Page 41 of 225
Stoelen, veiligheidssystemen39
Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog=stoel omhoogomlaag=stoel omlaagLendensteun
Stel de lendensteun met behulp van
de hefboom op uw persoonlijke voor‐ keur af.
Zet de hefboom voor meer of minder
lendensteun naar voren of naar ach‐
teren.
Rugleuning neerklappenVoorzichtig
Druk de hoofdsteunen met de
stoel in de hoogste stand omlaag
en til de zonnekleppen op voordat u de rugleuning naar voren klapt.
Hoofdsteun helemaal omlaag duwen.
De stoel zo ver mogelijk naar ach‐
teren schuiven.
Ontgrendelingshefboom optillen en rugleuning op zitting neerklappen.Hefboom laten zakken en rugleuning
klikt in neergeklapte stand vast.
Page 42 of 225

40Stoelen, veiligheidssystemen
Stoel naar voren schuiven.
Zet de rugleuning weer in de oor‐ spronkelijke stand door de stoel zo
ver mogelijk terug te schuiven, de ont‐
grendelingshefboom op te tillen, de
rugleuning rechtop te zetten, de hef‐
boom te laten zakken en de rugleu‐
ning klikt vast.
De rugleuning kan slechts in verticale stand naar voren worden gekanteld.
Bij neergeklapte rugleuning de hef‐
boom voor het bijstellen van de len‐
densteun niet bedienen.
Elektrische stoelverstelling9 Waarschuwing
Wees voorzichtig met de elektri‐
sche stoelverstelling. Er is een
kans op letsel, vooral voor kinde‐
ren. Er kunnen voorwerpen be‐
kneld raken.
Houd de stoelen goed in de gaten terwijl u deze verstelt. U moet de
inzittenden hiervan op de hoogte
stellen.
Lengtepositie stoel
Duw de voorste schakelaar naar vo‐
ren/achteren.
Zithoogte Zet de schakelaar vooraan omhoog/omlaag om de hoogte van de zitting voor te verstellen.
Zet de schakelaar achteraan om‐ hoog/omlaag om de hoogte van de
zitting achter te verstellen.
Zet de schakelaar voor- en achteraan
omhoog/omlaag om de hoogte van
de zitting als geheel te verstellen.
Rugleuning voorstoelen
Bovenste gedeelte van schakelaar
achter naar voren/achteren zetten.
De rugleuning van de stoel mag niette ver naar achteren hellen (aanbe‐
volen maximum hellingshoek ong.
25°).
Page 43 of 225
Stoelen, veiligheidssystemen41Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, toets ß van de betreffende
stoel bij ontsteking op ACC of ON een
of meerdere malen indrukken. De
controlelamp in de toets geeft de sta‐ tus aan.
Zet de verwarming in de laagste
stand en druk op de knop ß om de
verwarming te deactiveren. Het con‐
trolelampje in de knop dooft.
Langdurig gebruik van de hoogste in‐
stelling wordt afgeraden voor perso‐
nen met een gevoelige huid.
Als de temperatuur blijft stijgen, stoel‐ verwarming uitschakelen en een
werkplaats raadplegen.Achterbank
Zitplaatsen achterin Rugleuning voorstoelen
Rugleuningen verstellen: ontgrende‐
lingshandgreep boven op de rugleu‐
ning optillen en rugleuning naar vo‐
ren/achteren bewegen en in de ge‐
wenste positie brengen.
Rugleuning bij het verstellen niet be‐
lasten.
Zorg er bij het neerklappen van de
rugleuningen voor dat de autogordels losgemaakt zijn.
Page 44 of 225
42Stoelen, veiligheidssystemen9Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden ver‐
stellen, omdat ze ongecontroleerd kunnen bewegen.
Rugleuning neerklappen
De bagageruimte kan worden ver‐
groot door de rugleuningen op de zit‐
tingen neer te klappen.
Rugleuningen afzonderlijk neerklap‐
pen: alle drie de autogordels achter
losmaken. Controleren of de rugleu‐
ning van de voorstoelen niet achter‐
over geplaatst is.
Hoofdsteunen volledig naar beneden
duwen, ontgrendelingshandgreep optillen en de rugleuning op de zitting neerklappen.
Geen passagiers op een neerge‐
klapte rugleuning laten zitten. Geen
losse lading op de neergeklapte rug‐
leuning plaatsen.
Rugleuning weer opklappen door
deze op te tillen en op zijn plaats vast te klikken.
ArmsteunKlap de armsteun omlaag. De arm‐
steun bevat bekerhouders en een op‐
bergruimte.
Page 45 of 225

Stoelen, veiligheidssystemen43Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij sneloptrekken of hard remmen geblok‐
keerd om de inzittenden op hun stoel te houden. Hierdoor neemt het ge‐
vaar voor letsel aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit om‐
doen.
Inzittenden die geen gebruik ma‐
ken van de veiligheidsgordel bren‐ gen bij eventuele aanrijdingen me‐
depassagiers en zichzelf in ge‐
vaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon te‐ gelijk.
Kinderveiligheidssysteem 3 53.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade en juiste
werking controleren.
Beschadigde onderdelen laten ver‐ vangen. Na een aanrijding de veilig‐
heidsgordels en de gordelspanners
door een werkplaats laten vervangen.
Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker
De voorstoelen zijn uitgevoerd met
een gordelverklikker, aangegeven
voor de bestuurdersstoel door con‐
trolelamp X op de instrumentengroep
3 87 en voor de passagiersstoel
door controlelamp k aan de passa‐
gierskant van het instrumentenbord
3 44.
Gordelkrachtbegrenzers
Op de voorstoelen. De kracht die in‐
werkt op de carrosserie wordt beperkt
doordat de gordels tijdens een bot‐
sing geleidelijk worden ontspannen.
Gordelspanners De gordelsloten van de voorstoelen
worden bij een voldoende zware fron‐ tale botsing of bij een aanrijding van
de zijkant strakgetrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels)
kan de gordelspanners in werking
stellen.
Page 46 of 225

44Stoelen, veiligheidssystemen
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de brandende contro‐
lelamp v 3 87.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen. Gor‐ delspanners worden slechts eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners kun‐
nen verstoren. Geen aanpassingen
aan onderdelen van de gordelspan‐
ners aanbrengen, anders vervalt de
typegoedkeuring van de auto.Driepuntsgordel
Bevestiging
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Gordelverklikker X 3 87.
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of mo‐
biele telefoons tussen de gordel en
uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Page 47 of 225
Stoelen, veiligheidssystemen45
Hoogteverstelling
1. Ontgrendelknoppen bij elkaardrukken.
2. Verstelling omhoog of omlaag schuiven.
3. Controleren of verstelling vast‐ klikt.
Hoogte zo instellen dat de gordel over
de schouder loopt. Gordel mag niet
langs de hals of bovenarm lopen.
Niet instellen tijdens het rijden.
Demonteren
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Page 48 of 225
46Stoelen, veiligheidssystemen
Gebruik van de
veiligheidsgordel tijdens de
zwangerschap9 Waarschuwing
De heupgordel moet zo laag mo‐
gelijk over het bekken lopen om
druk op de buik te voorkomen.
Gordelwaarschuwing passagier
voorin
Bij een draaiende motor knippert con‐
trolelampje k en licht het op als de
passagiersstoel bezet is en de veilig‐
heidsgordel niet is omgedaan.
Bij een snelheid van meer dan
22 km/u knippert k gedurende
100 seconden samen met een waar‐
schuwingszoemer en gaat het bran‐
den totdat de veiligheidsgordel om‐
gedaan is.
Brandt korte tijd als contact wordt in‐ geschakeld.
Controlelampje X voor gordelverklik‐
ker bestuurder 3 87.