Page 97 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen95Systeeminstellingen
Op Settings op het Infotainmentsys‐
teem drukken. De menuoptie Audio
wordt weergegeven.
Met de linkerpijltjestoets System op‐
roepen en met OK selecteren.
De eerste functie van het menu
System wordt geaccentueerd. Som‐
mige functies verschijnen in verkorte
vorm op het beeldscherm.
De functies worden in de volgende
volgorde getoond:
● Tijdsynchronisatie
● Tijd, uren instellen
● Tijd, minuten instellen
● Datum, dag instellen
● Datum, maand instellen
● Datum, jaar instellen
● Ontstekingslogica
● Taal instellen
● Maateenheden instellen
Automatische tijdsynchronisatie
Het RDS-signaal (Radio Data Sys‐
tem) van de meeste FM-zenders stelt de tijd automatisch in, te herkennen
aan } op het display.
Sommige zenders zenden geen cor‐
rect tijdsignaal uit. In dergelijke geval‐
len de automatische tijdsynchronisa‐ tie uitschakelen en de tijd handmatig
instellen.
Automatische tijdsynchronisatie
deactiveren ( Clock Sync.Off ) of acti‐
veren ( Clock Sync.On ) met de pijltjes‐
toetsen.
Tijd en datum instellen
Voor handmatig instellen van datum
en tijd, menuoptie voor tijd- en datum‐ instellingen selecteren en naar keuzeinstellen.
Page 98 of 231

96Instrumenten en bedieningsorganenDe in te stellen waarde wordt met pij‐len gemarkeerd. Gewenste instelling
verrichten met de pijltjestoetsen. De
instelling wordt bij verlaten van de
menukeuzemogelijkheid overgeno‐
men.
Ontstekingslogica
Zie handleiding bij het infotainment.
Taal instellen
Voor sommige functies kan de taal
worden geselecteerd waarin de dis‐
playmeldingen worden getoond.
Gewenste taal met de pijltjestoetsen
selecteren.
Maateenheden instellen
Gewenste maateenheden met de pijl‐
tjestoetsen selecteren.
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐ tie heeft het voertuig een
Graphic-Info-Display of een
Colour-Info-Display. Het Info-Display
bevindt zich in het instrumentenpa‐
neel boven het Infotainmentsysteem.
Info-Display geeft aan:
● tijd 3 78
● buitentemperatuur 3 77
● datum 3 78
● Infotainment- en navigatiesys‐ teem - zie handleiding Infotain‐
ment
● systeeminstellingen
Op het Graphic-Info-Display ver‐
schijnt de informatie monochroom.
Op het Colour-Info-Display verschijnt
de informatie in kleur.
Page 99 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen97Het soort informatie en de manier
waarop deze informatie op het beeld‐
scherm verschijnt, hangen af van de
uitrusting van de auto en de instellin‐
gen van de boordcomputer en het "In‐ fotainment"-systeem. Bepaalde infor‐
matie verschijnt in afgekorte vorm op
het beeldscherm.
Een F op het display duidt op een sto‐
ring. Oorzaak van de storing onmid‐
dellijk door een werkplaats laten ver‐
helpen.
Tripcomputer, Graphic-Info-Display,
Colour-Info-Display 3 104.
Functies selecteren Via het Info-Display zijn de functies
en instellingen van het Infotainment‐
systeem toegankelijk.
De functies worden geselecteerd en
uitgevoerd in het menu op het display
met behulp van de pijltjestoetsen, de
centrale meerfunctieknop op het "In‐
fotainment"-systeem of het linker kar‐ telwiel op het stuurwiel.
Bij een Check-Control-waarschu‐
wingsbericht op het Info-Display
wordt het display geblokkeerd voor andere functies. Bericht bevestigenmet een pijltjestoets, de meerfunc‐
tieknop of het linker kartelwiel. Even‐
tueel meerdere waarschuwingsbe‐
richten achter elkaar bevestigen.
Check-Control 3 102.
Selecteren met de toetsen van
het infotainment-systeem
Selecteer een functie via de pijltjes‐
toetsen van het "Infotainment"-sys‐
teem. Het menu van de geselec‐
teerde functie wordt weergegeven.
Selecteren met de centrale
meerfunctieknop
De multifunctionele toets is het cen‐
trale bedieningselement voor de me‐
nu's:
Draaien ● Voor het markeren van een menuoptie
● Voor het instellen van een nume‐
rieke waarde of het weergeven van een menuoptie
Indrukken ● Voor het selecteren of activeren van de gemarkeerde optie
● Voor het bevestigen van de inge‐
stelde waarde
● Voor het in-/uitschakelen van een
systeemfunctie
Om een menu te verlaten, de meer‐
functieknop linksom of rechtsom op
Terug of Main draaien en een keuze
maken.
Page 100 of 231

98Instrumenten en bedieningsorganenSelecteren met het linker stelwiel
op het stuurwiel
Aan het stelwiel draaien om de ge‐
wenste functie op te roepen.
Op het kartelwiel drukken om gemar‐ keerde opties te selecteren en op‐
drachten te bevestigen. Erop drukken
om de timer te bedienen of om de me‐
ting en berekening opnieuw te star‐
ten.
Boordcomputer 3 104.
Functiegebieden
Voor elk functiegebied is er een
hoofdpagina (Main), die boven aan
het beeldscherm wordt geselecteerd:
● audio,
● navigatie,
● telefoon,
● boordcomputer.
Zie de handleiding bij het Infotain‐
ment-systeem voor meer informatie.
Systeeminstellingen
De instellingen worden in het menu
Instellingen uitgevoerd. Druk op Main
(niet op alle Infotainmentsystemen aanwezig) op het Infotainmentsys‐
teem om het hoofdbeeldscherm op te roepen. Op Settings drukken. Bij In‐
fotainment System CD 30 controleren
of er geen menu geselecteerd is. Het
menu Instellingen wordt weergege‐
ven.
De functies worden in de volgende
volgorde getoond:
● Tijd, Datum
● Taal
● Units
Page 101 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen99●Contrast
● Dag / Nacht
● Ontstekingslogica
Tijd en datum instellen
Bij het navigatiesysteem worden da‐
tum en tijd bij ontvangst van een
GPS-satellietsignaal automatisch in‐
gesteld. Als de weergegeven tijd en
de plaatselijke tijd niet overeenko‐
men, kan de eerste via een RDS-tijds‐ ignaal handmatig of automatisch wor‐
den aangepast.
Sommige RDS-zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. In dergelijke ge‐ vallen de automatische tijdsynchroni‐
satie uitschakelen en de tijd handma‐
tig instellen.
Voor handmatig instellen van datum
en tijd, menuoptie Tijd, Datum van het
menu Instellingen selecteren. Nu ver‐
schijnt het menu. De vereiste menu-
items selecteren en de gewenste in‐
stelling kiezen.
Voor het gelijkstellen van de tijd met
RDS: menu-item Autom. tijdsynchro‐
nisatie in het menu Tijd, Datum se‐
lecteren. Het vakje vóór Autom. tijds‐
ynchronisatie wordt aangevinkt.Taal instellen
Voor sommige functies kan de taal
worden geselecteerd waarin de dis‐
playmeldingen worden getoond. Se‐
lecteer de menuoptie Taal in het
menu Instellingen . De beschikbare
talen worden weergegeven.
Page 102 of 231
100Instrumenten en bedieningsorganen
De gewenste taal kiezen. De keuze
wordt aangeduid door een 6 voor de
menuoptie.
Bij systemen met gesproken aanwij‐
zingen verschijnt na de wijziging van
de taalinstelling op het display de vraag of de meldingstaal ook moet
worden gewijzigd, zie handleiding In‐
fotainment.
Maateenheden instellen
Selecteer de menuoptie Units in het
menu Instellingen . De lijst met moge‐
lijke eenheden wordt getoond. De ge‐
wenste eenheid selecteren.
De keuze wordt aangeduid door een
o voor de menuoptie.
Contrast (Graphic-Info-Display)
aanpassen
Selecteer de menuoptie Contrast in
het menu Instellingen . Nu verschijnt
het menu. De gewenste instelling be‐
vestigen.
Displaymodus instellen
Het display kan aan het omgevings‐
licht worden aangepast:
Selecteer de menuoptie Dag / Nacht
in het menu Instellingen. De moge‐
lijkheden worden getoond.
Automatisch ; Aanpassing afhankelijk
van de verlichting van de auto.
Page 103 of 231

Instrumenten en bedieningsorganen101Altijd dag design; zwarte of gekleurde
tekst op een lichte achtergrond.
Altijd nacht design ; witte of gekleurde
tekst op een donkere achtergrond.
De keuze wordt aangeduid door een
o voor de menuoptie.
Ontstekingslogica
Zie handleiding bij het infotainment.Boordinformatie
Geluidssignalen
Bij het starten van de motor of
tijdens het rijden
Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
● Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
● Bij bedienen van de richtingaan‐ wijzers.
● Als de auto rijdt en de elektrische
handrem wordt aangetrokken
3 145.
● Bij het loszetten van de elektri‐ sche handrem zonder op hetrempedaal te trappen 3 92.
● Bij een storing in het remsysteem
3 86.
● Wanneer de parkeerhulp een ob‐
stakel herkent 3 151.● Tijdens het automatisch zelf rei‐
nigen van het roetfilter 3 131.
● In auto's met een snelheidswaar‐
schuwing, bij een snelheid van
meer dan 120 km/u 3 92.
Bij het parkeren van de auto en/of het openen van het
bestuurdersportier
● Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
● Bij ingeschakelde buitenverlich‐ ting.
Page 104 of 231

102Instrumenten en bedieningsorganenBandenspanning
Check-Control
Bij het registreren van een te lage
spanning bij auto's met een banden‐
spanningscontrolesysteem verschijnt
de betreffende informatie op het
Info-Display.
Snelheid verlagen en bandenspan‐
ning zo spoedig mogelijk controleren.
Bandenspanningswaarden controle‐
ren 3 186, 3 217.
Bij aanzienlijk drukverlies verschijnt
een melding waarin wordt aangege‐
ven welke band precies moet worden
gecontroleerd.
Zo spoedig mogelijk de verkeers‐
stroom verlaten zonder hierbij andere weggebruikers in gevaar te brengen.Stoppen en de banden controleren.
Het reservewiel monteren 3 195,
3 198.
Bandenspanningscontrolesysteem 3 187.
Tripcomputer
Boordcomputer op Board-Info-Display
De boordcomputer geeft informatie
over rijgegevens die voortdurend ge‐
registreerd en elektronisch verwerkt
worden. Toegang krijgen tot de auto‐
gegevens in de boordcomputer: de
BC -toets op het "Infotainment"-sys‐
teem of het linker kartelwiel op het
stuurwiel indrukken.
Sommige functies verschijnen in ver‐
korte vorm op het beeldscherm. Zo‐
dra er een functie is geselecteerd,
worden de volgende rijen van de
boordcomputerfunctie weergegeven.
De functies worden in de volgende
volgorde getoond:
● Momentaan verbruik
● Gemiddeld verbruik
● Absoluut verbruik
● Gemiddelde snelheid
● Afgelegde weg
● Actieradius
● Chronometer