Voorpassagierszittingí
Met waarschuwingslampje voor
voorpassagierszitting
Het
veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel of
voorpassagierszitting bezet is en de
veiligheidsgordel niet vastgemaakt is
terwijl het contact op ON staat.
Zonder waarschuwingslampje voor
voorpassagierszitting
Het
veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
gaat branden als de bestuurdersstoel bezet
is en de veiligheidsgordel niet
vastgemaakt is terwijl het contact op ON
staat.
Veiligheidsgordelwaarschuwing
Voorzitting
Als er met de auto wordt gereden terwijl
de veiligheidsgordel van de bestuurder of
voorpassagier niet is vastgemaakt, gaat
het
veiligheidsgordelwaarschuwingslampje
branden en klinkt er een
waarschuwingszoemer.
OPMERKING
Bepaalde modellen zijn niet voorzien
van de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
voor de voorpassagierszitting.
Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet
aangegespt is (alleen wanneer de
voorpassagierszitting bezet is) en de
snelheid van de auto hoger is dan
ongeveer 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en wordt
er een zoemtoon gegeven. Na een korte
tijd stopt het waarschuwingslampje met
knipperen. Dit blijft echter branden en de
zoemtoon stopt. Als een veiligheidsgordel
niet aangegespt blijft, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en wordt
de zoemtoon weer voor een bepaalde tijd
geactiveerd.
De zoemtoon stopt niet totdat de
veiligheidsgordel wordt aangegespt of een
bepaalde tijd is verstreken, ook niet als de
rijsnelheid afneemt tot minder dan 20
km/h.
OPMERKING
lAls de veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier niet
aangegespt wordt nadat de zoemtoon
gestopt is (waarschuwingslampje
blijft branden) en de rijsnelheid
hoger is dan 20 km/h, gaat het
waarschuwingslampje knipperen en
wordt de zoemtoon opnieuw
geactiveerd.
4-62
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display
OPMERKING
lDoor het plaatsen van zware
voorwerpen op de
voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting
geactiveerd worden, afhankelijk van
het gewicht van het voorwerp.
lGeen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat
de voorpassagiergewichtsensor juist
kan functioneren. De kans bestaat dat
de sensor niet goed functioneert
omdat het extra zitkussen de werking
van de sensor zou kunnen hinderen.
lWanneer een klein kind op de
voorpassagierszitting zit, is het
mogelijk dat het
waarschuwingslampje niet werkt.
Achterzittingí
Als de veiligheidsgordels van de
achterzitting niet zijn vastgemaakt en het
contact op ON staat, worden de
bestuurder en de passagier op de hoogte
gesteld door de waarschuwingslampjes.
Airconditioning
Volautomatisch
type
Handbediend type
De waarschuwingslampjes branden in
twee kleuren. Wanneer de
veiligheidsgordel niet is vastgemaakt, is
de verlichting van het
waarschuwingslampje rood. Wanneer de
veiligheidsgordel is vastgemaakt, is de
verlichting groen. De
waarschuwingslampjes werken ook als er
zich geen passagier op de achterzitting
bevindt. De waarschuwingszoemer klinkt
enkel als een veiligheidsgordel wordt
losgemaakt nadat deze is vastgemaakt.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordels van de
achterzitting niet vastgemaakt worden
binnen een bepaalde tijd nadat de motor
is gestart, gaan alle
waarschuwingslampjes uit.
qOpen-portier
waarschuwingsindikatie/
waarschuwingslampje
í
Type A
Type B
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-63íBepaalde modellen.
Type A
Deze waarschuwingsindikatie gaat
branden, wanneer een van de portieren
niet goed gesloten is.
Alvorens te gaan rijden het portier goed
sluiten.
Type B
Dit waarschuwingslampje gaat branden,
wanneer een van de portieren of de
achterklep niet goed gesloten is.
Alvorens te gaan rijden het portier of de
achterklep goed sluiten.
qOpen-achterklep
waarschuwingsindikatie (Type A
instrumentengroep)
Deze waarschuwingsindikatie gaat
branden, wanneer de achterklep niet goed
gesloten is.
Alvorens te gaan rijden de achterklep
goed sluiten.
q120 km/h waarschuwingslampjeí
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat het 120 km/h waarschuwingslampje
branden en vervolgens na enkele
seconden uit.
Het 120 km/h waarschuwingslampje gaat
branden wanneer de rijsnelheid hoger
wordt dan 120 km/h.
qWaarschuwingslampje voor laag
sproeiervloeistofniveauí
Dit waarschuwingslampje/
waarschuwingsindikatie geeft aan dat er
weinig sproeiervloeistof over is. Vul
vloeistof bij (pagina 6-32).
qWaarschuwingslampje van
bandenspanningcontrolesysteem
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat dit waarschuwingslampje gedurende
enkele seconden branden.
4-64
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display
Het waarschuwingslampje gaat branden
en wordt er een pieptoon gegeven
wanneer de bandenspanning van één of
meerdere banden laag is en het gaat
knipperen wanneer er een storing is in het
systeem.
WAARSCHUWING
Als het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem gaat
branden of knipperen of als de
waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven,
onmiddellijk de rijsnelheid
verminderen en plotseling
manoeuvreren en remmen vermijden:
Als het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem gaat
branden of knipperen of als de
waarschuwingszoemtoon voor lage
bandenspanning wordt gegeven, is het
gevaarlijk met hoge snelheden te
rijden of plotseling te manoeuvreren
of te remmen. De kans bestaat dat u de
macht over het stuur verliest en een
ongeluk veroorzaakt.
Om te bepalen of u een langzaam
leeglopende band of een lekke band
heeft, de auto op een veilige plaats
parkeren waar u visueel de toestand
van de band kunt controleren en
bepalen of de band voldoende lucht
heeft om verder te gaan naar een
plaats waar lucht bijgevuld kan
worden en het systeem opnieuw
gecontroleerd kan worden door een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur of een
bandenreparatiewerkplaats.
WAARSCHUWING
Het TPMS waarschuwingslampje mag
nooit genegeerd worden:
Negeren van het TPMS
waarschuwingslampje is gevaarlijk,
ook als u de reden weet waarom het
brandt. Laat het probleem zo spoedig
mogelijk verhelpen alvorens dit tot een
ernstigere situatie leidt, zoals het
plotseling lek raken van een band met
een gevaarlijk ongeluk als mogelijk
gevolg.
Waarschuwingslampje brandt/
waarschuwingszoemer klinkt
Wanneer het waarschuwingslampje brandt
en de waarschuwingszoemer klinkt
(ongeveer 3 seconden), is de
bandenspanning in één of meerdere van
de banden te laag.
Stel de bandenspanning af op de juiste
bandenspanning en initialiseer het
bandenspanningcontrolesysteem (TPMS).
Zie de bandenspanningstabel (pagina
9-10).
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-65
OPMERKING
lStel de bandenspanning af wanneer
de banden koud zijn. De
bandenspanning varieert naargelang
de bandentemperatuur, laat daarom
de auto gedurende ongeveer 1 uur
staan of rijd er enkel 1,6 km of
minder mee alvorens de
bandenspanning af te stellen.
Wanneer de bandenspanning bij
warme banden wordt afgesteld op de
koude bandendruk, bestaat de kans
dat het TPMS waarschuwingslampje/
zoemer aan gaat nadat de banden zijn
afgekoeld en dat de druk tot beneden
de specificatie terugvalt.
Ook is het mogelijk dat een TPMS
waarschuwingslampje dat brandt
doordat de bandenspanning bij een
lage omgevingstemperatuur is
teruggevallen blijft branden als de
omgevingstemperatuur omhoog gaat.
In dit geval zal het eveneens
noodzakelijk zijn de bandenspanning
af te stellen. Als het TPMS
waarschuwingslampje gaat branden
als gevolg van een terugval in de
bandenspanning, de bandenspanning
controleren en afstellen.
OPMERKING
lBanden verliezen na verloop van tijd
vanzelf lucht en het TPMS systeem
kan niet het verschil aantonen of de
banden na verloop van tijd vanzelf
zacht geworden zijn of dat er sprake
is van een lekke band. Wanneer u
echter één zachte band in een set van
vier aantreft, wijst dit op een
probleem; iemand anders dient dan
langzaam met de auto vooruit te
rijden zodat u de zachte band kunt
inspecteren op inkervingen en
metalen voorwerpen die vanuit het
profiel of de zijwand naar buiten
steken. Breng enkele druppels water
aan op het ventiel om te zien of er
luchtbelletjes verschijnen die wijzen
op een defect ventiel. Lekkages
moeten grondiger aangepakt worden
dan het enkel opnieuw oppompen
van de defecte band aangezien
lekkages gevaarlijk zijn - breng de
auto naar een deskundige reparateur,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur.
Als het waarschuwingslampje opnieuw
gaat branden nadat de bandenspanning is
afgesteld en het
bandenspanningcontrolesysteem (TPMS)
is geïnitialiseerd, is er mogelijk sprake
van een lekke band. Vervang de lekke
band door het noodreservewiel (pagina
7-17).
4-66
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Waarschuwingslampje knippert
Als het bandenspanningcontrolesysteem
defect is, gaat het waarschuwingslampje
voor de bandenspanning gedurende
ongeveer 1 minuut knipperen wanneer het
contact op ON gezet wordt en vervolgens
continu branden. Laat uw auto zo spoedig
mogelijk door een deskundige reparateur,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur controleren.
qKEY indikatie/waarschuwingslampje
(Rood)/indikatielampje (Groen)í
Type A
“Sleutelloos- systeem inspectie vereist”
wordt op de display getoond
Dit bericht wordt getoond als er een
probleem is met de geavanceerde
afstandbediende portiervergrendeling &
startdrukknopsysteem.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
OPGELET
Als bovenstaand bericht wordt
aangegeven of het
startdrukknopindikatielampje (oranje)
knippert, bestaat de kans dat de motor
niet start. Als de motor niet gestart kan
worden, deze proberen te starten met
behulp van de noodprocedure voor het
starten van de motor en de auto zo
spoedig mogelijk door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur laten inspecteren.
Zie Noodbediening voor het starten van
de motor op pagina 4-11.
“Zet contactslot op UIT”wordt op de
display getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer het
bestuurdersportier wordt geopend zonder
het contact uit te zetten.
“Sleutel niet gevonden”wordt op de
display getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer een
van de volgende handelingen wordt
uitgevoerd wanneer de sleutel buiten het
werkingsbereik is of zich op plaatsen in
de cabine bevindt waar de sleutel moeilijk
bespeurd kan worden.
lDe startdrukknop wordt ingedrukt
terwijl het contact uit staat
lHet contact wordt aan gezet
lAlle portieren zijn gesloten zonder dat
het contact is uitgezet
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-67íBepaalde modellen.
“Rempedaal intrappen en sleutel tegen
startknop houden”(Voertuig met
automatische transmissie)/
“Koppelingspedaal intrappen en sleutel
tegen startknop houden”(Voertuig met
handgeschakelde versnellingsbak)
wordt getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer een
van de volgende handelingen wordt
uitgevoerd wanneer de sleutel buiten het
werkingsbereik is of zich op plaatsen in
de cabine bevindt waar de sleutel moeilijk
bespeurd kan worden.
lDe startdrukknop wordt ingedrukt
terwijl het contact uit staat
lHet rempedaal (voertuig met
automatische transmissie)/
koppelingspedaal (voertuig met
handgeschakelde versnellingsbak)
wordt ingetrapt terwijl het contact uit
staat
“Sleutelbatterij bijna leeg”wordt op de
display getoond
Dit bericht wordt getoond wanneer het
resterende batterijvermogen van de sleutel
laag is en het contact van aan op uit gezet
wordt.
OPMERKING
Aangezien de sleutel gebruik maakt van
radiogolven van lage intensiteit, bestaat
de kans dat de Sleutel-uit-auto-
verwijderd waarschuwing geactiveerd
wordt als de sleutel samen met een
metalen voorwerp wordt meegedragen
of als deze op een plaats met slechte
signaalontvangst bewaard wordt.
Type B
Dit indikatielampje heeft twee kleuren.KEY waarschuwingslampje (Rood)
Wanneer het lampje brandt
In het geval van een defect in het
afstandbediende
portiervergrendelingssysteem, gaat het
lampje continu branden.
OPGELET
Als het sleutelwaarschuwingslampje
brandt of het
startdrukknopindikatielampje (oranje)
knippert, bestaat de kans dat de motor
niet start. Als de motor niet gestart kan
worden, deze proberen te starten met
behulp van de noodprocedure voor het
starten van de motor en de auto zo
spoedig mogelijk door een officiële
Mazda reparateur inspecteren.
Zie Noodbediening voor het starten van
de motor op pagina 4-11.
Wanneer het lampje knippert
lIn de volgende gevallen gaat het KEY
waarschuwingslampje (rood) knipperen
om de bestuurder op de hoogte te
stellen dat het contact niet vanuit uit
aangezet kan worden.
lDe sleutelbatterij is uitgeput.lDe sleutel bevindt zich buiten het
werkingsbereik.
lDe sleutel bevindt zich op plaatsen
waar het moeilijk is voor het
systeem het signaal te ontvangen
(pagina 3-9).
lEr bevindt zich een sleutel van een
andere fabrikant in het
werkingsbereik die op de sleutel
lijkt.
4-68
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
lIn de volgende gevallen zal het KEY
waarschuwingslampje (rood) continu
knipperen wanneer het contact niet
uitgezet is om de bestuurder op de
hoogte te stellen dat de sleutel uit de
auto is verwijderd. Het KEY
waarschuwingslampje (rood) zal
stoppen met knipperen wanneer de
sleutel terug in de auto is:
Het contact is niet uit gezet en alle
portieren en de achterklep zijn gesloten
nadat de sleutel uit de auto is
verwijderd.
OPMERKING
Aangezien de sleutel gebruik maakt van
radiogolven van lage intensiteit, bestaat
de kans dat de Sleutel-uit-auto-
verwijderd waarschuwing geactiveerd
wordt als de sleutel samen met een
metalen voorwerp wordt meegedragen
of als deze op een plaats met slechte
signaalontvangst bewaard wordt.
KEY indikatielampje (Groen)
Wanneer het lampje brandt
Wanneer bij een automatische transmissie
het rempedaal wordt ingetrapt of bij een
handgeschakelde versnellingsbak het
koppelingspedaal wordt ingetrapt,
bevestigt het systeem dat de juiste sleutel
zich in de auto bevindt en gaat het KEY
indikatielampje (groen) branden en kan de
motor gestart worden (pagina 4-4).
Wanneer het lampje knippert
Wanneer het contact vanuit ON op uit
wordt gezet, zal het KEY indikatielampje
(groen) gedurende ongeveer 30 seconden
knipperen om aan te geven dat het
resterende batterijvermogen laag is.
Vervang de batterij door een nieuwe
alvorens de sleutel onbruikbaar wordt.Zie Vernieuwen van de batterij op pagina
6-41.
qHBC waarschuwingslampje
(Oranje)/HBC indikatielampje
(Groen)
í
HBC waarschuwingslampje (Oranje)
Wanneer het lampje brandt
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
gaat dit waarschuwingslampje branden en
vervolgens na enkele seconden uit. Het
waarschuwingslampje gaat branden als
het gedeelte van de voorruit aan de
voorzijde van de vooruitrijcamera (FSC)
beslagen is of geblokkeerd wordt.
Wanneer het lampje knippert
Het lampje gaat knipperen als er een
defect is in het koplampregelsysteem
(HBC). Laat uw auto door een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur controleren.
HBC indikatielampje (Groen)
Dit indikatielampje gaat branden wanneer
het systeem in werking is en gaat uit
wanneer de werking van het systeem
uitgeschakeld wordt.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-69íBepaalde modellen.