WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-2
3
Om het stuur te ontgrendelenSteek de sleutel in het contactslot en draai
deze naar “OFF”.
DAU11008
Controlelampjes en waarschu-
wingslampje
DAU11031
Controlelampjes
richtin gaanwijzers “ ” en “ ”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
DAU11061
Vrijstan dcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11081
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11506
Waarschuwin gslampje
motorstorin g“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te
controleren. (Zie pagina 3-3 voor uitleg over
de werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
1. Draaien.
LOCKOFF
1
1. Controlelampje linker richtingaanwijzers “ ”
2. Vrijstandcontrolelampje “ ”
3. Waarschuwingslampje motorstoring “ ”
4. Controlelampje grootlicht “ ”
5. Controlelampje rechter richtingaanwijzers “ ”
5
4
3
2
1
U51DD1D0.book Page 2 Friday, August 30, 2013 9:02 AM