Page 121 of 368
119
4
Rijden
Noodontgrendeling
Als de accu leeg is of als het mechanisme
voor het ontgrendelen van de selectiehendel
beschadigd is, is de hendel mogelijk
geblokkeerd in de stand P
, zelfs als u het
rempedaal krachtig intrapt. Als u de auto toch per se moet verplaatsen,
ontgrendel de selectiehendel dan als volgt:
)
Trek de parkeerrem aan.
)
Zet indien nodig de motor uit.
)
Verwijder de afdekking A
met behulp van
een platte schroevendraaier waar van het
uiteinde met een doekje omwikkeld is.
)
Trap het rempedaal krachtig in.
)
Zet het contact in de stand ACC
(ACC-mode, als de auto voorzien is van
keyless entry and start).
)
Steek de schroevendraaier in de opening.
)
Verplaats, ter wijl u de schroevendraaier
omlaagdrukt, de selectiehendel naar de
stand N
.
Raadpleeg beslist het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
nakijken
.
Page 122 of 368

120
Rijden
Hill Holder
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat ter wijl u het
rempedaal intrapt,
- als de hellingshoek aan bepaalde
voor waarden voldoet,
- als het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Holder kan niet worden uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat en:
- bij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand
hebt ingeschakeld,
- bij een CVT-transmissie de stand D
hebt
geselecteerd.
Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Holder gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek dan de handrem aan.
Storing
Bij een storing in het systeem gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een melding op het
display van het instrumentenpaneel. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten controleren.
Als de motor is afgezet en ook als de
motor tijdelijk is afgezet door de functie
Stop & Start (AS&G), is de Hill Holder
buiten werking.
Page 123 of 368

121
4
Rijden
Functie Stop & Start (Auto Stop & Go)
Werking
Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Het verklikkerlampje "AS &G"
op het
instrumentenpaneel of op het display
van het instrumentenpaneel gaat
branden en de motor komt na enkele
seconden in de STOP-stand:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak:
wanneer u, ter wijl de
auto stilstaat en het rempedaal is ingetrapt,
de versnellingsbak in zijn vrij zet en het
koppelingspedaal loslaat.
Tank nooit als de motor in de STOP-
stand staat, zet in dat geval altijd het
contact af met de sleutel of met de
START/STOP-knop.
Als de motor automatisch is
afgezet, functioneren bepaalde
componenten zoals de remmen en de
stuurbekrachtiging op een andere wijze.
Houd daar rekening mee.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
- de motorkap geopend is,
- de auto sinds de laatste start niet sneller
dan 5 km/h heeft gereden,
- de motor minder dan 10 seconden geleden
is gestart,
- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
- de ruitontwaseming is ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten,
- het verklikkerlampje "AS &G"
op het display van het
instrumentenpaneel knippert.
Dit is volkomen normaal.
De functie Stop & Start (Auto Stop & Go) zet de motor tijdelijk af als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil.
De functie Stop & Start (Auto Stop & Go) is bij uitstek geschikt voor het stadsverkeer en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Page 124 of 368
122
Rijden
Overgang naar de START-stand
van de motor
Het verklikkerlampje "AS &G"
gaat
uit en de motor wordt automatisch
opnieuw gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak
: wanneer u het
koppelingspedaal volledig
intrapt.
De START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfort automatisch
geactiveerd als:
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
- de snelheid van de auto hoger is dan
3 km/h,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dit niet toelaten.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor niet opnieuw gestart. U kunt deze functie op elk willekeurig moment
uitschakelen door de toets "AS &G O FF "
in te
drukken.
Uitschakelen
In dat geval gaat het lampje "AS &G"
uit.
Dit is volkomen normaal.
Het verklikkerlampje "AS &G O FF "
op het instrumentenpaneel of op het
display van het instrumentenpaneel
gaat branden.
Page 125 of 368

123
4
Rijden
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra de motor
met de sleutel of met de
START/STOP-knop wordt gestart.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "AS &G O FF "
.
Het systeem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje "AS &G O FF "
op het
instrumentenpaneel of op het display van het
instrumentenpaneel gaat uit.
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het verklikkerlampje
"AS &G O FF "
op het instrumentenpaneel of op het
display van het instrumentenpaneel knipperen: het
systeem werkt dan niet meer.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale
accu (raadpleeg voor meer informatie
het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Onderhoud
Het "Auto Stop & Go"-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden aan
dit type accu uitsluitend uitvoeren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer
wil aanslaan of direct afslaat. De volgende
verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel of
op het display gaan branden:
Zet in dat geval het contact af en start
de motor met behulp van de sleutel of met
de START/STOP-knop.
Page 126 of 368

124
Rijden
Elektronisch gestuurde vierwielaandrijving
Afhankelijk van de omstandigheden kunt u met dit systeem een type aandrijving kiezen.
De bestuurder kan handmatig kiezen uit drie typen aandrijving, afhankelijk van de gewenste prestaties.
U kunt van type aandrijving wijzigen wanneer
de auto stilstaat of wanneer de auto rijdt.
Het type aandrijving kan worden gewijzigd door
aan de knop A
te draaien.
Type aandrijving
selecteren
4WD AUTO (stand 1)
Bij vier wielaandrijving wordt de auto optimaal
aangedreven, op elke ondergrond.
Onder normale omstandigheden wordt in deze
positie het koppel automatisch verdeeld over
de voor- en achter wielen.
Het koppel wordt voornamelijk overgebracht
op de voor wielen, de elektronische eenheid
bepaalt aan de hand van de grip op het wegdek
hoeveel koppel naar de achter wielen gaat.
Hierdoor is de wegligging altijd optimaal.
4WD LOCK (stand 2)
De auto kan ook permanent op alle vier wielen
worden aangedreven.
Deze aandrijving is het meest geschikt in
situaties waar de auto weinig grip heeft (zand,
modder, hellingen, ...).
2WD (stand 3)
In deze stand heeft de auto voor wielaandrijving.
Deze aandrijving leent zich het best voor rijden
op asfaltwegen waar de auto veel grip heeft
(droog wegdek).
Weergave op het instrumentenpaneel
Na het wijzigen van het type aandrijving
knippert het bijbehorende pictogram op het
display van het instrumentenpaneel. Als de omstandigheden het toelaten,
raden wij u aan deze aandrijving te
kiezen.
Page 127 of 368

125
4
Rijden
Aangezien het motorkoppel op alle vier
wielen wordt overgebracht, heeft de
staat van de banden grote invloed op de
prestaties van de auto.
Controleer of de vier banden in goede
staat verkeren.
Vermijd zandgrond, modder en
andere plaatsen waar wielen kunnen
doorslippen.
Bij slippende wielen wordt veel kracht
uitgeoefend op de overbrenging,
hetgeen ernstige storingen kan
veroorzaken.
Rijd nooit met de auto door diep water.
Vermijd te geaccidenteerd terrein (kans
op beschadigen van de bodem of vast
blijven zitten op de top van een helling).
Storingen
Wanneer het pictogram van de geselecteerde
aandrijving knippert, schakelt de auto
automatisch over op voor wielaandrijving
"2WD"
.
In dit geval is het niet meer mogelijk om een
andere aandrijving te selecteren met de knop A
.
Als de melding "SLOW DOWN" op het
instrumentenpaneel verschijnt, dient u de
aandrijving te laten afkoelen voordat u verder rijdt.
Als de pictogrammen "4WD" en
"LOCK" afwisselend knipperen en de
melding "SERVICE REQUIRED" op het
instrumentenpaneel verschijnt, is er een storing
en treedt het veiligheidssysteem in werking.
Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Sleep de auto uitsluitend met een
autotransporter.
Bij het slepen van de auto mogen de
voor- of achter wielen nooit meedraaien,
zelfs niet wanneer tweewielaandrijving
"2WD" is ingeschakeld.
Als bij uitvoeringen met
4-wielaandrijving het ver vangen van
één of meer banden noodzakelijk is,
wordt geadviseerd alle 4 de banden
tegelijkertijd te vervangen. Gebruik
hiervoor vier identieke banden
(afmetingen, type en merk).
Bij gebruik van banden waarbij de maat,
structuur of mogelijk slijtagepatroon
verschillend zijn, zouden onderdelen
van de aandrijving beschadigd kunnen
raken.
Page 128 of 368

126
Rijden
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven
geven.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar
gebeurt handmatig: hier voor moet de
auto minimaal 40 km/h rijden en moet de
tweede versnelling zijn ingeschakeld bij een
handgeschakelde versnellingsbak.
Het uitschakelen
van de snelheidsregelaar
gebeurt handmatig met de hendel, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of door
activering van het ASC-systeem.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen, zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen
en zijn verantwoordelijkheid nemen. De toetsen voor dit systeem bevinden zich aan
het stuur wiel.
1.
Toets "ON/OFF"
: inschakelen/
uitschakelen van de snelheidsregelaar.
2.
Toets "COAST SET":
opslaan van
een rijsnelheid en vermindering van de
kruissnelheid.
3.
Toets "ACC R ES ":
verhoging van de
kruissnelheid en terugkeren naar de
opgeslagen snelheid.
4.
Toets "CANCEL":
uitschakelen van de
snelheidsregelaar.
Bediening op de stuurkolom
Wanneer u op de toets 1
drukt, gaat het lampje
"CRUISE"
op het instrumentenpaneel branden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Instellen
)
Druk op de toets 1
.
)
Stel de snelheid in door de wagensnelheid
op het gewenste niveau te brengen en druk
vervolgens op de toets 2 "COAST SET"
.
Om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten.
Na het afzetten van het contact worden alle
ingestelde snelheden gewist.