VOORZORGSMAATREGE-
LEN VOOR GEBRUIK VAN
HET PARKSENSE® SYS-
TEEM
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de achterbum-per vrij is van sneeuw, ijs, mod-
der en vuil om te zorgen dat het
ParkSense® systeem correct
werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en
andere bronnen van trillingen
kunnen de werking van Park-
Sense® nadelig beïnvloeden. Wanneer u de ParkSense® par- keerhulp uitschakelt, toont de
instrumentengroep de melding
"PARK ASSIST OFF" (parkeer-
hulp uitgeschakeld). Park-
Sense® blijft uitgeschakeld tot-
dat u de parkeerhulp opnieuw
inschakelt, zelfs als u het con-
tact inschakelt. Als u de keuzehendel in de stand
REVERSE (achteruit) zet en
ParkSense® is uitgeschakeld,
zal het EVIC het bericht "PARK
ASSIST DISABLED" (parkeer-
hulp uitgeschakeld) weergeven
zolang de transmissie in RE-
VERSE staat.
Indien ingeschakeld, zal Park- Sense® het radiovolume verla-
gen wanneer het systeem een ge-
luidssignaal laat horen.
Reinig de ParkSense® sensoren regelmatig, maar let daarbij op
dat u geen krassen of andere
schade toebrengt. De sensors
mogen niet bedekt zijn met ijs,
sneeuw, modder, vuil of afval.
Verontreiniging van de sensoren
kan ertoe leiden dat het systeem
niet goed werkt. Het Park-
Sense® systeem kan obstakels
achter de auto/bumper over het
hoofd zien of abusievelijk aan-
geven dat er een obstakel achter
de auto/bumper aanwezig is. Objecten zoals fietsendragers,
trekhaken, etc. mogen niet bin-
nen een afstand van 30 cm van
de achterkant/achterbumper
worden geplaatst. Als dit wel het
geval is, zal het systeem een na-
bijgelegen object mogelijk inter-
preteren als een sensorprobleem
en de melding "SERVICE PARK
ASSIST SYSTEM" (laat par-
keersensoren repareren) tonen
op het EVIC.
Bij auto's die zijn voorzien van een achterklep, moet Park-
Sense® worden uitgeschakeld
wanneer de achterklep omlaag
of open is geklapt en de achter-
uitversnelling is ingeschakeld.
De omlaag geklapte achterklep
zou ten onrechte kunnen wor-
den aangezien voor een obstakel
achter de auto.
152
PARKVIEW®
ACHTERUITRIJCAMERA
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Uw auto is mogelijk voorzien van een
ParkView® achteruitrijcamera. Hier-
mee kunt u het gebied achter de auto
op het scherm zien wanneer de scha-
kelhendel in de stand REVERSE is
gezet. Het beeld wordt weergegeven
op het navigatie-/multimedia-
radioscherm samen met de waarschu-
wing "check entire surroundings" (letop de gehele omgeving) aan de boven-
kant van het scherm. Na vijf seconden
verdwijnt deze waarschuwing. De
ParkView® camera bevindt zich aan
de achterzijde van de auto, boven de
kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling scha-
kelt, wordt de achteruitrijcamera uit-
geschakeld en wordt opnieuw het
navigatie- of audioscherm weergege-
ven.
Indien getoond, geven statische ras-
terlijnen de breedte van het voertuig
aan, terwijl een onderbroken center-
lijn de middellijn van het voertuig
aangeeft. Deze lijnen kunnen bijv. van
dienst zijn bij het uitlijnen van het
voertuig voor een aanhanger. De sta-
tische rasterlijnen geven verschillende
zones aan waarmee u de afstand tot de
achterzijde van het voertuig kunt in-
schatten. De onderstaande tabel geeft
bij benadering de afstanden weer voor
elk van deze zones:
Zone
Afstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm
Geel 30 cm - 1 m
Groen 1 m of meer
154
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voor-
zichtig achteruit rijden, ook wan-
neer gebruik wordt gemaakt van de
ParkView® achteruitrijcamera.
Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar
achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen,
obstakels en dode hoeken, voordat
u achteruitrijdt. U bent verant-
woordelijk voor de veiligheid van
uw omgeving en moet blijven oplet-
ten als u achteruitrijdt. Anders be-
staat er een risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel.LET OP!
Om voertuigschade te voorkomenmag ParkView® alleen worden
gebruikt als parkeerhulp. De ca-
mera is niet in staat is om elk
obstakel of voorwerp op uw rij-
baan te detecteren.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Om voertuigschade te voorkomen
moet u langzaam rijden bij ge-
bruik van ParkView®, zodat u tij-
dig kunt stoppen als wanneer een
obstakel wordt waargenomen.
Het is raadzaam om tijdens het
achteruitrijden over uw schouder
te kijken, ook wanneer u gebruik
maakt van ParkView®.
OPMERKING: Wanneer de came-
ralens bedekt is met sneeuw, ijs,
modder of ander vuil, moet de lens
worden gereinigd, met water wor-
den gespoeld en met een zachte
doek worden gedroogd. U mag de
lens niet afdekken.
PARKVIEW® IN- OF
UITSCHAKELEN — MET
NAVIGATIE-/
MULTIMEDIA-RADIO
1. Druk op de toets “menu”.
2. Kies de schermtoets "system set
up" (systeeminstellingen). 3. Druk op de schermtoets "camera
setup" (camera-instellingen).
4. Schakel de functie achteruitrijca-
mera in of uit door de schermtoets
"enable rear camera in reverse" (ca-
mera inschakelen bij achteruitrijden)
te kiezen.
5. Druk op de schermtoets "save"
(opslaan).
PARKVIEW® IN- OF
UITSCHAKELEN —
ZONDER NAVIGATIE-/
MULTIMEDIA-RADIO
1. Druk op de toets “menu”.
2. Kies de schermtoets "system set
up" (systeeminstellingen).
3. Schakel de functie achteruitrijca-
mera in of uit door de schermtoets
"enable rear camera in reverse" (ca-
mera inschakelen bij achteruitrijden)
te kiezen.
155
VOERTUIGINFORMATIE(INFORMATIEFUNCTIES VOOR DE KLANT) . .206
BERICHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .206
UNITS (eenheden) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .206
SCHERM KEYLESS ENTER-N-GO (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .207
KOMPAS-/TEMPERATUURWEERGAVE (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .207
DOOR DE KLANT TE PROGRAMMEREN FUNCTIES (SYSTEEMINSTELLINGEN) . . . . .210
AUDIOSYSTEMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .215
NAVIGATIESYSTEEM (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .215
BEDIENING iPod®/USB/MP3 (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .215
De iPod® of het externe USB-apparaat aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .216
Gebruik van deze functie . . . . . . . . . . . . . . . . .216
De iPod® of het externe USB-apparaat bedienen met de radioknoppen . . . . . . . . . . . .217
Afspeelmodus . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .217
De List- of Browse-modus . . . . . . . . . . . . . . . .218
Bluetooth Streaming Audio (BTSA) . . . . . . . . . .219
UCONNECT™ MULTIMEDIA VIDEO ENTERTAINMENT SYSTEM (VES)™
(voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . . . .220
Beginnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .220
Videospelletjes spelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .221
180
Een audiobron op kanaal 2 beluisteren terwijlop kanaal 1 een video wordt afgespeeld . . . . . .221
Dual Video Screen (systeem met twee videoschermen) . . . . . . . . . .222
Een dvd afspelen door het aanraakscherm van de radio te gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . .222
Een dvd afspelen door de VES™speler te gebruiken (voor bepaalde uitvoeringen/
landen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .224
Een audiobron beluisteren terwijl een video wordt afgespeeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .225
Draaibaar scherm op de derde zitrij (voor bepaalde uitvoeringen/landen) . . . . . . . .226
Belangrijke opmerkingen over het Dual Video Screen-systeem. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .226
Afstandsbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .226
Opbergen van afstandsbediening . . . . . . . . . . .228
De afstandsbediening vergrendelen . . . . . . . . .228
Batterijen van de afstandsbediening vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .229
Gebruik van hoofdtelefoons . . . . . . . . . . . . . . .229
Bedieningselementen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .229
Batterijen van de hoofdtelefoon vervangen . . . .230
Levenslange standaardgarantie Unwired® stereohoofdtelefoon . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .230
Systeeminformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .231
STUURBEDIENING VOOR AUDIO . . . . . . . . . . . .239
Bediening van de radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . .240
Cd-speler . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .240
181
ONDERHOUD VAN CD's EN DVD's . . . . . . . . . . .240
WERKING VAN DE RADIO EN MOBIELETELEFOONS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241
KLIMAATREGELING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .241 AUTOMATISCHETEMPERATUURREGELING . . . . . . . . . . . . . .241
RIJDEN IN DE ZOMER . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249
RIJDEN IN DE WINTER . . . . . . . . . . . . . . . . . .249
STALLING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249
RUITONTWASEMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249
LUCHTINLAAT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .249
AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING . . . . . . . .250
AIRCOLUCHTFILTER . . . . . . . . . . . . . . . . . . .250
182
FUNCTIES VAN HET INSTRUMENTENPANEEL1 — Ventilatieroosters 5 — Analoge klok9 — Dvd-speler (voor be-
paalde uitvoeringen/landen) 13 — Contactschakelaar
2 — Instrumentengroep 6 — Bovenste handschoe- nenkastje10 — Opbergruimte 14 — Motorkapontgrendeling
3 — Versnellingshendel 7 — Onderste handschoe- nenkastje11 — Bekerhouders 15 — Dimschakelaar
4 — Radio 8 — Klimaatregeling 12 — Rij schakelaars 16 — Koplampschakelaar
183
WAARSCHUWING!
Een te warm koelsysteem is gevaar-
lijk. Hete koelvloeistof en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige
brandwonden veroorzaken. Bel een
erkende dealer voor service wan-
neer de motor van uw auto overver-
hit is. Als u besluit zelf onder de
motorkap te kijken, raadpleeg dan
het hoofdstuk "Onderhoud van uw
auto". Volg de waarschuwingen in
het hoofdstuk "Vuldop van het
koelsysteem".
21. Controlelampje mistachterlicht Dit lampje gaat branden wan-
neer de mistachterlichten zijn
ingeschakeld. (Raadpleeg
"Verlichting" in "De functies van uw
voertuig" voor meer informatie.) MINI-BOORDCOMPUTER
MET KOMPAS (CMTC)
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
OPMERKING: Als de auto is uit-
gerust met een navigatieradio voor
het globaal plaatsbepalingssys-
teem (GPS), worden de kompasaf-
wijking en het kalibratiemenu uit-
geschakeld.
De mini-boordcomputer met kompas
bevindt zich in de instrumentengroep
en bevat een interactief scherm
waarop de buitentemperatuur, kom-
pasrichting en ritinformatie wordt ge-
toond.
OPMERKING:
Bij het starten geeft
het systeem de laatst bekende bui-
tentemperatuur weer. Het systeem
heeft mogelijk meerdere minuten
rijtijd nodig voordat de werkelijke
buitentemperatuur weergegeven
wordt. De temperatuur van de mo-
tor kan van invloed zijn op de weer-
gave van de buitentemperatuur, daarom wordt de weergegeven tem-
peratuur niet geüpdate wanneer het
voertuig stil staat.
RESETKNOPPEN
Resetknop
Druk op de STEP-toets op het stuur-
wiel om door de submenu's te blade-
ren (bijv. Odometer (Kilometerteller),
Trip A (Rit A), Trip B (Rit B), DTE
(Afstand tot lege tank), Speed (Snel-
heid), AVG Fuel (Gemiddeld brand-
stofverbruik), Ambient Temp (Omge-
vingstemperatuur)).
Als u op de resetknop drukt terwijl
een van de submenu's (bijv. Trip A
(Rit A), Trip B (Rit B), AVG Fuel
(Gemiddeld brandstofverbruik)) is
geopend, wordt de weergegeven
waarde teruggesteld op nul.
Onder de juiste omstandigheden ver-
schijnen de volgende berichten:
NO
. . . . . . . Acht kompaspunten
worden weergegeven
(N, Z, O, W, NO, NW, ZO, ZW)
22 °C . . . . . . . . . . . Temperatuur
(Fahrenheit of Celsius)
194