorzaken. Er bestaat kans op letsel. Voor het wegrijden de hoofdsteunen op de be‐
zette stoelen aanbrengen en ervoor zorgen dat
Seite 52BedieningInstellen52
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 53 of 243

het midden van de hoofdsteun het achterhoofd
op ooghoogte ondersteunt.◀
WAARSCHUWING
Door voorwerpen op de hoofdsteunen
wordt de beschermende werking van hoofd en
nek negatief beïnvloed. Er bestaat kans op let‐
sel.▷Geen stoel- of hoofdsteunovertrekken ge‐
bruiken.▷Geen voorwerpen, zoals kleerhangers, di‐
rect aan de hoofdsteunen hangen.▷Alleen accessoires gebruiken die door de
fabrikant van de auto geschikt zijn bevon‐
den.▷Tijdens het rijden geen accessoires, bijv.
een kussen, gebruiken.◀
Correct ingestelde hoofdsteunen
Algemeen
Een correct ingestelde hoofdsteun verkleint bij
een aanrijding de kans op beschadiging van de
nekwervels.
Hoogte Hoofdsteun zodanig instellen, dat het midden
ongeveer op oorhoogte zit.
Afstand
De afstand zodanig instellen dat de hoofdsteu‐
nen zo dicht mogelijk tegen het achterhoofd
aanliggen.
De afstand eventueel instellen door het aan‐
passen van de rugleuninghoek.
Hoogte instellen▷Omhoog: schuiven.▷Omlaag: toets indrukken, pijl 1, en hoofd‐
steun omlaagschuiven.
Verwijderen
Hoofdsteun alleen verwijderen als op de be‐
treffende zitplaats niemand zit.
1.Hoofdsteun tot de weerstand naar boven
schuiven.2.Toets indrukken, pijl 1, en hoofdsteun vol‐
ledig verwijderen.
Hoofdsteunen achterin
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Een ontbrekende beschermende werk‐
ing door uitgebouwde of niet correct inge‐
stelde hoofdsteunen kan letsel aan hoofd en
nek veroorzaken. Er bestaat kans op letsel.
Voor het wegrijden de hoofdsteunen op de be‐
zette stoelen aanbrengen en ervoor zorgen dat
Seite 53InstellenBediening53
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 54 of 243

het midden van de hoofdsteun het achterhoofd
op ooghoogte ondersteunt.◀
WAARSCHUWING
Door voorwerpen op de hoofdsteunen
wordt de beschermende werking van hoofd en
nek negatief beïnvloed. Er bestaat kans op let‐
sel.▷Geen stoel- of hoofdsteunovertrekken ge‐
bruiken.▷Geen voorwerpen, zoals kleerhangers, di‐
rect aan de hoofdsteunen hangen.▷Alleen accessoires gebruiken die door de
fabrikant van de auto geschikt zijn bevon‐
den.▷Tijdens het rijden geen accessoires, bijv.
een kussen, gebruiken.◀
Correct ingestelde hoofdsteunen
Algemeen
Een correct ingestelde hoofdsteun verkleint bij
een aanrijding de kans op beschadiging van de
nekwervels.
Hoogte Hoofdsteun zodanig instellen, dat het midden
ongeveer op oorhoogte zit.
Hoogte instellen
▷Omhoog: schuiven.▷Omlaag: toets indrukken, pijl 1, en hoofd‐
steun omlaagschuiven.Hoofdsteun omklappen▷Omlaagklappen: toets indrukken, pijl 1, en
hoofdsteun omlaagdrukken, pijl 2.▷Naar boven klappen: hoofdsteun naar bo‐
ven trekken.
Verwijderen
Hoofdsteun alleen verwijderen als op de be‐
treffende zitplaats niemand zit.
1.Hoofdsteun tot de weerstand naar boven
schuiven.2.Toets indrukken, pijl 1, en hoofdsteun vol‐
ledig verwijderen.
Stoel- en spiegelgeheugen
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Door het gebruik van de geheugenfunc‐
tie tijdens het rijden kunnen onverwachte
stoelbewegingen optreden. U kunt de controle
over de auto verliezen. Er bestaat gevaar voor
Seite 54BedieningInstellen54
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 55 of 243

ongevallen. De geheugenfunctie alleen oproe‐
pen als de auto stilstaat◀
WAARSCHUWING
Bij het bewegen van de stoelen bestaat
inklemgevaar. Er bestaat kans op letsel of
schade. Voor het instellen erop letten dat het
bewegingsgebied van de stoel vrij is.◀
Principe
Twee bestuurdersstoel- en spiegelposities
kunnen per profiel, zie pagina 34, worden op‐
geslagen en opgeroepen. De instellingen van
de rugleuningbreedte en lendensteunen wor‐
den niet opgeslagen.
Overzicht
Opslaan
1.Contact inschakelen.2.Gewenste stand instellen.3. Toets kort indrukken. LED in de
toets brandt.4.Gewenste toets 1 of 2 indrukken, zolang
de LED brandt. LED dooft.
Als de SET-toets abusievelijk wordt ingedrukt:
Toets opnieuw indrukken.
LED dooft.
Oproepen
Algemeen
Er zijn twee mogelijkheden om de geheugen‐
functie op te roepen:▷Comfortfunctie, zie pagina 55.▷Veiligheidsfunctie, zie pagina 55.
Comfortfunctie
1.Bestuurdersportier openen.2.Evt. contact uitschakelen.3.Gewenste toets 1 of 2 kort indrukken.
De overeenkomstige stoelinstelling wordt au‐
tomatisch uitgevoerd.
Het proces wordt afgebroken als een schake‐
laar van de stoelverstelling of een van de toet‐
sen wordt ingedrukt.
Veiligheidsfunctie
1.Bestuurdersportier sluiten of contact in‐
schakelen.2.Gewenste toets 1 of 2 ingedrukt houden
tot de afstelprocedure is afgesloten.
Oproepen wordt gedeactiveerd
Na korte tijd wordt het oproepen van opgesla‐
gen stoelposities gedeactiveerd om leeglopen
van de accu te voorkomen.
Oproepen opnieuw activeren:
▷Portier of kofferdeksel openen en sluiten.▷Een toets van de afstandsbediening in‐
drukken.▷Start/stop-knop indrukken.
Spiegels
Buitenspiegels
Algemeen
De spiegelinstelling wordt, afhankelijk van de
uitvoering, voor het momenteel gebruikte pro‐
Seite 55InstellenBediening55
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15
Page 56 of 243

fiel opgeslagen. Bij het ontgrendelen van de
auto via de afstandsbediening wordt de positie
automatisch opgeroepen, als de instelling hier‐
voor is geactiveerd.
Opmerking WAARSCHUWING
In de spiegel zichtbare objecten zijn dich‐
terbij dan het lijkt. De afstand tot achteropko‐
mende verkeersdeelnemers zou verkeerd kun‐
nen worden ingeschat, bijv. bij het veranderen van rijstrook. Er bestaat gevaar voor ongeval‐
len. De afstand tot het achteropkomende ver‐
keer met een blik over de schouder inschat‐
ten.◀
Overzicht1Instellen 562Links/rechts, parkeerfunctie3In- en uitklappen 56
Spiegel selecteren
Omschakelen op andere spiegel:
Schakelaar schuiven.
Elektrisch instellen Analoog aan toetsbeweging.
Posities opslaan Stoel- en spiegelgeheugen, zie pagina 54.
Handmatig instellen
Bij o.a. een defect van de elektrische installatie
tegen de randen van het spiegelglas drukken.
Parkeerfunctie Principe
Het spiegelglas aan de bijrijderskant wordt bij
ingeschakelde achteruitversnelling schuin naar
beneden gezet. Daardoor wordt het zicht bijv.
bij het inparkeren op de stoeprand of op an‐
dere obstakels dichtbij de grond verbeterd.
Activeren1. Schakelaar in positie buitenspiegel
bestuurderskant schuiven.2.Keuzehendelstand R inschakelen.
Uitschakelen
Schakelaar in positie buitenspiegel bijrijders‐
kant schuiven.
In- en uitklappen ATTENTIE
Vanwege de breedte van de auto kan
deze in wasstraten worden beschadigd. Er be‐
staat gevaar voor schade. Voor het wassen de
spiegels met de hand of met de toets inklap‐
pen.◀
Toets indrukken.
Mogelijk tot ca. 20 km/h.
In de volgende situaties van voordeel:
▷In wasstraten.▷In nauwe straten.▷Om handmatig ingeklapte spiegels weer
terug te klappen.
Ingeklapte spiegels klappen bij ca. 40 km/h au‐
tomatisch uit.
Seite 56BedieningInstellen56
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 857 - VI/15