Page 41 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinder en de remklauw worden vervangen en de remvloeistof
worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
U51DD1D0.book Page 7 Friday, August 30, 2013 9:02 AM
Page 42 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU18772
Panelen verwijderen en aan bren-
g enBij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeel-
de panelen worden verwijderd. Neem deze
paragraaf telkens door om een paneel te
verwijderen of aan te brengen.
DAU56120
Paneel A
Om het paneel te verwijderen1. Verwijder de bout. 2. Trek het paneel aan de voorzijde naar
buiten en schuif het paneel dan naar
voren om het aan de achterzijde los te
maken.
Om het paneel aan te brengen
1. Bevestig het paneel aan de achterzij- de en druk dan de voorzijde van het
paneel aan.
2. Breng de bout aan.
1. Paneel A
1
1. Paneel B
1. Bout
1
1
U51DD1D0.book Page 8 Friday, August 30, 2013 9:02 AM
Page 43 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
Paneel B
Om het paneel te verwijderen1. Schuif het slotplaatje open, steek desleutel in het slot en draai hem dan
een kwartslag rechtsom.
2. Laat de sleutel in het slot zitten, trek het paneel aan de voorzijde naar bui-
ten en schuif het paneel dan naar vo-
ren om het aan de achterzijde los te
maken. Om het paneel aan te brengen
1. Bevestig het paneel aan de achterzij-
de en druk dan de voorzijde van het
paneel aan terwijl de sleutel nog in het
slot zit.
2. Terwijl u het paneel naar binnen drukt, draait u de sleutel linksom naar de
oorspronkelijke positie, neemt u de
sleutel eruit, en sluit u daarna het slot-
plaatje.
DAU19605
Bou gie controlerenDe bougie is een belangrijk motoronder-
deel dat gemakkelijk te controleren is. Door
hitte en aanslag slijten bougies op de lange
duur. Daarom moeten bougies worden ver-
wijderd en gecontroleerd volgens het peri-
odieke onderhouds- en smeerschema.
Bovendien kan aan het uiterlijk van de bou-
gie de conditie van de motor worden afge-
lezen.
De bou gie verwij deren
1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals getoond met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset.
1. Afdekplaatje paneelslot
2. Ontgrendelen.
1
2
1. Bougiedop
U51DD1D0.book Page 9 Friday, August 30, 2013 9:02 AM
Page 44 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
Controleren van de bou gie
1. Controleer of de porseleinen isolator rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).OPMERKINGWanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamaha
dealer.2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie. 3. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
De bou gie monteren
1. Reinig het oppervlak van de bougie- pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
2. Breng de bougie aan met behulp van de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter
zo snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.3. Installeer de bougiedop.
1. Bougiesleutel
Voor geschreven bou gie:
NGK/CR6HSA1. ElektrodenafstandElektro denafstan d:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment: Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)
U51DD1D0.book Page 10 Friday, August 30, 2013 9:02 AM
Page 45 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
DAU37175
MotorolieVóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de olie
worden ververst volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren 1. Zet de machine op de middenbok. Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te controle-
ren.
OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie bij of beneden demerkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, van de
aanbevolen soort, bij tot het correcte
niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en draai dan de olievuldop vast.
Verversen van d e motorolie
1. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten warmdraaien en zet hem dan af.
2. Zet een olieopvangbak onder de mo-
tor om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de olieaf- tapplug met de pakking om de olie uit
het carter te laten stromen.
1. Olievuldop
1. Motoroliepeilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olieaftapplug
2. Pakking
3. Olieopvangbak3
2
1
U51DD1D0.book Page 11 Friday, August 30, 2013 9:02 AM
Page 46 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
4. Monteer de olieaftapplug met eennieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
5. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motor-
olie, breng dan de olievuldop aan en
zet deze vast.LET OP
DCA11621
Om het slippen van de koppelin g te
voorkomen ( de motorolie smeert
immers ook d e koppeling) mo gen
g een chemische a dditieven worden
toe gevoe gd. Ge bruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een ho gere kwaliteit dan
g especificeer d. Ge bruik ook g een
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of ho gere aan dui din g.
Zor g d at er g een verontreini gin gen
in het carter terecht komen.
6. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
7. Zet de motor af en wacht een paar mi-
nuten tot de olie tot rust is gekomen.
Controleer dan het olieniveau en corri-
geer indien nodig.
DAU37124
Luchtfilterelement reini genHet luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig (of vervang) het luchtfilterele-
ment vaker als u in zeer stoffige of vochtige
gebieden rijdt.
1. Verwijder paneel A. (Zie pagina 6-8.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven te verwijderen.
3. Verwijder het luchtfilterelement.
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing: 1.00 L (1.06 US qt, 0.88 Imp.qt)1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
U51DD1D0.book Page 12 Friday, August 30, 2013 9:02 AM
Page 47 of 86

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
4. Verwijder de filterspons uit het luchtfil-terelement.
5. Geef een paar tikjes tegen het luchtfil- terelement om het meeste stof en vuil
te verwijderen en blaas dan het nog
achtergebleven vuil met perslucht aan
de gaaszijde weg, zoals afgebeeld.
Vervang het luchtfilterelement als dit
beschadigd is. 6. Reinig de filterspons met oplosmiddel
en wring dan het overgebleven oplos-
middel uit. Laat de filterspons eerst
drogen voordat u hem in het luchtfilte-
relement aanbrengt. Vervang de filter-
spons indien deze beschadigd is.
WAARSCHUWING! Ge bruik alleen
een speciaal reini gin gsmi ddel voor
on der delen. Ge bruik geen benzine
of oplosmi ddelen met een laa g ont-
vlammin gspunt om het risico op
b ran d of explosie te vermijd en.
[DWA10432]
LET OP: Spring voorzichti g
om met het sponsmateriaal en ver-
d raai het niet om bescha dig in g te
voorkomen.
[DCA15102]
7. Breng de filterspons in het luchtfilte- relement aan en monteer dan het
luchtfilterelement in het luchtfilterhuis.
LET OP: Zorg ervoor dat het filte-
relement goe d aanli gt in het lucht-
filterhuis. Laat de motor nooit
d raaien met het luchtfilterelement
uit genomen, hier door kunnen de
zui ger(s) en/of cilin der(s) overmati g
versleten raken.
[DCA10482]
8. Monteer het luchtfilterdeksel door de schroeven aan te brengen.
9. Controleer of zich in de slang aan de onderzijde van het luchtfilterhuis stof
of water heeft verzameld en maak in-
dien nodig de slang leeg door de klem
en dan de plug te verwijderen.
1. Filterspons
2. Luchtfilterelement
1. Luchtfilterelement
1
U51DD1D0.book Page 13 Friday, August 30, 2013 9:02 AM
Page 48 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
10. Breng de plug aan in de slang en in-stalleer dan de slangklem.
11. Monteer het paneel.
DAU44735
Stationair toerental controlerenControleer het stationair toerental en laat
het indien nodig door een Yamaha dealer
bijstellen.
DAU21385
De vrije sla g van d e gas greep
controlerenDe vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–7.0 mm
(0.12–0.28 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
1. Klem
2. Plug luchtfilteraftapslang
Stationair toerental: 1300–1500 tpm
1. Vrije slag van gasgreep
1
U51DD1D0.book Page 14 Friday, August 30, 2013 9:02 AM