Page 105 of 193

BELANGRIJK
72)Breng geen stickers of andere
voorwerpen op het stuurwiel of op het
deksel van de passagiersairbag aan. Plaats
nooit voorwerpen op het dashboard aan
passagierszijde, omdat deze het correct
openen van de passagiersairbag kunnen
hinderen en de inzittenden kunnen
verwonden.
73)Rijd altijd met de handen op de rand
van het stuurwiel zodat de airbag indien
nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen
lichaam. Houd de rug goed rechtop tegen
de rugleuning gedrukt.
74)Instructies voor het uitschakelen van de
frontairbag aan passagierszijde zijn te
vinden in de paragraaf "Menuopties" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel". Denk eraan dat de
airbag in deze omstandigheden NIET in
werking zal treden wanneer dat nodig is
(ongeval).
75)Leun niet met uw hoofd, armen of
ellebogen tegen het portier om letsel te
voorkomen wanneer de airbag in werking
treedt.
76)Steek nooit het hoofd, de armen of
ellebogen uit het raam.77)Als het
lampje niet gaat branden als
de contactsleutel naar MAR wordt
gedraaid, of blijft branden tijdens het rijden
(bij sommige versies verschijnt er ook een
bericht op het display), dan is er mogelijk
een storing in de veiligheidssystemen. In
dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden bij
een ongeval of (in een zeer beperkt aantal
gevallen), op onjuiste wijze geactiveerd
worden. Laat het systeem onmiddellijk
controleren door een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt alvorens verder te rijden.
78)Reis niet met voorwerpen op schoot of
voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig letsel
veroorzaken als de airbag in werking treedt.
79)Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door een Speciaal Alfa
Romeo Servicepunt controleren.
80)Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Vergeet ook niet dat als de
sleutel in de stand STOP staat, er bij een
ongeval geen enkel veiligheidssysteem
(airbag of gordelspanners) wordt
geactiveerd. In dat geval duidt de
niet-activering dus niet op een storing van
het systeem.
81)Wanneer de contactsleutel naar MAR
wordt gedraaid, gaat het
lampje
gedurende de eerste 4 seconden continu
branden. Als het lampje blijft branden, dan
betekent dit dat de bescherming voor de
passagier is uitgeschakeld; als het lampje
uitgaat dan is de bescherming van de
passagier daarentegen ingeschakeld.82)De activeringsdrempel van de
frontairbag is hoger dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
deze twee drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
83)De airbag vervangt niet de
veiligheidsgordels, maar verhoogt hun
doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden, zijdelingse
botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd, die dus altijd
gedragen moeten worden.
102
VEILIGHEID
g
Page 106 of 193
STARTEN EN RIJDEN
Laten we eens kijken naar het "hart" van
het voertuig: dan kunt u zien hoe u het
potentieel ervan optimaal kunt
benutten.
We zullen u laten zien hoe u het
voertuig in elke situatie veilig kunt
besturen, zodat het een echt "maatje"
voor u kan zijn, waarbij het comfort en
de portefeuille niet vergeten worden.MOTOR STARTEN...........104
PARKEREN................105
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK..........105
BRANDSTOFBESPARING......111
WINTERBANDEN............112
SNEEUWKETTINGEN.........112
LANGDURIGE STILSTAND VAN DE
AUTO...................113
103
g
Page 107 of 193

MOTOR STARTEN
Procedure84) 85) 86)
trap het rempedaal in;
draai de contactsleutel naar AVV en
laat deze los zodra de motor start.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Als de motor niet bij de eerste poging
start, draai dan de contactsleutel naar
de stand STOP alvorens de procedure
te herhalen.
Als, met de contactsleutel in de
stand MAR, het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel samen
met het waarschuwingslampje
blijft
branden, draai dan de sleutel naar
STOP en weer terug naar MAR; als het
waarschuwingslampje blijft branden,
probeer dan met de andere sleutels die
bij de auto zijn geleverd. Neem contact
op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt als de motor nog steeds
niet gestart kan worden.
Laat de contactsleutel nooit in de
MAR stand als de motor is
uitgeschakeld.
GESTARTE MOTOR
OPWARMEN
Procedurerijd langzaam weg en laat de motor
bij gemiddelde toerentallen draaien.
Geef niet abrupt gas;
verlang in het begin geen maximaleprestaties. Wacht tot de wijzer van de
digitale koelvloeistoftemperatuurmeter
begint te bewegen.
MOTOR UITZETTEN
Procedure
Draai de contactsleutel naar de stand
STOP terwijl de motor stationair draait.
BELANGRIJK Voordat de motor na een
zware rit wordt uitgezet, moet men hem
enkele minuten stationair laten draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de
motorruimte dalen.
BELANGRIJK
84)Het is gevaarlijk om de motor in
afgesloten ruimten te laten draaien. De
motor verbruikt zuurstof en produceert
kooldioxide, koolmonoxide en andere
giftige gassen.
85)De rembekrachtiging werkt niet zolang
de motor niet is gestart; om die reden is
meer kracht dan normaal benodigd voor de
bediening van het rempedaal.
86)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan de
katalysator worden beschadigd.
BELANGRIJK
8)Tijdens de eerste gebruiksperiode
adviseren wij om overmatige belasting van
de auto te voorkomen (bijvoorbeeld hard
accelereren, lang rijden met hoge toeren,
abrupt remmen, enz.).
9)Laat de startinrichting nooit in de stand
MAR staan als de motor is afgezet, zodat
de accu niet onnodig wordt ontladen.
10)Even snel gas geven voordat de motor
wordt uitgezet heeft geen enkel nut, verspilt
brandstof en is, vooral voor motoren met
turbocompressor, schadelijk.
104
STARTEN EN RIJDEN
g
8) 9)
10)
Page 108 of 193

PARKEREN
Verwijder altijd de contactsleutel als de
auto wordt verlaten.
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
schakel een versnelling in (eerste als
op een helling omhoog wordt
geparkeerd en achteruit bij een helling
omlaag) en zet de wielen iets gedraaid.
zet de motor af en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Wacht tot de ingeschakelde versnelling
van het display verdwijnt voordat u het
rempedaal loslaat.
87)
BELANGRIJK: laat de autoNOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand.
HANDREM
Trek, om de handrem in te schakelen,
de hendel A fig. 75 omhoog totdat de
auto is geblokkeerd. Bij aangetrokken
handrem en contactsleutel in de stand
MAR, gaat het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel
branden.
Trek, om de handrem los te zetten,
hendel A iets omhoog, druk knop B in,
houd deze ingedrukt en laat de hendel
zakken. Het
waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat uit.
Vier of vijf klikken zijn over het algemeenvoldoende wanneer het voertuig op een
vlakke ondergrond staat, terwijl er wel
tien of elf nodig zijn als het voertuig met
belading op een steile helling staat.
88)
BELANGRIJK Tijdens deze handelingen
moet het rempedaal ingetrapt blijven.
BELANGRIJK
87)Laat kinderen nooit zonder toezicht in
de auto achter. Verwijder altijd de sleutel uit
het contactslot als de auto wordt verlaten
en neem de sleutel mee.
88)De auto moet geblokkeerd zijn na
enkele klikken van de handrem: als dat niet
zo is, contact opnemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk om de handrem te
laten afstellen. Parkeer het voertuig altijd op
veilige wijze, zoals aangegeven in de
wegenverkeerswet en zoals hierboven
beschreven.
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAK
De 4C is voorzien van de TCT
6-versnellingsbak met dubbele
drogeplaatkoppeling met
schakelpeddels achter het stuur. Dit is
een geavanceerde technische
oplossing die de combinatie biedt van
de bediening van een handgeschakelde
versnellingsbak, de directheid van een
sequentieel systeem en het gemak van
de mogelijkheid om een automatisch
keuzeprogramma te selecteren zonder
de vertraging van een conventionele
automatische transmissie.
Met de sleutel uit het contactslot, zal
het systeem geen enkele actie uitvoeren
wanneer de knoppen op het
bedieningspaneel van de transmissie
op de centrale tunnel fig. 76 worden
bediend, ongeacht de druk die op het
rempedaal wordt uitgeoefend. De
transmissie zal daarom in de toestand
blijven waarin deze verkeerde toen de
motor werd afgezet.
75A0L0066
105
g
Page 109 of 193

Bij stationair draaiende motor en de
sleutel in de stand MAR (elektrische
verbruikers vanaf contactsleutel
ingeschakeld), verschijnt op het display
de ingeschakelde versnelling en de
actieve bedieningswijze (automatisch =
AUTOof handmatig = geen weergave).
WERKING
De versnellingsbak kan op twee
manieren bediend worden (behalve
wanneer de "Race" modus
geselecteerd is):
de eerste is handmatig (MANUAL),
waarbij de bestuurder beslist wanneer
hij schakelt;
de tweede is volledig automatisch (
AUTO), waarbij het systeem beslist
wanneer er geschakeld wordt.
Wanneer de "Race" modus
geselecteerd is, is MANUAL de enig
toegestane bedieningswijze.Handmatige bediening (MANUAL)
Deze bedieningswijze laat aan de
bestuurder de keuze van de geschiktste
versnelling, afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto.
Met de schakelpeddel "+"ophet
stuurwiel wordt een hogere versnelling
ingeschakeld, terwijl met de hendel "–"
een lagere versnelling wordt
ingeschakeld (zie de volgende
paragraaf, "Schakelpeddels").
Als het verzoek door het systeem
geaccepteerd wordt, toont het display
de nieuw ingeschakelde versnelling.
Als het systeem het verzoek niet
accepteert, toont het display de
voorafgaand aan het verzoek
ingeschakelde versnelling en klinkt er
een geluidssignaal.
Het systeem weigert een
schakelcommando als dit de juiste
werking van de motor en deversnellingsbak in gevaar brengt. Het
systeem zal automatisch
terugschakelen als de motor het
stationaire toerental bereikt
(bijvoorbeeld tijdens afremmen). Als het
DNA-systeem in de "Normal" of "All
Weather"-modus wordt gebruikt, dan
zal automatisch worden opgeschakeld
als het motortoerental dit vereist.
Automatische werking (AUTO)
Om de automatische (AUTO) werking
in of uit te schakelen, moet op de
A/M-knop op het bedieningspaneel van
de transmissie worden gedrukt fig. 76;
de uitvoering hiervan wordt gemeld
door het woordAUTOop het display,
naast de ingeschakelde versnelling
fig. 78.
Als de automatische werkingAUTOis
ingeschakeld, dan kiest het systeem de
schakelmomenten op basis van de
snelheid van de auto, het
76A0L0067
77A0L0146
78A0L0068
106
STARTEN EN RIJDEN
g
Page 110 of 193

motortoerental en de kracht waarmee
het gaspedaal wordt ingedrukt.
Om de auto te laten rijden moet altijd
de 1e of de achteruitversnelling (R)
ingeschakeld zijn (met ingetrapt
rempedaal).
"Kick Down" functie
Er is ook een "Kick Down" functie
beschikbaar: indien nodig (bijvoorbeeld
tijdens het inhalen), schakelt het
systeem een of meer versnellingen
terug wanneer het gaspedaal voorbij
het stroeve punt wordt ingetrapt (en als
het motortoerental dit toestaat) om het
geschikte vermogen en koppel voor de
door de bestuurder verzochte
acceleratie te leveren.
Bij activering van de "Kick Down"
functie, zorgt het systeem voor het
variëren van het transmissiebeheer
overeenkomstig de gekozen
DNA-functie.
SCHAKELPEDDELS OP
HET STUURWIEL
Hiermee kan sequentieel geschakeld
worden fig. 79.– schakelpeddel "+(peddel naar
bestuurder trekken, zie fig. 80 ):
inschakelen van hogere versnelling;
– schakelpeddel "–(peddel naar
bestuurder trekken, zie fig. 80 ):
inschakelen van hogere versnelling;
De inschakeling van een lagere (of
hogere) versnelling gebeurt alleen als
het motortoerental dit toestaat.
DE AUTO STARTEN
Trap het rempedaal in om de motor te
starten: het systeem schakelt de
vrijstand (N) automatisch in.
Na de startprocedure kan de 1e
versnelling (1) of de achteruitversnelling
(R) ingeschakeld worden.
Ongeacht de gekozen werking (AUTO/
MANUAL), moet om de 1e versnelling
of de achteruit (R) in te schakelen, het
rempedaal worden ingetrapt en de
knop1op het bedieningspaneel van de
transmissie (of de "+" schakelpeddel)
om de eerste versnelling in te schakelen
of de knopRom de achteruit in te
schakelen bediend worden.
Wanneer de 1e versnelling is
ingeschakeld, stelt het systeem zich op
deAUTOwerking in.
De vrijstand (N) kan opnieuw worden
ingeschakeld door de knopNbij
ingetrapt rempedaal te bedienen.
Wanneer de knoppen1,NofRworden
bediend (of de "+" schakelpeddel)
zonder dat het rempedaal wordt
ingetrapt, wordt er geen
schakelverzoek door het systeem
uitgevoerd.
BELANGRIJK De achteruit kan niet
ingeschakeld worden door op de "-"
schakelpeddel op het stuurwiel te
drukken.
Belangrijke informatie
Als men wil starten terwijl er een storing
in de versnellingsbak aanwezig is (zie
79A0L0071
80A0L0072
107
g
Page 111 of 193

paragraaf "Lampjes en berichten"), dan
moet de procedure “Vertraagde start”
gebruikt worden: houd de sleutel
minstens 7 seconden in de stand AVV
terwijl het rempedaal ingetrapt wordt
gehouden en de motor zal starten. Het
systeem zal in de "recovery" toestand
blijven.
Neem contact op met een speciaal Alfa
Romeo Servicepunt als de motor niet
start.
Wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend, schakelt het systeem het
hydraulische gedeelte in, zodat dit
gereed is als de motor vervolgens
wordt gestart.
WEGRIJDEN MET DE
AUTO
De auto kan zowel in de 1e versnelling
als in de achteruit (R) wegrijden.
Opmerkingen (met betrekking tot
het starten van de auto)
De versnellingen kunnen alleen
ingeschakeld worden als het rempedaal
wordt ingetrapt. Als het rempedaal niet
is ingetrapt, verschijnt er een speciaal
bericht op het display.
Het is niet mogelijk om in een hogere
versnelling dan de 1e weg te rijden: als
dit geprobeerd wordt, toont het display
een speciaal bericht.
Bij wegrijden op een vrij steile helling,
wordt geadviseerd de handrem te
gebruiken.Inschakeling 1e versnelling
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in;
druk op de knop1op het
bedieningspaneel van de
versnellingsbak;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in.
Inschakeling achteruitversnelling
(R)
De achteruitversnelling (R) kan alleen
worden ingeschakeld als de auto
stilstaat en het rempedaal ingetrapt is.
Ga als volgt te werk:
trap het rempedaal in (bij volledig
stilstaande auto);
druk op de knop R op het
bedieningspaneel van de
versnellingsbak;
laat het rempedaal los en trap het
gaspedaal in. Als de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, klinkt er een
geluidssignaal (voor bepaalde
versies/markten).
Als het rempedaal niet is ingetrapt (en
de auto stilstaat), verschijnt er een
speciaal bericht op het display en
schakelt het systeem automatisch de
vrijstand (N) in.
BELANGRIJK Als de auto rijdt, dan
wordt het verzoek geaccepteerd en
uitgevoerd als binnen 3 seconden na
het schakelverzoek, de voertuigsnelheid
minder dan 3 km/h bedraagt: als hetschakelverzoek niet wordt uitgevoerd,
zal het systeem de versnelling
ingeschakeld houden, of indien de
snelheid onder 10 km/h zakt, de
versnellingsbak in de vrijstand (N)
zetten en vervolgens moet het
schakelverzoek herhaald worden.
INSCHAKELING
VRIJSTAND (N)
Bij stilstaande auto en contactsleutel in
de stand MAR (ongeacht de toestand
van de motor), kan de vrijstand (N)
alleen ingeschakeld worden bij ingetrapt
rempedaal.
Als de auto rijdt kan de vrijstand (N)
altijd ingeschakeld worden, ongeacht
de druk die op het rem- en gaspedaal
wordt gezet.
Op het display verschijnt de letterN
samen met de ingeschakelde
bedieningswijze.
Om bij rijdende auto een versnelling in
te schakelen vanuit de vrijstand (N), op
knop1op het bedieningspaneel van de
versnellingsbak drukken (het rempedaal
hoeft niet ingetrapt te worden): de
versnellingsbak zal onmiddellijk de juiste
versnelling inschakelen overeenkomstig
de voertuigsnelheid.
Bij stilstaande auto en contactsleutel in
de stand MAR (ongeacht de toestand
van de motor), kan de 1e versnelling
alleen ingeschakeld worden bij ingetrapt
rempedaal.
108
STARTEN EN RIJDEN
g
Page 112 of 193

LAUNCH CONTROL
De "Launch Control" strategie staat
starten met hoge prestaties toe.
Deze strategie kan ingeschakeld
worden bij stilstaand voertuig, "Race"
modus geselecteerd en 1ste versnelling
ingeschakeld.
De volgorde van de te verrichten
handelingen is als volgt:
trap het rempedaal in en houd het
ingetrapt;
trap het rempedaal in en houd het
ingetrapt;
druk op de "–" schakelpeddel achter
het stuur;
Wanneer het rempedaal wordt
losgelaten, start de auto met maximale
acceleratie. Als het gaspedaal ingetrapt
wordt gehouden, dan zal het systeem
automatisch opschakelen zodra het
beste motortoerental om te schakelen
is bereikt.
Onderbreek bovenstaande volgorde
van handelingen of laat het gaspedaal
los om deze strategie te verlaten.
DISPLAY-INFORMATIE
Als de contactsleutel naar de stand
MAR wordt gedraaid, toont het display
na ongeveer 1 seconde dat de
versnellingsbak in de vrijstand (N) staat.
Tijdens het rijden toont het display de
ingeschakelde versnelling en de actieve
werking (AUTOofMANUAL). Deaanduidingen op het display hebben de
volgende betekenissen:
N = vrijstand;
1 = eerste versnelling;
2 = tweede versnelling
3 = derde versnelling;
4 = vierde versnelling;
5 = vijfde versnelling;
6 = zesde versnelling;
R = achteruit.
De auto start altijd vanuit de vrijstand.
Wanneer de 1e versnelling wordt
verzocht, forceert het systeem de
selectie van deAUTOwerking.
BELANGRIJK: als met de contactsleutel
in de standMARhet display niet
binnen 10 seconden de ingeschakelde
versnelling aangeeft, draai dan de
sleutel naar de standSTOP, wacht tot
het display wordt uitgeschakeld en
herhaal de procedure. Neem, als het
probleem aanhoudt, contact op met
een speciaal Alfa Romeo Servicepunt.
GELUIDSSIGNAAL
Om veiligheidsredenen gaat er een
geluidssignaal af als de auto
geparkeerd wordt met de
versnellingsbak in de vrijstand (N) (dit
signaal wordt afgegeven als de
contactsleutel in de standSTOPwordt
gedraaid).
Bij stilstaande auto, draaiende motor en
ingeschakelde (1e) versnelling of (R),
geeft het systeem een geluidssignaal afen plaatst de versnellingsbak
automatisch in de vrijstand (N)
wanneer:
het gas- en/of rempedaal minstens
3 minuten niet wordt ingetrapt;
het rempedaal langer dan 10
minuten wordt ingetrapt;
het bestuurdersportier wordt
geopend en het gas- of het rempedaal
minstens anderhalve seconde niet
wordt ingetrapt;
er een storing is gedetecteerd in de
versnellingsbak.
DE AUTO PARKEREN
Ga bij het parkeren en verlaten van de
auto als volgt te werk:
schakel een versnelling in (1e
versnelling als op een helling omhoog
wordt geparkeerd en achteruit bij een
helling omlaag) en zet de wielen iets
gedraaid;
zet de motor af en trek de handrem
aan.
Als de auto op een steile helling wordt
geparkeerd, blokkeer de wielen dan
met wiggen of stenen.
Wacht tot de ingeschakelde versnelling
van het display verdwijnt voordat u het
rempedaal loslaat.
BELANGRIJK: laat de autoNOOIT
achter met de versnellingsbak in de
vrijstand.
109
g
89)