4–57
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Lichtschakelaar
Koplampen
Draai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen.
Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het verlichting-aan indikatielampje in de
instrumentengroep branden.
OPMERKING
Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten
wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
Zonder automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC of
OFF ON ACC of
OFF ON ACC of
OFF
Koplampen Uit Uit Uit Uit Aan Uit
Dagverlichting Aan Uit Uit Uit Uit Uit
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting Uit Uit Aan Aan Aan Aan
*1
*1 Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
. 9 @ &