Page 17 of 231
Kort en bondig15Ruiten ontwasemen en ontdooien
Luchtverdeling op V (of l).
De koeling A/C (of n) en de luchtre‐
circulatie 4 worden automatisch in‐
geschakeld voor beter ontdooien (in
auto's met elektronische klimaatrege‐
ling wordt de luchtrecirculatie 4 au‐
tomatisch uitgeschakeld).
Temperatuur op hoogste stand zet‐
ten.
Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
De middelste ventilatieopeningen sluiten, de zijdelingse ventilatieope‐
ningen openen en op de zijruiten rich‐ ten.
Klimaatregelsysteem 3 116.Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand de koppe‐
ling intrappen en 3 seconden wach‐
ten alvorens de achteruitrijversnelling in te schakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐
len.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 141.
Page 18 of 231
16Kort en bondigAutomatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:neutrale standD:rijstand
Handmatige modus: duw de keuze‐
hendel vanuit D naar links.
<:hogere versnelling]:lagere versnelling
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u de ont‐
grendelingsknop in.
Automatische versnellingsbak
3 137.Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en - staat 3 186, 3 217.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 162.
● Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 28,
3 35, 3 43.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.
Page 19 of 231
Kort en bondig17Motor starten
● sleutel naar stand ACC draaien
● verdraai het stuurwiel een beetje,
zodat het stuurslot vrijkomt
● handgeschakelde versnellings‐ bak in neutrale stand
● trap het koppelings- en rempe‐ daal in
● automatische versnellingsbak in P of N
● geef geen gas
● dieselmotoren: draai de sleutel naar ON voor het voorgloeien en
wacht tot controlelamp ! dooft
● sleutel kort op START zetten en
loslaten
Motor starten 3 127.Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐ daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
● Bedien het koppelingspedaal
● Zet de keuzehendel in N
● Laat het koppelingspedaal los
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-po‐
sitie in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop/Start-systeem 3 128.
Page 20 of 231

18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● De auto niet op een licht ont‐
vlambare ondergrond parke‐
ren. De ondergrond kan door
de hoge temperatuur van het
uitlaatgassysteem mogelijk
vlam vatten.
● Trek altijd de elektrische hand‐ rem aan.
Schakelaar m naar u toe trek‐
ken.
De elektrische handrem is aan‐
getrokken wanneer controle‐ lamp m oplicht 3 87.
Voor de maximale kracht, bijv.
bij het parkeren met een aan‐
hanger of op een helling, trekt
u m tweemaal aan de schake‐
laar.
● Zet de motor af.
● Als de auto vlak of op een op‐ lopende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐ sleutel de eerste versnelling in‐
schakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Op een oplo‐
pende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Als de auto op een aflopende
helling staat, dan vóór het ver‐
wijderen van de contactsleutel
de achteruitversnelling inscha‐
kelen of de keuzehendel in
stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het zonne‐ dak.
● Draai de contactsleutel in de stand LOCK, druk de sleutel in
het contactslot en trek deze er‐ uit.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak trapt u het rem‐ pedaal in en schakelt u naar P
voordat u de sleutel in het con‐ tactslot duwt en eruit trekt.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.● Vergrendel de auto met p op de
handzender 3 21.
● Activeer het alarmsysteem 3 25.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐
king treden 3 161.
● Na een rit waarbij met hoge mo‐ tortoerentallen of met hoge mo‐
torbelasting werd gereden, de
motor vóór het afzetten gedu‐
rende een korte tijd met lage be‐
lasting laten draaien of gedu‐
rende ongeveer 1 of 2 minuten
stationair laten lopen om de tur‐
bolader te beschermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 160.
Page 21 of 231

Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Sleutels ...................................... 19
Car Pass .................................... 20
Handzender ............................... 20
Centrale vergrendeling ..............21
Kindersloten .............................. 23
Portieren ...................................... 23
Bagageruimte ............................ 23
Antidiefstalbeveiliging ..................24
Vergrendelingssysteem .............24
Diefstalalarmsysteem ................25
Startbeveiliging .......................... 27
Buitenspiegels ............................. 28
Bolle vorm ................................. 28
Elektrische verstelling ................28
Inklapbare spiegels ...................28
Verwarmde spiegels ..................29
Automatische dimfunctie ...........29
Binnenspiegel .............................. 29
Handmatige dimfunctie ..............29
Automatische dimfunctie ...........30
Ruiten .......................................... 30
Voorruit ...................................... 30Elektrisch bediende ruiten .........30
Achterruitverwarming ................32
Zonnekleppen ............................ 32
Dak .............................................. 33
Zonnedak .................................. 33Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 203.
Sleutel met uitklapbare
sleutelbaard
Page 22 of 231

20Sleutels, portieren en ruitenDruk op de knop om uit te klappen.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
HandzenderWordt gebruikt voor: ● Centrale vergrendeling
● Diefstalbeveiliging
● Diefstalalarmsysteem
De afstandsbediening heeft een be‐ reik van ongeveer 6 meter. Het bereik kan variëren door invloeden van bui‐
tenaf. Brandende alarmknipperlich‐
ten dienen als bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de afstandsbediening kan worden
vergrendeld of ontgrendeld, kan dit
het gevolg zijn van het volgende:
● Bereik overschreden.
● Batterijspanning te laag.
● Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten hetbereik, waardoor er opnieuw ge‐
programmeerd moet worden. De
hulp van een werkplaats inroe‐
pen.● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de afstandsbediening, waar‐
door de stroomvoorziening voor korte tijd wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Ontgrendelen 3 21.
Batterij van de afstandsbediening
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 23 of 231

Sleutels, portieren en ruiten21Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en afstands‐
bediening openen. Batterij vervangen (batterijtype CR2032), let hierbij opde juiste plaatsing. Sluit de module.
Sleutel met vaste sleutelbaard Open de module met een kleine
schroevendraaier in de nok op het
deksel. Batterij vervangen (batterij‐
type CR2032), let hierbij op de juiste
plaatsing. Sluit de module.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt portieren,
bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Ontgrendelen
q indrukken.
Let op
Als er binnen 5 minuten na het ont‐
grendelen van de auto geen portier
wordt geopend, wordt de auto op‐
nieuw vergrendeld (en wordt het
anti-inbraakalarm opnieuw geacti‐
veerd).
Wanneer q wordt ingedrukt, licht het
instrumentenpaneel gedurende ong.
30 seconden op of totdat het contact‐
slot naar de stand ACC wordt ge‐
draaid.
Vergrendelen
Sluit de portieren, bagageruimte,
tankklep, motorkap, ruiten en het zon‐
nedak.
Page 24 of 231

22Sleutels, portieren en ruitenp indrukken.
De centrale vergrendeling kan wor‐
den geactiveerd met open ruiten.
Let op
Omwille van de veiligheid kan de
auto niet met de afstandsbediening
worden vergrendeld of ontgrendeld met de sleutel in het contactslot (ende anti-inbraaksystemen worden
niet geactiveerd).
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐ deling niet.
Achterklep ontgrendelen
q indrukken.
De achterklep wordt samen met de
portieren ontgrendeld.
Als de motor draait, kunt u de achter‐ klep uitsluitend ontgrendelen als de
elektrische handrem aangetrokken is
of als de automatische versnellings‐
bak in de stand P staat.
Centrale vergrendelingsknoppen
Alle portieren, de bagageruimte en de tankklep worden vanuit de passa‐
giersruimte vergrendeld of ontgren‐
deld.
Druk links op m om te vergrendelen.
Druk rechts op m om te ontgrende‐
len.
Als de sleutel in het contactslot zit,
kan er pas worden vergrendeld als
alle portieren gesloten zijn.
Storing in handzendersysteem
Ontgrendelen
Bestuurdersportier handmatig ont‐
grendelen door de sleutel in het slot
te draaien. Schakel de ontsteking in
en druk links op de centrale vergren‐
delingsschakelaar m om alle portie‐
ren, de bagageruimte en de tankklep
te ontgrendelen.
Vergrendelen
Bestuurdersportier handmatig ver‐
grendelen door de sleutel in het slot
te draaien.