Page 89 of 280

Achterbank neerklappenGa als volgt te werk:
❒zet de hoofdsteunen helemaal omhoog, druk op beide knoppen A
fig. 66 aan de zijkanten van de twee steunen, en verwijder de
hoofdsteunen door ze omhoog te trekken;
❒plaats de veiligheidsgordels opzij en controleer of ze goed gestrekt
en niet verdraaid zijn;
❒trek de borghendels A fig. 67 van de rugleuning naar boven en
vouw het gewenste kussen naar voren (een rode streep geeft aan dat
hendel A naar boven is getrokken).Achterbank terugzetten
Plaats de veiligheidsgordels opzij en controleer of ze goed gestrekt en
niet verdraaid zijn.
Zet de eerder neergeklapte rugleuning omhoog tot de klik van het
vergrendelmechanisme wordt gehoord. Controleer visueel of het rode
streepje op de hendel A fig. 67 niet meer zichtbaar is. Deze rode
streep geeft aan dat de rugleuning niet is vergrendeld.
Monteer al laatste de hoofdsteunen in hun behuizingen.
fig. 66
A0J0083
fig. 67
A0J0082
85WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 90 of 280
MOTORKAPOPENENGa als volgt te werk:
❒trek de hendel A fig. 68 in de richting van de pijl;
❒trek hendel B in de richting van de pijl;
❒til de motorkap op en maak tegelijkertijd de motorkapsteun C fig.
69 los uit zijn vergrendeling. Steek vervolgens het uiteinde in de
behuizing D, controleer of de motorkapsteun vast zit in de kleinste
opening van de borgveer.BELANGRIJK Controleer of de ruitenwissers zich in de ruststand
bevinden en niet actief zijn alvorens de motorkap op te tillen.
fig. 68
A0J0085
fig. 69
A0J0086
86
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 91 of 280

SLUITENGa als volgt te werk:
❒Houd de motorkap met één hand omhoog, verwijder met de andere
hand de stang C fig. 69 uit de zitting D en plaats hem terug in de
klem;
❒laat de motorkap zakken tot ongeveer 20 cm boven de motorruimte,
laat hem dan vallen en controleer, door te proberen hem op te tillen,
of hij volledig dicht zit en niet alleen in een veiligheidsstand is
bevestigd. Als de motorkap niet perfect gesloten is, probeer dan niet
erop te drukken maar open hem opnieuw en herhaal de handeling.
Probeer de motorkap niet te sluiten door erop te drukken.
BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap goed vergrendeld is om
te voorkomen dat deze tijdens het rijden opent.
Voor bepaalde versies/markten, het volgende plaatje is aangebracht
in de motorruimte fig. 70:
Voor de rijveiligheid moet de motorkap tijdens het
rijden altijd perfect gesloten zijn. Controleer dus altijd
of de motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht men tijdens het rijden merken dat de motorkap niet goed
vergrendeld is, stop dan onmiddellijk en sluit de motorkap op de
correcte manier.Verricht deze handelingen uitsluitend bij stilstaande
auto.De motorkap kan plotseling naar benden vallen als de
steunstang niet correct geplaatst is.
fig. 70
A0J1520
87WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 92 of 280
IMPERIAAL/SKIDRAGEROm het imperiaal/de skidrager te monteren, de speciale borglippen A
fig. 71 naar boven zetten met behulp van de schroevendraaier die
bijgeleverd is om toegang te krijgen tot de bevestigingen B.In het Alfa Romeo Lineaccessori assortiment is speciaal voor deze auto
een imperiaal/skidrager opgenomen.
BELANGRIJK Wees uiterst voorzichtig bij het letterlijk opvolgen van de
aanwijzingen op de balkset.
Controleer na een korte rit of de schroeven van de
bevestigingspunten nog goed zijn vastgedraaid.Overschrijd nooit het maximum toegestane draagvermogen
(zie hoofdstuk "Technische gegevens").Verdeel de lading gelijkmatig en houd bij het rijden
rekening met een verhoogde zijwindgevoeligheid.De wettelijke voorschriften betreffende de maximale
afmetingen moeten altijd worden gerespecteerd.
fig. 71
A0J0059
88
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 93 of 280

KOPLAMPENLICHTBUNDEL AFSTELLENEen goede afstelling van de koplampen is belangrijk voor het comfort
en de veiligheid van de bestuurder en alle overige weggebruikers.
Dit wordt bovendien geregeld door specifieke voorschriften van
de wegenverkeerswetgeving.
De koplampen moeten juist gericht zijn om de beste zichtcondities voor
uzelf en de anderen te garanderen, terwijl met ingeschakelde
koplampen wordt gereden. Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk
voor het controleren en eventueel afstellen.
HOOGTEREGELING KOPLAMPENDe hoogteregeling werkt met de contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten.
Koplampverstelling
Druk op de
knoppen of
fig. 72. De ingestelde stand wordt op
de display getoond. fig. 73
Stand 0
: een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1
: 4 personen.
Stand 2
: 4 personen + bagage in bagageruimte.
Stand 3
: bestuurder + maximum toegestane lading volledig in de
bagageruimte opgeborgen.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het
gewicht van de vervoerde lading verandert.
fig. 72
A0J0305
fig. 73 - Versies met Start&Stop-systeem
A0J0306
89WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 94 of 280

MISTLAMPEN AFSTELLEN(voor bepaalde versies/markten)
Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk voor het controleren en
eventueel afstellen.KOPLAMPAFSTELLING IN HET
BUITENLANDDe dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar de auto
oorspronkelijk is gekocht. Als gereden wordt in landen waar op de
andere weghelft wordt gereden, moeten, om verblinding van
tegenliggers te voorkomen, delen van de koplamp worden afgedekt
overeenkomstig de wegenverkeerswetgeving van het betreffende land.
ABSHet ABS is geïntegreerd in het remsysteem en voorkomt dat de wielen
tijdens het remmen blokkeren, ongeacht de conditie van het wegdek en
de druk die op het pedaal wordt uitgeoefend. Het ABS verhindert zo
dat één of meerdere wielen doorslippen. Daardoor blijft de auto
bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het geheel wordt aangevuld met het EBD-systeem (Electronic Braking
Force Distribution) dat zorgt voor de verdeling van de remkracht tussen
de voor- en de achterwielen.
BELANGRIJK Een inrijperiode van circa 500 km is vereist om het beste
uit het remsysteem te halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.INSCHAKELING VAN HET SYSTEEMDe bestuurder kan merken wanneer het ABS wordt ingeschakeld
doordat een trilling aan het rempedaal voelbaar is en het systeem
ietwat meer geluid maakt: dit geeft aan dat de snelheid moet worden
aangepast aan het type wegdek waarop wordt gereden.MECHANICAL BRAKE ASSIST
(remassistent bij noodstop)(voor bepaalde versies/markten)
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent eventuele
noodstops (in functie van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt). Hierdoor kan het remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen.
BELANGRIJK Bij het ingrijpen van de Mechanical Brake Assist kan
geluid hoorbaar zijn. Dit is een normaal verschijnsel . Houd in elk
geval het rempedaal goed ingetrapt.
90
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 95 of 280

Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt. Verlaag en pas de
snelheid aan in functie van de beschikbare grip.Het ABS benut zoveel mogelijk de beschikbare grip
maar kan hem niet verhogen. Rijd dus altijd
voorzichtig op gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.Wanneer het ABS wordt ingeschakeld, is een trilling
aan het rempedaal voelbaar. Verlaag de remdruk niet
en houd het rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg in functie van de conditie van
het wegdek.
ESC (Electronic Stability
Control) SYSTEEMDit elektronische systeem waakt over de stabiliteit van de auto als de
wielen hun grip verliezen, waardoor de richtingsstabiliteit van de auto
beter is.
Het systeem herkent potentieel gevaarlijke situaties voor de stabiliteit
van de auto en grijpt automatisch en op gedifferentieerde manier in op
de remmen van de vier wielen door een stabiliserend koppel te
leveren.
Het ESC systeem omvat ook de volgende subsystemen:
❒Hill Holder
❒ASR
❒Brake Assist
❒MSR
❒CBC
❒“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
❒DSTACTIVERING SYSTEEMHet ESC-systeem wordt automatisch ingeschakeld wanneer de motor
wordt gestart; het kan niet worden uitgeschakeld.INGREEP VAN HET SYSTEEMAls het systeem wordt ingeschakeld, gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel knipperen, om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van de auto erg beperkt is.
91WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 96 of 280

HILL HOLDERDit systeem is een onderdeel van het ESC-systeem en helpt de
bestuurder bij het wegrijden op hellingen.
Het wordt in de volgende gevallen automatisch geactiveerd:
❒opwaartse helling: als het voertuig stilstaat op een opwaartse helling
van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met ingeschakelde versnelling
(andere dan achteruit);
❒neerwaartse helling: als het voertuig stilstaat op een neerwaartse
helling van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rempedaal
en ingeschakelde achteruitversnelling.
Tijdens het wegrijden houdt de regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval circa 2 seconden, zodat de bestuurder
de rechtervoet zonder problemen van het rempedaal naar het
gaspedaal kan verplaatsen.
Als na deze tijd niet is weggereden, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld en wordt de remdruk geleidelijk gereduceerd. Tijdens
deze fase kan een geluid hoorbaar zijn. Dit geluid wijst erop dat
het voertuig weldra in beweging zal komen.
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem. Verlaat
daarom nooit de auto zonder eerst de handrem te hebben
aangetrokken, de motor te hebben afgezet en de eerste versnelling te
hebben ingeschakeld.
ASR (AntiSlip Regulation) SYSTEEMDit systeem is een onderdeel van het ESC-systeem. Het grijpt
automatisch in als één of beide aangedreven wielen slippen, grip
verliezen op natte wegen (aquaplaning) en bij het optrekken op glad,
besneeuwd of met ijzel bedekt wegdek, enz.
Afhankelijk van de slipcondities, kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen doorslippen, grijpt het ASR-systeem
in door het door de motor doorgegeven vermogen te reduceren;
❒als slechts één aangedreven wiel slipt, grijpt het ASR-systeem
automatisch in door het slippende wiel te remmen.
Voor een goede werking van de ESC- en ASR-systemen
is het van groot belang dat de banden van alle wielen
van hetzelfde type, merk en maat zijn en dat ze in
perfecte conditie zijn.Het ESC-systeem blijft ook ingeschakeld wanneer met
het noodreservewiel wordt gereden. Onthoud altijd
dat het noodreservewiel kleiner is dan een normale
band, waardoor het minder grip levert.Neem nooit onnodige en onverantwoorde risico's, ook
al is de auto voorzien van de systemen ESC en ASR.
Pas het rijgedrag steeds aan de conditie van het
wegdek, het zicht en het verkeer aan. De bestuurder is altijd
verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid.
92
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER