Page 113 of 149

Inleiding113
1X......................................... 115
Indien uitgeschakeld: druk
kort op: inschakelen
Indien ingeschakeld: druk
kort op: systeem
onderdrukken; lang
indrukken: uitschakelen
Draaien: volume aanpassen
2 N
Druk op: naar de vorige
favorietenpagina bladeren
3 Beeldscherm
4 Softkeys
Favorieten: druk op:
selecteer favorieten;
indrukken en vasthouden:
zenders als favoriet
opslaan ............................... 124
Interactieve selectiebalk:
druk op: selecteer
corresponderende
schermtoets ........................ 1175O
Druk op: naar de volgende
favorietenpagina bladeren
6 MENU
Centraal
bedieningselement voor
selectie en navigatie in
menu's ................................ 117
7 ;
Druk op: Startscherm
weergeven .......................... 117
8 BACK
Menu: een niveau terug ......117
Invoer: laatste teken of
complete invoer wissen ......1179v
Radio: druk kort op: naar
volgende station;
indrukken en vasthouden:
omhoog zoeken ..................123
Externe apparaten: druk
kort op: naar volgende
nummer; indrukken en
vasthouden: snel vooruit .....135
10 d (indien uitgerust met cd-
speler)
Druk op: schijf uitwerpen
TONE (indien niet
uitgerust met cd-speler)
Druk op: geluidsinstellin‐
genmenu weergeven ..........130
11 t
Radio: druk kort op: naar
vorige station; druk lang
op: omlaag zoeken ............123
Externe apparaten: druk
kort op: naar vorige
nummer; indrukken en
vasthouden: snel achteruit ..135
Page 114 of 149
114Inleiding
12 MEDIAMedia activeren of naar
andere mediabron gaan ......135
13 RADIO
Radio inschakelen of van
frequentiebereik wisselen ...123
14 Cd-sleuf (indien uitgerust
met cd-speler)Stuurbedieningsknop links
1 s
Druk op: telefoongesprek
aannemen ........................... 141
2 n
Indrukken: gesprek
beëindigen/weigeren ...........141
of mutefunctie activeren/
deactiveren ......................... 141
Raadpleeg de Gebruikershandleiding
voor een beschrijving van alle overige
knoppen.
Stuurbedieningsknop rechts
1 Vijfstandenknop ..................117
Druk op de knoppen:
menu's in het Driver
Information Center
bedienen (zie
onderstaande afbeeldingen)
i - weergeven menu voor
toepassingskeuze; terug
naar naasthoger menuniveau
Page 115 of 149

Inleiding115
j - weergeven toepas‐
singsspecifiek hoofdmenu
P / Q - selecteer menuoptie
9 - bevestig selectie
2 ! / #
Druk op omhoog: volume
harder zetten
Druk op omlaag: volume
zachter zetten
3 k / l
Als de radio actief is: druk
op volgende / vorige
favoriet kiezen .....................124
Als de mediabron actief is:
druk op volgende / vorige
nummer kiezen ...................133Bestuurdersinformatiecentrum
Het Driver Information Center geeft
aan Infotainment gerelateerde infor‐
matie en menu's weer.
De menu's op het Driver Information
Center worden bediend via de
vijfstandenknop rechts op het stuur‐ wiel.
Gebruik
Bedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
een knop MENU en menu's op het
display.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
■ het bedieningspaneel op het Info‐ tainmentsysteem 3 112
■ audioknoppen op het stuurwiel 3 112
Het Infotainmentsysteem in- of uitschakelen Druk kortstondig op X. Na het inscha‐
kelen wordt de laatst geselecteerde
Infotainmentbron actief.
Druk op X en houd deze ingedrukt
om het systeem uit te schakelen.
Automatisch uitschakelen
Als het Infotainmentsysteem wordt in‐ geschakeld door op X te drukken ter‐
wijl het contact is uitgeschakeld,
schakelt het na 30 minuten automa‐
tisch weer uit.
Page 116 of 149

116Inleiding
Volume instellen
Draai aan m. De actuele instelling
wordt weergegeven op het display.
Bij het inschakelen van het Infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld, mits dit het maximale inscha‐
kelvolume niet overschrijdt 3 119.
Voor snelheid gecompenseerd
volume
Na inschakeling van het voor snel‐
heid gecompenseerd volume 3 119
wordt het volume automatisch zoda‐
nig aangepast dat er geen geluid van het wegdek of van de wind hoorbaar
is.
Stiltefunctie
Druk op m voor het dempen van de
audiobronnen.
Draai aan m om de mute-functie te
annuleren.Bedieningsmodi
Radio
Druk op RADIO om het radiohoofd‐
menu te openen of te wisselen tussen de verschillende golfbereiken.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de radiofuncties 3 123.
CD-speler
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
cd-speler te activeren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de functies van de cd-speler
3 130.
Externe apparaten
Druk herhaaldelijk op MEDIA om de
afspeelmodus van een verbonden ex‐
tern apparaat (bijv. USB-apparaat,
iPod of smartphone) te activeren.
Voor een gedetailleerde beschrijving
over het aansluiten en bedienen van externe apparaten 3 133.
Telefoon
Druk op ; om het Startscherm weer
te geven.Selecteer TEL. om een Bluetooth-
verbinding tussen het Infotainment‐
systeem en een mobiele telefoon tot
stand te brengen.
Bij het tot stand brengen van een ver‐
binding verschijnt het hoofdmenu van de telefoonmodus.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het Infotainmentsysteem
3 141.
Als er geen verbinding tot stand kan
worden gebracht, verschijnt er een
bericht met die strekking. Voor een
gedetailleerde beschrijving van het
opzetten en het tot stand brengen van
een Bluetooth-verbinding tussen het
Infotainmentsysteem en een mobiele
telefoon 3 138.
Page 117 of 149

Basisbediening117BasisbedieningBasisbediening.......................... 117
Geluidsinstellingen ....................118
Volume-instellingen ...................119
Systeeminstellingen ...................120Basisbediening
Instrumentenpaneel
MENU-knop
De knop MENU is een van de centrale
bedieningselementen voor de me‐
nu's.Draaien: ■ knop op het scherm of menuoptie selecteren
■om door een lijst met menuopties te
bladeren
■ om een instelwaarde te wijzigen
Let op
De geselecteerde optie is gemar‐
keerd.Indrukken: ■ geselecteerde knop op het scherm of menuoptie activeren
■ een gewijzigde instelwaarde be‐ vestigen
■ naar een andere insteloptie over‐ schakelen
■ het toepassingsspecifieke sub‐ menu weergeven
Let op
In de volgende hoofdstukken wor‐ den de stappen voor het selecteren
en activeren van een knop op het
scherm of een menuoptie beschre‐
ven als "...selecteer
knop>/".
Home-toets
Druk op ; op het instrumentenpa‐
neel om het Startscherm te openen.
BACK-toets
Druk bij het navigeren door de menu's
op BACK om naar het naasthogere
menu terug te gaan.
Page 118 of 149

118Basisbediening
Softkeys
Druk op een van de softkeys om de
favoriet of functieschermtoets direct
boven de betreffende softkey te acti‐
veren.
Let op
In de volgende hoofdstukken wor‐ den de stappen voor het selecteren
en activeren van een knop op het
scherm of een menuoptie beschre‐ ven als "...selecteer
knop>/".
Afstandsbediening op stuurwiel
Raadpleeg "Overzicht bedieningsele‐
menten" voor een overzicht van alle
relevante stuurbedieningsknoppen
3 112.
Vijfstandenknop
De vijfstandenknop wordt gebruikt om
de menu's in het Driver Information
Center te bedienen.
De vijfstandenknop bestaat uit vier
pijlen die naar boven, onder, links en
rechts wijzen en een bevestigings‐
knop ( 9).
i (terug)-toets
In de submenu's van het Driver Infor‐ mation Center heeft i de functie van
de knop 'terug'.
Druk op i om naar het naasthogere
menuniveau te gaan.Een toepassing selecteren
Druk op i om het menu voor de toe‐
passingskeuze weer te geven.
Druk herhaaldelijk op P of Q om
naar een menuoptie te bladeren.9 : indrukken om de geselecteerde
optie te bevestigen.
De toepassing wordt geactiveerd.Een toepassingspecifieke functie
selecteren
Druk op j om het hoofdmenu van de
actuele toepassing weer te geven.
Druk herhaaldelijk op P of Q om een
menuoptie te selecteren.
9 : indrukken om de geselecteerde
optie te bevestigen.
Er wordt een submenu met verdere
opties weergegeven of de gekozen
functie wordt geactiveerd.
Let op
Wordt u gevraagd een functie of be‐
richt op het Driver Information Cen‐
ter te bevestigen door op SEL (Se‐
lecteer) te drukken, druk dan op 9.
Geluidsinstellingen
In het geluidsinstellingenmenu kun‐
nen de toonkarakteristieken worden
ingesteld. Stelt u deze in een van de
menu's in, dan wordt dit automatisch
Page 119 of 149

Basisbediening119
ook voor alle overige bronmodi over‐
genomen. Het menu is toegankelijk
vanuit elk specifiek hoofdmenu audio.
Druk op MENU, blader door de lijst en
selecteer Tooninstellingen .
Lage, middelhoge en hoge
tonen instellen
Blader door de lijst en druk op
MENU om Laag , Mid. of Hoog te ac‐
tiveren.
Draai aan MENU om de instelling te
regelen.
Druk op MENU om de instelling te be‐
vestigen.
Volumeverdeling voor en achter
instellen Blader door de lijst en druk op
MENU om fade te activeren.
Draai aan MENU om de instelling te
regelen.
Druk op MENU om de instelling te be‐
vestigen.
Volumeverdeling rechts en links
instellen Blader door de lijst en druk op
MENU om Bal. te activeren.
Draai aan MENU om de instelling te
regelen.
Druk op MENU om de instelling te be‐
vestigen.
Een geluidsstijl selecteren
Blader door de lijst en druk op
MENU om EQ (Equalizer) te active‐
ren.
Deze opties bieden voor de muziek‐ stijl geoptimaliseerde voorkeurinstel‐
lingen voor lage, midden en hoge to‐
nen.Draai aan MENU om door de verschil‐
lende opties te bladeren.
Druk op MENU om de geselecteerde
optie te bevestigen.
Let op
Staat EQ ingesteld op Aangepast,
dan kunnen Laag, Mid. en Hoog
handmatig worden ingesteld.
Volume-instellingen
Maximaal opstartvolume
Druk ; en selecteer vervolgens het
pictogram INSTELL..
Blader door de lijst en selecteer
Radio en vervolgens
Maximumvolume bij starten .
Draai aan MENU om het volume te
regelen.
Automatische
volumeaanpassing
Het volume kan automatisch worden
afgestemd op de snelheid van de
auto.
Page 120 of 149

120Basisbediening
Druk ; en selecteer vervolgens het
pictogram INSTELL.. Blader door de
lijst en selecteer Radio en vervolgens
Volume autom. .
Druk op MENU, blader door de lijst en
selecteer Volume autom. om de in‐
stelling vanuit een audio-hoofdmenu te benaderen.
Stel Volume autom. in op een van de
beschikbare opties om de mate van
volumeaanpassing in te stellen.
Uit : geen harder volume bij een toe‐
nemende snelheid.
Hoog : maximaal hard volume bij een
toenemende snelheid.
Systeeminstellingen
Er kunnen diverse instellingen en
aanpassingen voor het Infotainment‐
systeem via INSTELL. worden ge‐
configureerd.
Tijd
Druk ; en selecteer vervolgens het
pictogram INSTELL..
Selecteer Tijd.
Tijd instellen
Selecteer Tijd instellen om naar het
betreffende submenu te gaan.
Selecteer AUTOSET onderin het
scherm. Activeer Aan - RDS of Uit -
handmatig .
Selecteer Uit - handmatig en stel de
uren en minuten in.
Selecteer herhaaldelijk 12-24 u. on‐
derin het scherm om een tijdmodus te kiezen.
Is de 12-uursmodus geselecteerd,
dan verschijnt er een derde kolom
voor AM- en PM-keuze. Selecteer de
gewenste optie.
Klokdisplay
Selecteer Klokweergave om naar het
betreffende submenu te gaan.
Selecteer Uit om het digitale klokdis‐
play in de menu's uit te schakelen.
Taal Druk ; en selecteer vervolgens het
pictogram INSTELL..
Selecteer Taal.
Blader door de lijst en selecteer de
gewenste taal.
Valetmodus
Is de valetmodus geactiveerd, dan
zijn alle voertuigdisplays vergrendeld
en kunnen er in het systeem geen
veranderingen worden doorgevoerd.