Page 25 of 356
23Eerste kennismaking
Onder het rijden
1.
Selecteren/deactiveren van desnelheidsbegrenzer.2.Verlagen van de ingestelde snelheid. 3.Verhogen van de ingestelde snelheid. 4.
Snelheidsbegrenzing aan/uit.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
178
1.Selecteren/deactiveren van de snelheidsregelaar.2.
Verlagen van de ingestelde snelheid.3.
Verhogen van de ingestelde snelheid.4.
Snelheidsregeling aan/uit.
Snelheidsregelaar
"CRUISE"
180
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is
ingeschakeld, verschijnen de instellingen van
het systeem op het instrumentenpaneel.
Weergave op het instrumentenpaneel
Snelheidsregelaar
Snelheidsbe
grenzer
Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk
bij draaiende motor. Het instellen van een snelheid en het activeren
van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij eenrijsnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde
versnelling bij een handgeschakelde versnellingsbak (tweede bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak of een automatische transmissie).
Page 26 of 356

Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog isopgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens deairconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.). Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt(behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar eenhogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een elektronische gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur deautomatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
De opschakelindicator geeft aan dat u kunt overschakelen: schakel over zodra op het instrumentenpaneel wordt aangegeven dat u een hogere versnelling kunt inschakelen.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of eenautomatische transmissie wordt de opschakelindicator uitsluitend in de handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijkin. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken. Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Page 27 of 356

25
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een dakkoffer. Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd udaarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt. Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant
voorgeschreven inter val.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 28 of 356
001
Controle tijdens het rijden
Om gebruik te kunnen maken van alle beschikbare rijinformatie,geeft dit hoofdstuk u uitleg over de werking van de drie verlichte
dashboardinstrumenten, de exacte plaats en functie van de diverse
controlelampjes en signaleringen, en de informatie afkomstig van de
boordcomputer.
Page 29 of 356
Page 30 of 356

Instrumentenpaneel benzine - diesel met handgeschakelde
versnellingsbak, EGS-versnellingsbak of automatische versnellingsbak
Het instrumentenpaneel is permanent verlicht en bevat alle instrumenten en signaleringen voor de werking van de auto.
1.Toerenteller.
rGeeft het motortoerental aan(x 1000 t /min).2.Snelheidsmeter.Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph). 3.Koelvloeistoftemperatuurmeter.Geeft de temperatuur van de koelvloeistof
van de motor aan.
Instrumenten
7.Dimmer dashboardverlichting. Knop voor de instelling van de lichtsterkte
van de dashboardverlichting en desfeerverlichting.
4.Display.5.Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
6.Regelknop weergave display. Knop voor de weergave van afwisselend
de actieradius en de dagteller.
Knop voor de weer
gave van de informatie
van de onderhoudsintervalindicator.
Knop voor de nulstelling van degeselecteerde functie (dagteller of onderhoudsintervalindicator).
Raadpleeg voor meer informatie over
de werking en de weergave van een bepaalde functie de desbetreffendeparagraaf.
Page 31 of 356
29Controle tijdens het rijden
Display
E.Onderhoudsintervalindicator(km of miles), ver volgens,
kilometerteller.Deze twee functies worden
achtereenvolgens na het aanzetten van het contact weergegeven.
F.Olieniveaumeter.Na het aanzetten van het contact wordt gedurende enkele seconden het olieniveau
weergegeven.
A
.Snelheidsbegrenzer (km/h of mph) of
Snelheidsregelaar.B.Opschakelindicator.C.InformatieEGS-versnellingsbak ofautomatische versnellingsbak.D.Actieradius (km of mijlen) of Dagteller.
Page 32 of 356

Instrumentenpaneel benzinemotor met handgeschakelde versnellingsbak RACING Het instrumentenpaneel is permanent verlicht en bevat alle instrumenten en signaleringen voor de werking van de auto.
1. Toerenteller .
Geeft het motortoerental aan(x 1000 t/min).2.Snelheidsmeter.Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph). 3.Koelvloeistoftemperatuurmeter.Geeft de temperatuur van de koelvloeistof
van de motor aan.
Instrumenten
7.Dimmer dashboardverlichting. Knop voor de instelling van de lichtsterkte
van de dashboardverlichting en desfeerverlichting.
4.Display.5.Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid brandstof
in de tank aan.
6.Regelknop weergave display. Knop voor de weergave van afwisselend
de actieradius en de dagteller.
Knop voor de weergave van de informatie
van de onderhoudsintervalindicator.
Knop voor de nulstelling van degeselecteerde functie (dagteller of onderhoudsintervalindicator).
Raadpleeg voor meer informatie over
de werking en de weergave van een bepaalde functie de desbetreffendeparagraaf.