Ontspannen van de handrem
Druk het rempedaal in, trek de
handremhendel omhoog en druk
vervolgens de ontgrendelknop in. Houd
de knop ingedrukt en zet de
handremhendel volledig tot in de
ontspannen positie omlaag.
qDisplayaanduiding
Bij auto's met een type A
instrumentengroep, de toestand van de
auto controleren of de auto door een
deskundige reparateur laten inspecteren,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
qWaarschuwingslampje
Systeemdefecten of bedrijfstoestanden
worden aangeduid door een
waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-41.
qRemblokslijtage-indikator
Wanneer de schijfremblokken versleten
raken, komen de ingebouwde
slijtageindikators in aanraking met de
remschijven. Dit veroorzaakt een piepend
geluid dat als waarschuwing dient dat de
remblokken vernieuwd moeten worden.
Indien u tijdens het rijden dit geluid hoort,
dient u de remblokken zo spoedig
mogelijk door een deskundige reparateur,
bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur te laten controleren en zonodig
te laten vernieuwen.
WAARSCHUWING
Rijd niet met versleten
schijfremblokken:
Rijden met versleten remblokken is
gevaarlijk. De remmen kunnen
weigeren, waardoor u het risico van
een ernstig ongeluk loopt. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda
reparateur zodra u een piepend geluid
hoort.
Tijdens het rijden
Remmen
4-119
OPMERKING
lHet systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) zal niet functioneren als de
bestuurder opzettelijk gebruik maakt van de rijbedieningsorganen (gaspedaal en
stuurwiel).
lDe stadsverkeer-remassistent (SCBS) functioneert onder de volgende
omstandigheden.
lWanneer de motor draait.lWanneer de display in de instrumentengroep niet aangeeft dat het systeem inspectie
behoeft of niet gebruikt kan worden.
lBij een rijsnelheid van ongeveer 4 tot 30 km/h.lHet systeem van de stadsverkeer-remassistent (SCBS) is niet uitgeschakeld.lHet TCS systeem is niet uitgeschakeld met behulp van de TCS OFF schakelaar.lHet DSC systeem is niet defect.
lDe stadsverkeer-remassistent (SCBS) bespeurt een voorliggend voertuig door het
uitzenden van een nabij infrarood laserstraal en het opvangen van de straal die door de
reflector van het voorliggend voertuig weerkaatst wordt en dit vervolgens voor de
meting te gebruiken. Als gevolg bestaat de kans dat de stadsverkeer-remassistent
(SCBS) onder de volgende omstandigheden niet functioneert:
lWeerkaatsing van de laserstraal is slecht als gevolg van de vorm van het
voorliggende voertuig.
lHet voorliggende voertuig is buitengewoon vuil.lBij slechte weersomstandigheden, zoals regen, mist en sneeuw.lDe ruitensproeier wordt gebruikt of de voorruitenwissers worden niet gebruikt
wanneer het regent.
lWanneer de voorruit vuil is.lHet stuurwiel wordt volledig naar links of rechts gedraaid, of u laat de auto snel
accelereren en komt dichtbij het voorliggende voertuig.
lVrachtwagens met lage laadbodems en voertuigen met een buitengewoon lage of
hoge opbouw.
lVoertuigen met afwijkende constructies zoals een autotransportvoertuig.
lOnder de volgende omstandigheden bestaat de kans dat de stadsverkeer-remassistent
(SCBS) niet normaal functioneert.
lWanneer zware bagage in de bagageruimte of op de achterzitting is geplaatst.lAls er de kans bestaat op gedeeltelijk contact met een voorliggend voertuig.lBij het rijden op continu bochtige wegen en het op- en afrijden van uitritten.lWanneer lang uitstekende bagage of lading op een gemonteerde dakdrager
vervoerd wordt die de lasersensor afdekt.
lUitlaatgas van het voertuig vóór u, zand, sneeuw of waterdamp dat uit mangaten en
goten opstijgt en opspattend water.
lBij het slepen van een defect voertuig.
4-126
Tijdens het rijden
Remmen
Bandenspanningcontrolesysteem
lHet bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) controleert de bandenspanning van alle
vier banden. Als de bandenspanning van één of meerdere banden te laag is, waarschuwt
het systeem de bestuurder door middel van het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem in de instrumentengroep (de waarschuwing wordt ook
getoond op de display op de type A
*1instrumentengroep) en een pieptoon. Het systeem
controleert de bandenspanning indirect op basis van de gegevens die door de ABS
wielsnelheidssensors worden verzonden.
Om het systeem correct te kunnen laten werken, dient het systeem met de
voorgeschreven bandenspanning (waarde op bandenspanningslabel) geïnitialiseerd te
worden. Volg de procedure en voer de initialisatie uit.
*1 Zie Type A type op pagina 4-41.
lBij auto's met een type A*1instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of
de auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur, overeenkomstig de indikatie.
*1 Zie Type A type op pagina 4-41.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41.
Zie Waarschuwingszoemer voor bandenspanning op pagina 7-54.
ABS wielsnelheidssensor
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
4-141
qWanneer het systeem in werking is
1. Druk op de LDWS schakelaar. Het
LDWS gaat over op standby en het
LDWS waarschuwingslampje (oranje)
gaat branden.
Op de type A instrumentengroep wordt
de rijstrookaanduiding (stippellijn)
aangegeven op de display.
Indikatie op display
2. Stuur de auto naar het midden van de
rijstrook en het LDWS indikatielampje
(groen) gaat branden in de
instrumentengroep wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden is voldaan.
Op de type A instrumentengroep wordt
de rijstrookaanduiding aangegeven op
de display.
lDe auto rijdt nabij het midden van
de rijstrook met de witte (gele)
streep aan de linker en rechter zijde
of aan een van beide zijden.
lDe rijsnelheid is ongeveer 65 km/h
of hoger.
lDe auto rijdt op een rechte weg of
op een weg met flauwe bochten.
Indikatie op display
OPMERKING
lHet LDWS blijft standby totdat het
de witte (gele) strepen aan zowel de
linker als de rechter zijde of aan een
van beide zijden bespeurt.
lWanneer het systeem een witte (gele)
streep enkel aan één zijde bespeurt,
geeft het systeem enkel een
waarschuwing wanneer de auto
afwijkt naar de zijde waar de witte
(gele) streep bespeurd is.
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
4-157
Automatische uitschakeling
Onder de volgende omstandigheden wordt
het LDWS automatisch uitgeschakeld en
op standby gehouden en gaat het LDWS
waarschuwingslampje (oranje) in de
instrumentengroep branden.
Op de type A instrumentengroep wordt de
rijstrookaanduiding (stippellijn)
aangegeven op de display.
Het LDWS wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de omstandigheden
veranderen en het systeem bruikbaar is.
lHet systeem kan de witte (gele) strepen
niet bespeuren.
lDe rijsnelheid is minder dan ongeveer
60 km/h.
lDe auto maakt een scherpe bocht.
lDe auto maakt een bocht met een niet
aangepaste snelheid.
lDe temperatuur binnen in de camera is
hoog of laag.
lDe voorruit rondom de camera is
beslagen.
lDe voorruit rondom de camera wordt
door een obstakel geblokkeerd,
waardoor het uitzicht naar voren
belemmerd wordt.
Automatische annulering van de
waarschuwing
Onder de volgende omstandigheden
bepaalt het LDWS dat de bestuurder van
rijstrook verandert en wordt de
waarschuwing automatisch geannuleerd.
Het LDWS wordt na de manoeuvre
automatisch ingeschakeld.
lHet stuurwiel wordt abrupt gedraaid.
lHet rempedaal wordt abrupt ingetrapt.
lHet gaspedaal wordt abrupt ingetrapt.
lEen richtingaanwijzerhendel wordt
bediend (nadat de
richtingaanwijzerhendel is teruggezet,
is het mogelijk dat de LDWS
waarschuwing gedurende ongeveer 3
seconden niet werkt, de tijd die nodig
is om de rijstrookcorrectie uit te
voeren).
OPMERKING
lNadat met de
richtingaanwijzerhendel in werking
ongeveer 5 seconden zijn verstreken,
zal de LDWS waarschuwing in
werking treden als de auto dicht bij
een witte (gele) streep komt.
lDe gevoeligheid van de
waarschuwing (de gevoeligheid
waarmee het systeem de door de
bestuurder bedoelde
rijstrookverandering bepaalt) kan
veranderd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
qUitschakelen van het systeem
Druk voor het uitschakelen van de LDWS
op de LDWS schakelaar. Het LDWS
indikatielampje (groen/oranje) in de
instrumentengroep gaat uit.
De rijstrookaanduiding die in de type A
instrumentengroep getoond wordt gaat uit.
4-158
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
qLDWS waarschuwing
Als het systeem bepaalt dat de auto op het
punt staat de rijstrook te verlaten terwijl
het systeem in werking is, klinkt de
LDWS waarschuwing en gaat het LDWS
indikatielampje (groen) knipperen.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-41.
Zie
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) waarschuwingsgeluid op pagina
7-55.
Op de display van de type A
instrumentengroep wordt de richting
aangegeven waarin het systeem bepaald
heeft dat de auto van de rijstrook afwijkt.
Draai het stuurwiel op adequate wijze en
rijd naar het midden van de rijstrook.
Indikatie op display
OPMERKING
lAls het LDWS waarschuwingsgeluid
op trilling is ingesteld klinkt het
geluid vanuit de autoluidspreker aan
de zijde waar het systeem bepaald
heeft dat de auto van de rijstrook
afwijkt.
lHet LDWS waarschuwingsgeluid is
niet hoorbaar vanuit de luidspreker
wanneer een audiofunctie zoals het
handsfree systeem of de
spraakherkenning gebruikt wordt.
lDe kans bestaat dat het LDWS
waarschuwingsgeluid niet hoorbaar
is afhankelijk van de
omgevingscondities zoals geluiden
van buiten.
lHet tijdstip van de waarschuwing
waarop het systeem bepaalt dat de
auto van zijn rijstrook afwijkt kan
veranderd worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
qVooruitrijcamera (FSC)
lDe LDWS camera die zich bij de
achteruitkijkspiegel bevindt, werkt ook
als de vooruitrijcamera (FSC) voor het
koplampregelsysteem (HBC).
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
4-159
lAls de temperatuur binnen in de
vooruitrijcamera (FSC) extreem hoog
of laag is, wordt het LDWS
automatisch uitgeschakeld en op
standby gehouden en gaat het LDWS
waarschuwingslampje (oranje) in de
instrumentengroep knipperen.
Berichteninformatie wordt aangegeven
op de display in de type A
instrumentengroep.
Het LDWS wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
omstandigheden veranderen en het
systeem bruikbaar is.
Vooruitrijcamera (FSC)
OPGELET
Neem voor de juiste werking van de
vooruitrijcamera (FSC) de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
lDe afdekking van de
vooruitrijcamera (FSC) niet
verwijderen.
lRaadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur, betreffende het
reinigen van de cameralens.
OPGELET
lDe vooruitrijcamera (FSC) of het
gedeelte er om heen niet blootstellen
aan harde schokken of stoten. Als er
hard tegen de vooruitrijcamera
(FSC) is gestoten, het LDWS niet
gebruiken en contact opnemen met
een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda
reparateur.
lRaadpleeg een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur, alvorens
reparaties rondom de
vooruitrijcamera (FSC) uit te voeren.
lDe vooruitrijcamera (FSC) is aan de
voorruit gemonteerd. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur voor
het repareren en vervangen van de
voorruit.
lDe richting waarin de
vooruitrijcamera (FSC) is geplaatst,
is met grote precisie afgesteld. De
installatiepositie van de
vooruitrijcamera (FSC) niet
veranderen en deze niet verwijderen.
Anders kan dit beschadiging of
defecten veroorzaken.
lWees voorzichtig de lens van de
vooruitrijcamera (FSC) niet te
beschadigen en voorkom dat deze
vuil wordt. De camera niet
demonteren. Anders kan dit
beschadiging of defecten
veroorzaken.
4-160
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
Achteruitkijkmonitorí
De achteruitkijkmonitor geeft bij het achteruitrijden visuele beelden van de achterzijde van
de auto.
WAARSCHUWING
Rijd altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto
veilig is door rechtstreeks te kijken met uw ogen:
Achteruitrijden met de auto door enkel naar het scherm te kijken is gevaarlijk en kan
een ongeval of een botsing met een voorwerp veroorzaken. De achteruitkijkmonitor is
enkel een visuele hulpinrichting voor het achteruitrijden met de auto. De beelden op
het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
OPGELET
lGebruik de achteruitkijkmonitor niet onder de volgende omstandigheden: Onder de
volgende omstandigheden is gebruik van de achteruitkijkmonitor gevaarlijk en kan dit
letsel en/of schade aan de auto tot gevolg hebben.
lBij het rijden op wegen die bedekt zijn met ijs of sneeuw.lWanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.lWanneer de achterklep niet volledig gesloten is.lWanneer de auto op een helling staat.
lWanneer de display koud is, bestaat de kans dat beelden over de monitor of het
scherm lopen en dat deze minder duidelijk zichtbaar zijn dan normaal, wat het
bepalen van de veiligheid van de omgeving rondom de auto kan bemoeilijken. Rijd
altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig is
door rechtstreeks te kijken met uw ogen.
lOefen geen overmatige druk uit op de camera. De positie van de camera en de hoek
kunnen afwijken.
lDe camera niet demonteren, wijzigen of verwijderen aangezien deze dan mogelijk
niet langer waterdicht is.
lDe behuizing van de camera is gemaakt van plastic. Breng geen ontvettingsmiddelen,
organische oplosmiddelen, was of ruitcoatings op de behuizing van de camera aan.
Als een dergelijk middel op de behuizing is terechtgekomen, dit onmiddellijk met een
zachte doek afvegen.
lDe behuizing niet te sterk wrijven of afschuren met behulp van een schuurmiddel of
een harde borstel. De behuizing kan beschadigd raken waardoor de kwaliteit van de
beelden kan verslechteren.
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-163íBepaalde modellen.