Page 129 of 280

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR GEBRUIK VAN HET ISOFIX
UNIVERSEEL KINDERZITJEIn de onderstaande tabel worden, conform de Europese regelgeving ECE 16, de verschillende mogelijkheden weergegeven van de montage van
Universeel Isofix kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.Gewichtsgroep Richting zitjeKlasse Isofix
bevestigingInzittende achter
linkerkant rechterkant
Groep 0 tot 10 kg Tegen rijrichting in E
XX
Groep 0+ tot 13 kgTegen rijrichting in E
XX
Tegen rijrichting in D
XX
Tegen rijrichting in C
XX
Groep 1 van 9 tot 18 kgTegen rijrichting in D
XX
Tegen rijrichting in C
XX
In de rijrichting B
IUF IUF
In de rijrichting BI
IUF IUF
In de rijrichting A
XX
X: Isofix plaats niet geschikt voor Isofix-kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of maatklasse.
IUF: Geschikt voor Isofix kinderzitjes uit de universele klasse (met derde bevestigingspunt boven) die in de rijrichting bevestigd moeten worden endie goedgekeurd zijn
voor het gebruik voor de specifieke gewichtsgroep
125WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 130 of 280

Monteer het kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die bijgesloten moeten zijn.
Belangrijke aanbevelingen voor het veilig vervoeren
van kinderen
❒Monteer kinderzitjes altijd op de achterbank, omdat die plaats bij
een ongeval de meeste bescherming biedt.
❒Houd kinderen zo lang mogelijk in kinderzitjes tegen de rijrichting
in, tot ze 2 jaar zijn.
❒Indien een kinderzitje tegen de rijrichting in op de achterbank is
gemonteerd, dan is het raadzaam om het zo ver mogelijk naar
voren te plaatsen als de stand van de voorstoel toestaat.
❒Als de passagiersairbag buiten werking is gesteld, controleer dan of
het lampje op het instrumentenpaneel brandt om er zeker van te
zijn dat deze airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld.
❒Neem de aanwijzingen die bij het kinderzitje zijn geleverd
zorgvuldig in acht. Bewaar deze aanwijzingen samen met
de overige documenten en dit instructieboek in de auto. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de gebruiksaanwijzingen
ontbreken.
❒Elk tegenhoudsysteem is bedoeld voor slechts één kind: vervoer
nooit twee kinderen in een zitje.
❒Controleer altijd of de gordel niet langs de hals van het kind loopt.
❒Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door eraan te trekken.❒Controleer tijdens het rijden dat het kind geen verkeerde houding
aanneemt of de gordels losmaakt.
❒Laat een kind nooit de het diagonale gordelgedeelte onder zijn arm
of achter zijn rug omleggen.
❒Vervoer kinderen nooit op schoot, ook geen pasgeborenen.
Niemand is in staat om een kind vast te houden bij een ongeval.
❒Na een ongeval moet het kinderzitje door een nieuw exemplaar
worden vervangen.
126WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 131 of 280

FRONTAIRBAGSDe auto is uitgerust met meertraps frontairbags (“Smart bags”) voor de
bestuurder en passagier en knie-airbags voor de bestuurder.“SMART BAG” SYSTEEM
(MEERTRAPS FRONTAIRBAGS)De frontairbags (bestuurder en passagier) en knie-airbag bestuurder
beschermen de inzittenden voorin bij middelzware en zware frontale
botsingen, door de airbag tussen de inzittende en het stuurwiel of
het dashboard op te blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen bij andere soorten botsingen
(botsingen opzij, achterop, over de kop slaan enz.), betekent dit niet
dat het systeem slecht functioneert.
De airbags zijn geen vervanging voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bij een botsing
kunnen degenen die geen veiligheidsgordel dragen, in contact komen
met een airbag die nog niet volledig opgeblazen is. Onder deze
omstandigheden wordt de inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende omstandigheden kan het voorkomen dat de
frontairbags niet worden opgeblazen:
❒frontale botsingen tegen makkelijk vervormbare onderdelen, die niet
het front van de auto zijn (bijv. spatbord tegen de vangrail);
❒de auto schuift onder andere voertuigen of veiligheidsbarrières
(bijvoorbeeld onder vrachtwagens of vangrails).
Als de airbags in bovenbeschreven omstandigheden niet opgeblazen
worden dan bieden ze geen aanvullende bescherming ten opzichte
van de veiligheidsgordels, zodat hun activering geen zin heeft.
In deze gevallen wijst de uitgebleven activering dus niet op een storing
van het systeem.
Breng geen stickers of andere voorwerpen op het
stuurwiel, op het dashboard in de zone van de
passagiersairbag, op de zijkant van de dakbekleding
en op de stoelen aan. Plaats nooit voorwerpen (bijv. mobiele
telefoons) op het dashboard aan passagierszijde, omdat deze het
correct openen van de airbag kunnen hinderen en tevens de
inzittenden ernstig kunnen verwonden.
FRONTAIRBAG BESTUURDERSZIJDEDeze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte in het midden van het stuurwiel is geplaatst fig. 103.
Rijd altijd met de handen op de stuurwielrand zodat
de airbag indien nodig ongehinderd opgeblazen kan
worden. Rijd niet met voorover gebogen lichaam. Ga
goed rechtop zitten en steun tegen de rugleuning.
fig. 103
A0J0047
127WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 132 of 280

FRONTAIRBAG AAN PASSAGIERSZIJDEDeze bestaat uit een onmiddellijk opblaasbaar kussen dat in een
speciale ruimte in dashboard is opgeborgen fig. 104: deze airbag
heeft een groter volume dan de bestuurdersairbag.
Plaats NOOIT een kinderzitje achterstevoren op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe klein ook, kan de
airbag ernstig letsel en zelfs de dood van de baby tot
gevolg hebben. Schakel dus altijd de passagiersairbag uit
wanneer een kinderzitje op de passagiersstoel wordt geplaatst.
Bovendien moet de passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren zijn
geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard. Ook als is het niet wettelijk
verplicht, moet de airbag onmiddellijk weer ingeschakeld worden
zodra geen kinderen meer vervoerd worden, om een betere
bescherming van de volwassenen te garanderen.
KNIE-AIRBAG BESTUURDERSZIJDEDeze airbag is opgenomen in een speciale ruimte onder het stuurwiel
fig. 105. Deze biedt extra bescherming in het geval van een frontale
botsing.
fig. 104
A0J0050
fig. 105
A0J0056
128WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 133 of 280

Uitschakeling airbags aan
passagierszijde: frontairbag en in de
stoel gemonteerde zijairbag ter
bescherming van bekken, borst en
schouders (zijairbag)Als een kind in een kinderzitje dat achterstevoren op de voorstoel is
geplaatst vervoerd moet worden, schakel dan de frontairbag en
zijairbags voor bescherming van bekken, borst en schouders aan
passagierszijde (zijairbag) uit.
Als de airbags uitgeschakeld zijn, gaat er een lampje
branden in
de bekleding boven de achteruitkijkspiegel fig. 106.
Voor het uitschakelen van deze airbags, raadpleeg de
paragraaf “Menuopties” in het hoofdstuk
“Kennismaking met de auto”.
ZIJAIRBAGS (ZIJAIRBAG -
HOOFDAIRBAG)Om de bescherming van de inzittenden in geval van flankbotsingen te
verbeteren, is de auto uitgerust met zijairbags die borst en schouders
van bestuurder en voorpassagier beschermen en hoofdairbags die het
hoofd van de inzittenden voor- en achterin beschermen
(gordijnairbags).
Als de zijairbags niet worden opgeblazen bij andere soorten
aanrijdingen (frontale botsingen, kop-staartaanrijdingen, over de kop
slaan enz.), betekent dit niet dat het systeem slecht functioneert.ZIJAIRBAGS VOORIN (ZIJAIRBAGS)Deze bestaan uit twee soorten kussens die zich in de rugleuning van
de voorstoelen bevinden fig. 107 en die het bekken, de borst en
schouders van de inzittenden bij middelzware zijdelingse botsingen
beschermen.
fig. 106
A0J0402
fig. 107
A0J0103
129WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 134 of 280

HOOFDAIRBAGS (WINDOW BAGS)De twee gordijnairbags zitten achter de dakbekleding aan de
zijkanten en zijn afgedekt met speciale afwerkingselementen fig. 108.
Dit type airbag is ontworpen om het hoofd van de inzittenden voorin
en achterin te beschermen bij flankbotsingen, dankzij het grote
oppervlak dat in opgeblazen toestand wordt beslagen.
Bij lichte flankbotsingen is het opblazen van de hoofdairbags niet
vereist.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de bescherming van de
omgelegde gordel volstaat) worden de airbags niet opgeblazen. Om
die reden moeten veiligheidsgordels steeds worden omgelegd.
Het systeem biedt de beste bescherming bij een zijdelingse botsing als
de passagier correct op zijn stoel zit, zodat de hoofdairbag zo goed
mogelijk opgeblazen kan worden.
Hang geen harde voorwerpen aan de kledinghaken of
de steunhandgrepen.
Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebogen
tegen het portier, de ruiten of in het gebied van de
hoofdairbag om mogelijke verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen.Steek nooit het hoofd, de armen of ellebogen uit het
raam.
BELANGRIJK
Reinig de stoelen niet met water of stoom onder druk (met de hand of
in een automatisch wasapparaat).
De frontairbags en/of zijairbags kunnen geactiveerd worden bij
krachtige stoten aan de onderzijde van de carrosserie (bijv. heftige
botsing tegen drempels of stoepranden, grote gaten of verzakkingen in
het wegdek etc.).
Als de airbag geactiveerd wordt, ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder: dit poeder is niet schadelijk en duidt niet op het begin van een
brand. Dit poeder kan echter de huid en ogen irriteren: was ze in dit
geval met neutrale zeep en water.
Alle werkzaamheden aan airbags (controle, reparatie en vervanging)
moeten door het Alfa Romeo Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als de auto wordt gesloopt, moet het airbagsysteem onbruikbaar
gemaakt worden door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Gordelspanners en airbags worden op verschillende manieren
geactiveerd, afhankelijk van het type botsing. Als een of meerdere van
deze voorzieningen niet in werking treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
fig. 108
A0J0051
130WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 135 of 280

Als de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid en het
lampje
gaat niet branden of blijft branden tijdens
het rijden (bij sommige versies samen met de melding
op de display), dan is er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen. In dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden bij een ongeval of, in
een zeer beperkt aantal gevallen, op verkeerde wijze
geactiveerd worden. Laat het systeem onmiddellijk controleren
door het Alfa Romeo Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
De vervaldata van de explosieve lading en de
klokveer staan vermeld op een specifiek etiket in het
dashboardkastje. Neem contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk als de vervaldata naderen.Reis niet met voorwerpen op schoot of voor de borst
en houd niets in de mond (pijp, pen, etc.). Dit kan
ernstig letsel veroorzaken als de airbag in werking
treedt.Laat bij diefstal of poging tot diefstal, vandalisme of
overstromingen het airbagsysteem door het Alfa
Romeo Servicenetwerk controleren.
De airbags kunnen tevens geactiveerd worden
wanneer de auto stil staat met de contactsleutel naar
de stand MAR gedraaid
of wanneer de motor
is afgezet, als de auto door een ander voertuig
wordt aangereden. Om die reden mogen kinderen
nooit in een achterstevoren geplaatst kinderzitje
op de voorstoel worden geplaatst, ook niet als de
auto stil staat. Als bij een botsing de airbag wordt
opgeblazen, kan dit leiden tot ernstig letsel en zelfs
tot de dood van het kind. Schakel dus altijd de
passagiersairbag uit wanneer een kinderzitje op de
passagiersstoel wordt geplaatst. Bovendien moet
de passagiersstoel zo ver mogelijk naar achteren
zijn geschoven om te voorkomen dat het kinderzitje
eventueel in aanraking komt met het dashboard.
Ook al is dit niet wettelijk verplicht, moet de airbag
onmiddellijk weer ingeschakeld worden zodra geen
kinderen meer vervoerd worden, om een betere
bescherming van de volwassenen te garanderen.
Als de sleutel echter in de stand STOP staat, wordt
bij een ongeval geen enkel veiligheidssysteem
(airbag of gordelspanners) geactiveerd. In dat geval
duidt de niet-activering niet op een storing van het
systeem.
131WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 136 of 280
Wanneer de contactsleutel naar de stand MAR wordt
gedraaid, gaat het waarschuwingslampje
(bij
actieve frontairbag aan passagierszijde) enkele
seconden knipperen, om eraan te herinneren dat de
passagiersairbag bij een botsing geactiveerd wordt. Hierna moet
het lampje doven.
De activeringsdrempel van de frontairbag is hoger dan
die van de gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
deze twee drempelwaarden liggen, treden alleen de
gordelspanners in werking.
De airbag vervangt niet de veiligheidsgordels, maar
verhoogt hun doeltreffendheid. Omdat de frontairbags
niet worden geactiveerd bij frontale botsingen bij lage
snelheden, zijdelingse botsingen, botsingen achterop en over de
kop slaan, worden in deze gevallen de inzittenden uitsluitend
door de zijairbags en de veiligheidsgordels beschermd, die dus
altijd gedragen moeten worden.
132WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER