Page 17 of 227
Kort en bondig15
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de ach‐
terruit gespoten en de ruitenwisser
maakt enkele slagen.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 32.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Toets V indrukken.
Stel de temperatuur in op de hoogste stand.
Koeling n aan,
Verwarmbare achterruit Ü aan.
Klimaatregelsysteem 3 116.
Page 18 of 227
16Kort en bondigVersnellingsbakHandgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand 3 seconden na het bedienen van het koppelings‐
pedaal de ontgrendelknop op de keu‐
zehendel indrukken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐
len.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 133.Automatische versnellingsbakP=parkeerstandR=achteruitversnellingN=neutrale standD=rijstand
Handgeschakelde modus: Zet de
keuzehendel op M.
<=hogere versnelling.]=lagere versnelling.
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u op de
ontgrendelknop.
Page 19 of 227
Kort en bondig17
Automatische versnellingsbak
3 130.Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 183,
3 216.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 163.
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 28,
3 36, 3 41.
■ Werking van remsysteem bij lage snelheid, vooral bij vochtige rem‐men.Motor starten
■ Draai de sleutel naar stand 1
■ verdraai het stuurwiel een beetje, zodat het stuurslot vrijkomt
■ trap de koppeling en rem in
■ automatische versnellingsbak in P
of N
■ bedien het gaspedaal niet
■ dieselmotoren: draai de sleutel naar stand 2 om voor te gloeien en
wacht totdat de controlelamp !
dooft
■ draai de sleutel naar stand 3 en laat
deze los
Page 20 of 227

18Kort en bondig
Motor starten 3 124.Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en bepaalde voorwaarden zijn ver‐
vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
■ Het koppelingspedaal intrappen
■ Zet de keuzehendel in N
■ Laat het koppelingspedaal los
Een Autostop wordt door de naald
aangegeven op de AUTOSTOP-
stand in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop-startsysteem 3 126.
Parkeren
■ Trek altijd de handrem aan. Trek de
handrem aan zonder op de ont‐
grendelingsknop te drukken. Op een aflopende of oplopende helling zo stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd de rem in om de bedienings‐
kracht te verminderen.
■ Zet de motor af. Contactsleutel naar stand 0 draaien en deze eruit
trekken. Stuurwiel verdraaien tot‐
dat het stuurslot merkbaar vergren‐
delt.
Bij auto's met automatische ver‐ snellingsbak kan de sleutel alleen
worden verwijderd met de keuze‐
hendel in stand P.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan vóór het
uitschakelen van de ontsteking de
eerste versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto op een aflopende
helling staat, dan vóór het
Page 21 of 227
Kort en bondig19
uitschakelen van de ontsteking de
achteruitversnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Bovendien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
■ Vergrendel de auto met de toets e
op de handzender.
Activeer het alarmsysteem 3 26.
■ De auto niet op een licht ontvlam‐ bare ondergrond parkeren. De on‐
dergrond kan door de hoge tempe‐
ratuur van het uitlaatgassysteem mogelijk vlam vatten.
■ Sluit de ramen en het zonnedak.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werking
treden 3 162.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐ toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.Sleutels, sloten 3 20, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 161.
Page 22 of 227

20Sleutels, portieren en ruitenSleutels, portieren en
ruitenSleutels, sloten ............................ 20
Portieren ...................................... 25
Antidiefstalbeveiliging ..................26
Buitenspiegels ............................. 28
Binnenspiegel .............................. 30
Ruiten .......................................... 30
Dak .............................................. 33Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat vermeld op
een verwijderbaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 200.
Sleutel met uitklapbare
sleutelbaardOm uit te klappen toets indrukken.
Om in te klappen eerst toets indruk‐
ken.
Handzender
Wordt gebruikt voor: ■ Centrale vergrendeling
■ Diefstalalarmsysteem
De afstandsbediening heeft een be‐ reik van ca. 30 meter. Dit kan beperkt
worden door invloeden van buitenaf.
Brandende alarmknipperlichten die‐
nen als bevestiging.
Page 23 of 227

Sleutels, portieren en ruiten21
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met
de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
■ Bereik overschreden
■ Batterijspanning te laag
■ Herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het be‐
reik, waardoor er opnieuw gesyn‐
chroniseerd moet worden
■ Overbelasting van de centrale ver‐ grendeling door herhaalde, snel op‐
eenvolgende activering van de
handzender, waardoor de stroom‐
voorziening voor korte tijd wordt on‐ derbroken
■ Storing door radiogolven afkomstig
van externe zenders met een hoog vermogen
Ontgrendelen 3 22.Basisinstellingen
Sommige instellingen kunt u veran‐
deren in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 102.
Batterij van de handzender
vervangen Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Sleutel met uitklapbare sleutelbaard
Sleutelbaard uitklappen en handzen‐
der openen. Batterij vervangen (bat‐
terijtype CR 2032), let hierbij op de
juiste plaatsing. Handzender sluiten
en synchroniseren.
Afstandsbediening
synchroniseren
Na vervanging van de batterij het por‐
tier openen met de sleutel in het slot
van het bestuurdersportier. De hand‐
zender wordt gesynchroniseerd wan‐
neer het contact wordt aangezet.
Page 24 of 227

22Sleutels, portieren en ruitenOpgeslagen instellingenWanneer de sleutel uit de contact‐
schakelaar wordt getrokken, worden
de volgende instellingen automatisch in het geheugen van de sleutel opge‐ slagen:
■ Verlichting
■ Infotainment-systeem
■ Centrale vergrendeling
De opgeslagen instellingen worden
automatisch toegepast wanneer de
sleutel met het geheugen de vol‐ gende keer in het contactslot wordt
gestoken en naar stand 1 3 124
wordt gedraaid.
Een voorwaarde is dat Pers. inst. voor
bestuurder geactiveerd is in de per‐
soonlijke instellingen van de
Graphic-Info-Display. Dit moet wor‐
den ingesteld voor elke sleutel die ge‐ bruikt wordt. Bij auto's die zijn uitge‐
rust met een Colour-Info-Display, is
de personalisatie permanent inge‐
schakeld.
Persoonlijke instellingen 3 102.Centrale vergrendeling
Ontgrendelen en vergrendelen van
portieren, bagageruimte en tankklep.
Door aan de binnenste portierhand‐
greep te trekken wordt het desbetref‐
fende portier ontgrendeld. Door nog
eens aan de handgreep te trekken
gaat het portier open.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch ont‐
grendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de por‐
tieren word geopend, worden deze
na korte tijd automatisch opnieuw
vergrendeld.Ontgrendelen
Handzender
Toets c indrukken.
U kunt uit twee instellingen kiezen: ■ Om alleen het bestuurdersportier, de bagageruimte en de tankklep te
ontgrendelen, drukt u eenmaal op
toets c. Om alle portieren te ont‐
grendelen, drukt u tweemaal op
toets c
of
■ drukt u eenmaal op toets c om alle
portieren, de bagageruimte en de
tankklep te ontgrendelen