2. Sluit het andere einde van de pluskabel(+)aan op
de pluspool (+)van de hulpaccu.
3. Sluit het einde van de minkabel (-)van de startkabel
aan op de minpool (-)van de hulpaccu.
4. Sluit het andere einde van de minkabel (-)aan op de
externe minpool (-)van de auto met de lege accu.
WAARSCHUWING!
Sluit de kabel niet aan op de minpool (-)
v
an de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en per-
soonlijk letsel veroorzaken.
5. Start de motor van het voertuig met de hulpaccu. Laat de motor enkele minuten stationair draaien en
start dan de motor van de auto met de lege accu.
Nadat de motor is gestart moeten de startkabels in
omgekeerde volgorde worden verwijderd:
6. Koppel de minkabel (-)van de startkabel los van de
externe minpool (-)van de auto met de lege accu. 7. Koppel het andere einde van de minkabel
(-)van de
startkabel los van de minpool (-)van de hulpaccu.
8. Koppel de pluskabel (+)van de startkabel los van de
pluspool (+)van de hulpaccu.
9. Koppel de pluskabel (+)van de startkabel los van de
externe pluspool (+)van de auto met de lege accu.
10. Plaats de beschermkap weer op de positieve (+)
accupool van het voertuig met de lege accu.
Wanneer uw auto vaak met behulp van hulpstartkabels
moet worden gestart, dient u de accu en het laadsys-
teem door een erkende dealer te laten controleren.
Accessoires die u op de aansluitcontacten
kunt aansluiten, ontvangen ook voe-
dingsspanning van de accu in de auto als
u ze niet gebruikt (bijv. mobiele telefoons).Als u de
accessoires te lang aangesloten laat , raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur ervan
afneemt en/of de motor niet meer zal starten.
271
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WIELEN VERWISSELEN EN GEBRUIK
VAN DE KRIK
WAARSCHUWING!
Probeer
geen wiel te verwisselen aan
de zijde van de auto waar ander verkeer
langs rijdt . Ga ver genoeg van de weg af staan om
ongelukken te voorkomen bij gebruik van de krik
of het verwisselen van een wiel.
Het is gevaarlijk om u onder een opgekrikte
auto te bevinden. De auto kan van de krik glijden
en op u vallen. Dit leidt tot ernstig letsel. Zorg er
daarom voor dat u met geen enkel lichaamsdeel
onder een opgekrikte auto komt . Als u werk-
zaamheden onder de auto moet uitvoeren, zet
deze dan op een hefbrug.
Start de motor niet en laat deze niet draaien
zolang de auto door een krik wordt ondersteund.
De krik is uitsluitend bedoeld als gereedschap
om banden te verwisselen. Gebruik de krik niet
om de auto voor onderhoudswerkzaamheden
omhoog te brengen. De auto mag alleen op een
stevige en vlakke ondergrond worden opgekrikt .
Vermijd een gladde ondergrond. Bergplaats krik
De krik en de slinger worden opgeborgen onder een
deksel in het opbergvak achterin in de laadruimte.
(afb. 150)
Plaats van het reservewiel
De reserveband wordt onder de achterkant van de
auto opgeborgen en wordt op zijn plaats gehouden
door een kabellierinrichting.
Voorbereidingen voor het opkrikken
1. Parkeer de auto op een stevige en vlakke onder-
grond, zo ver mogelijk verwijderd van de weg. Ver-
mijd een gladde ondergrond.
(afb. 150) Opberglocatie krik
272
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Probeer geen wiel te verwisselen aan de
zij
de van de auto waar ander verkeer
langs rijdt . Ga ver genoeg van de weg af staan om
ongelukken te voorkomen bij gebruik van de krik
of het verwisselen van een wiel.
2. Schakel de waarschuwingsknipperlichten in.
3. Trek de handrem aan.
4. Zet de schakelhendel in de stand PARK (automati- sche versnellingsbak) of in de stand GEAR (handge-
schakelde versnellingsbak).
5. Zet de contactschakelaar in de stand OFF.
Blokkeer de voor- en achterkant van
het wiel schuin tegenover het ge-
bruikte krikpunt. Wanneer u bijvoor-
beeld het rechtervoorwiel vervangt,
blokkeert u het linkerachterwiel.
OPMERKING: Laat geen passagiers in de auto zit-
ten wanneer deze wordt opgekrikt. Reservewiel verwijderen
OPMERKING:
Klap bij modellen met zeven zit-
plaatsen de stoelen van de derde zitrij neer. Dan is er
meer ruimte om bij de krik en het andere gereedschap
te komen en het liermechanisme te bedienen.
1. Neem de krikonderdelen 1, 2 en 3 uit de bergplaats en zet ze in elkaar. (afb. 151)
(afb. 151) Het reservewiel ophijsen of laten zakken
273
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
OPMERKING:Monteer onderdelen 2 en 3; dit doet
u door de kleine kogel aan het uiteinde van onderdeel
2 in het gaatje aan het uiteinde van onderdeel 3 aan te
brengen. Zo worden deze onderdelen aan elkaar be-
vestigd. Monteer onderdeel 1en 2 waarbij de wiel-
moerbus aan het uiteinde van onderdeel 1 naar boven
gekeerd is als het is aangebracht op onderdeel 2. Dat
maakt het makkelijker om het geheel te draaien als u
het liermechanisme bedient.
2. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan op de lieraandrijfmoer die zich in de bergplaats voor de
krik bevindt. Draai de krikhendel naar links tot de
reserveband op de grond rust met voldoende spe-
ling in de kabel om de reserveband van zijn plaats
onder het voertuig te trekken.
Het liermechanisme mag alleen worden
gebruikt met de krikhendel. Het gebruik
van een pneumatische moersleutel of an-
der elektrisch gereedschap wordt afgeraden en
kan de lier beschadigen.
3. Trek de reserveband van zijn plaats onder het voer- tuig en zet deze rechtop zodat het loopvlak van de
band op de grond rust.
4. Kantel de houder aan het eind van de lierkabel en verwijder deze uit het midden van het wiel.
(afb. 152) Opbergruimte reservewiel
OPMERKING:
Raadpleeg "Reservewiel verwijde-
ren" voor informatie over het monteren van het lierge-
reedschap.
1. Zet het reservewiel naast de lierkabel. Houd het reservewiel zodanig rechtop dat het loopvlak op de
grond rust en het ventiel zich boven aan het wiel
bevindt en niet naar de achterkant van de auto wijst.
2. Kantel de houder aan het eind van de lierkabel en laat deze door het midden van het wiel vallen. Leg
het reservewiel vervolgens met de kabel en de
houder onder het voertuig.
(afb. 152) Houder reservewiel
274
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
3. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan op delieraandrijfmoer. Draai de in elkaar gezette krikhen-
del naar rechts om het reservewiel in de opberg-
ruimte te tillen. Blijf draaien aan de krikhendel tot u
het liermechanisme drie keer hoort klikken. Te
strak aandraaien is onmogelijk. Duw een paar keer
tegen het wiel om te controleren of het stevig is
bevestigd.
INSTRUCTIES BIJ OPKRIKKEN
WAARSCHUWING!
Neem de volgende waarschuwingen in
ach
t bij het verwisselen van een band,
om persoonlijk letsel of schade aan de auto te
voorkomen:
Parkeer de auto op een stevige en vlakke
ondergrond, zo ver mogelijk verwijderd van de
weg, voordat u de auto opkrikt .
Schakel de waarschuwingsknipperlichten in.
Blokkeer het wiel dat zich schuin tegenover
het te vervangen wiel bevindt .
Trek de handrem stevig aan en zet de automa-
tische versnellingsbak in de stand PARK, of zet de
handgeschakelde versnellingsbak in de stand RE-
VERSE (achteruit).
(Vervolgd)(Vervolgd)
Start de motor niet en laat deze niet draaien
zolang de auto door een krik wordt ondersteund.
Laat niemand in de auto zitten zolang deze
door een krik wordt ondersteund.
Begeef u niet onder de auto wanneer deze
door een krik wordt ondersteund. Als u werk-
zaamheden onder de auto moet uitvoeren, zet
deze dan op een hefbrug.
Gebruik de krik alleen op de aangegeven
plaatsen en alleen om de auto op te krikken voor
het verwisselen van banden.
Wees uiterst voorzichtig als u de band moet
verwisselen op of langs de weg.
Om de reservebanden, plat of opgeblazen,
veilig op te bergen, moeten ze met het ventiel
naar beneden gericht worden opgeborgen.
(afb. 153)
(afb. 153) Waarschuwingssticker krik
275
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Probeer niet om de auto op te krikken op
andere plaatsen dan de aangegeven
plaatsen in de instructies voor het op-
krikken van deze auto.
(afb. 154)
1. Neem het reservewiel, de krik en de krikhendel uit de opbergplaats.
2. Draai de wielmoeren op het wiel met de lekke band los, maar haal ze er niet af. Draai de wielmoeren één
slag linksom terwijl het wiel nog op de grond staat. 3. Plaats de krik onder het krikpunt dat zich het
dichtst bij de lekke band bevindt. Centreer de krik-
kop tussen de inkepingen in de dorpelbalk. Draai de
krikschroef rechtsom totdat de bovenkant van de
krik stevig aangrijpt in het krikpunt op de dorpel-
balk. (afb. 155)(afb. 156)
4. Krik het voertuig op door de krikas naar rechts te draaien met de slinger. Breng de auto zover omhoog
dat de band net loskomt van het wegdek en er
voldoende speling is om het reservewiel te monte-
ren. De voertuigstabiliteit blijft maximaal als de
band zo laag mogelijk boven de grond blijft.
(afb. 154) Krikpunten
(afb. 155)Krikpunt vóór
276
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Als u de auto hoger opkrikt dan noodza-
k
elijk, zal hij minder stabiel staan. De
auto kan van de krik glijden en zo ernstig letsel
veroorzaken. Krik de auto slechts zo ver op als
nodig is om het wiel te verwijderen.
5. Verwijder de wielmoeren. Verwijder de wieldop, indien aanwezig, van het wiel met de hand. Wrik de
wieldop niet los. Trek vervolgens het wiel los van de
wielnaaf.
WAARSCHUWING!
Om persoonlijk letsel te voorkomen,
di
ent u de wieldoppen voorzichtig te
hanteren.Vermijd aanraking met scherpe randen.
6. Breng de reserveband aan.Monteer het reservewiel met het ventiel
naar buiten gericht . De auto kan bescha-
digd raken als het reservewiel op een
verkeerde manier wordt gemonteerd.
(afb. 157)
(afb. 156) Krikpunt achter
(afb. 157)Reservewiel monteren
277
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
OPMERKING:
Installeer geen sierdop of wieldop op het compactereservewiel.
Raadpleeg de paragrafen "Compact reservewiel" en "Reservewiel voor beperkt gebruik" onder "Banden
— algemene informatie" in het hoofdstuk "Techni-
sche specificatie" voor meer waarschuwingen, voor-
zorgsmaatregelen en informatie over het reserve-
wiel, het gebruik en de werking ervan.
7. Breng de wielmoeren aan met de conische zijde van de moer naar het wiel gekeerd. Draai de wielmoe-
ren licht aan.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de
o
p de krik uitgeoefende kracht ver-
schuift , mogen de wielmoeren pas definitief wor-
den vastgezet als de auto weer vast op de grond
staat . Als u deze waarschuwing niet opvolgt , kan
dit ernstig letsel tot gevolg hebben.
8. Draai de krikas met de slinger naar links om het voertuig te laten zakken. 9. Zet de wielmoeren stevig vast. Duw de moersleutel
aan het einde van de hendel omlaag voor meer
hefboomwerking. Trek de wielmoeren in stervolg-
orde aan totdat iedere moer twee keer aangetrok-
ken is. Het correcte aanhaalmoment voor de moe-
ren is 130 Nm. Als u twijfelt of de moeren goed zijn
vastgezet, laat dit dan bij uw erkende dealer of
servicecenter controleren met een momentsleutel.
10. Laat de krik weer zakken tot de sluitstand.
11. Leg de lege (lekke) band in de laadruimte. De
lekke band niet wegbergen op de plaats van
de reserveband. Laat de lege (lekke) band zo
snel mogelijk repareren of vervangen.
12. Breng de in elkaar gezette krikhendel aan over de lieraandrijfmoer om de lierkabel en houder op te
bergen. Draai de in elkaar gezette krikhendel naar
rechts tot u het liermechanisme drie keer hoort
klikken. Te strak aandraaien is onmogelijk.
13. Berg de krikhendel en krik op. Verwijder de wiel- blokken en zet de auto van de handrem af.
14. Controleer de bandenspanning zo spoedig moge- lijk. De bandenspanning zo nodig aanpassen.
278
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD