(afb. 40)Toets voor klimaatregeling op Uconnect Touch™ systeem 4.3(afb. 41)
Automatische temperatuurregeling — toetsen
(afb. 42)Automatische temperatuurregeling — toetsen(afb. 43)
Handmatige klimaatregeling met Uconnect Touch™ systeem 4.3 — schermtoetsen
71
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Beschrijving van de toetsen en schermtoetsen
1. Knop MAX A/C
Druk kort op deze knop om de huidige instelling te
wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer MAX
A/C is ingeschakeld. Als u nogmaals op deze knop
drukt, schakelt de functie MAX A/C naar de handma-
tige modus en gaat het indicatielampje MAX A/C uit.
2. A/C-knop
Druk kort op deze knop om de huidige instelling te
wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer A/C is
ingeschakeld. Als u nogmaals op deze knop drukt,
schakelt de functie A/C naar de handmatige modus en
gaat het indicatielampje A/C uit.3. Recirculatieknop
Druk kort op deze knop om de huidige instelling te
wijzigen. Het indicatielampje brandt wanneer de func-
tie is ingeschakeld.
4. Knop AUTO
Regelt automatisch de interieurtemperatuur door de
luchtverdeling en de luchthoeveelheid in te stellen.
Door het inschakelen van deze functie, wordt van de
automatische werking naar de handmatige modus ge-
schakeld. Raadpleeg het hoofdstuk "Automatische wer-
king" voor meer informatie hierover.
5. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om in plaats van de huidige
ingestelde luchtstroom de modus Ontdooien in te
schakelen. Het indicatielampje brandt wanneer deze
functie is ingeschakeld. Door het inschakelen van deze
functie, wordt van de automatische werking naar de
handmatige modus geschakeld. Wanneer de modus
Ontdooien wordt geselecteerd, kan het aanjagertoe-
rental toenemen. Als modus Ontdooien vóór wordt
uitgeschakeld, wordt de opnieuw de vorige instelling
van de klimaatregeling actief.
6. Knop Ontdooien achter
Druk op deze knop om de achterruitverwarming en de
buitenspiegelverwarming in te schakelen (voor be-
paalde uitvoeringen/landen). Een indicatielampje(afb. 44)
Automatische klimaatregeling met Uconnect Touch™ systeem 8.4 — schermtoetsen
72
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
brandt wanneer de achterruitverwarming is ingescha-
keld. De achterruitverwarming wordt na ongeveer 10
minuten automatisch uitgeschakeld.
Het negeren van de volgende waarschu-
wingen kan leiden tot schade aan de
verwarmingselementen:
Wees voorzichtig bij het wassen van de binnen-
kant van de achterruit . Gebruik geen schurende
schoonmaakmiddelen om de binnenzijde van de
ruit te reinigen. Gebruik een zachte doek en een
mild schoonmaakmiddel en wrijf evenwijdig aan
de verwarmingselementen. U kunt stickers verwij-
deren met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voorwerpen
of schurende schoonmaakmiddelen om de bin-
nenzijde van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op veilige
afstand van de ruit bevinden.
7. Knop Klimaatregeling achterin
Druk kort op deze knop om de klimaatregeling ach-
terin in te schakelen (voor bepaalde uitvoeringen/
landen). Het indicatielampje gaat branden wanneer de
klimaatregeling achterin is ingeschakeld. Als u de knop
nogmaals kort indrukt, wordt de klimaatregeling ach-
terin uitgeschakeld. 8. Knop temperatuurverhoging passagiers
Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurre-
geling. Druk op deze toets om de ingestelde tempera-
tuur te verhogen.
OPMERKING:
Als in de modus Sync op deze knop
wordt gedrukt, wordt deze modus automatisch afge-
sloten.
9. Knop temperatuurverlaging passagiers
Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurre-
geling. Druk op deze knop om de ingestelde tempera-
tuur te verlagen.
OPMERKING: Als in de modus Sync op deze knop
wordt gedrukt, wordt deze modus automatisch afge-
sloten.
10. SYNC
Druk op de schermtoets Sync om de stand Sync in of
uit te schakelen. Het indicatielampje Sync brandt wan-
neer deze functie is ingeschakeld. Sync wordt gebruikt
om de temperatuurinstelling aan passagierszijde te syn-
chroniseren met die aan bestuurderszijde. Als de tem-
peratuurinstelling aan passagierszijde wordt gewijzigd
terwijl de functie Sync actief is, zal deze functie auto-
matisch worden uitgeschakeld.
73
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
11. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik om de hoeveel-
heid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem
stroomt. De schakelaar heeft zeven standen. Als u het
aanjagertoerental wijzigt, schakelt het systeem van au-
tomatische werking naar handmatige bediening. Het
toerental kan als volgt met de toetsen of schermtoet-
sen worden ingesteld:
Toets
Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de scha-
kelaar vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de schakelaar
linksom draait.
Schermtoets
Gebruik het kleine aanjagerpictogram om het aanjager-
toerental te verlagen en het grote pictogram om dit
toerental te verhogen. De aanjager kan ook worden
geselecteerd door op de aanjagerbalk tussen de picto-
grammen te drukken.12. Standen
De luchtverdeling kan zo worden ingesteld dat lucht
vanuit de luchtroosters in het instrumentenpaneel, de
vloerroosters, de ontwasemingsroosters en de ont-
dooiroosters stroomt. De volgende standen zijn be-
schikbaar:
Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het
instrumentenpaneel. U kunt deze roosters af-
zonderlijk verstellen om zo de luchtstroming te rege-
len. De lamellen van de uitblaasopeningen in het mid-
den en in de zijpanelen kunnen omhoog en omlaag en
naar links en naar rechts worden bewogen om zo de
richting van de luchtstroom te regelen. Onder de
lamellen bevindt zich een stelwiel waarmee de uitblaas-
opening kan worden afgesloten of aangepast om zo de
uitstromende hoeveelheid lucht te regelen.
Stand Twee niveaus Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instru-
mentenpaneel en de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen
voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
OPMERKING: De stand Twee niveaus is bedoeld
om comfort te bieden door koele lucht uit de lucht-
roosters in het instrumentenpaneel en warme lucht uit
de vloerroosters te laten stromen.
74
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Vloerstand
Lucht stroomt uit de luchtroosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openin-
gen voor voorruitontdooiing en zijraamontwaseming.
Gemengde stand De lucht stroomt via de vloeropeningen, ont-
dooiroosters en de roosters voor ontwaseming
van de zijramen. Deze stand kunt u het beste
gebruiken bij koud weer of sneeuw.
Ontdooistand De lucht stroomt via de roosters voor ontwa-
seming van de voorruit en zijramen. Gebruik de
ontdooistand in combinatie met de hoogste tempera-
tuurinstelling om zo snel mogelijk de voorruit en de
zijramen te ontdooien. Wanneer de ontdooistand
wordt geselecteerd, kan het aanjagertoerental toene-
men.
13. Toets klimaatregeling aan/uit
Druk op deze toets om de klimaatregeling in of uit te
schakelen.
14. Knop temperatuurverlaging bestuurder
Biedt de bestuurder een onafhankelijke temperatuur-
regeling. Druk op deze knop om de ingestelde tempe-
ratuur te verlagen. OPMERKING:
In de modus Sync regelt deze knop
tegelijkertijd ook automatisch de temperatuurregeling
aan passagierszijde.
15. Knop temperatuurverhoging bestuurder
Biedt de bestuurder een onafhankelijke temperatuur-
regeling. Druk op deze toets om de ingestelde tempe-
ratuur te verhogen.
OPMERKING: In de modus Sync regelt deze knop
tegelijkertijd ook automatisch de temperatuurregeling
aan passagierszijde.
16. Temperatuurregeling
(alleen handmatige temperatuurregeling)
Druk op de temperatuurschermtoets om de luchttem-
peratuur in het passagierscompartiment te regelen.
Door de temperatuurbalk in het rode gebied te bewe-
gen, wordt de temperatuur hoger. Door de tempera-
tuurbalk in het blauwe gebied te bewegen, wordt de
temperatuur lager.
FUNCTIES VAN DE KLIMAATREGELING
A/C (airconditioning)
Met de knop voor de A/C (airconditioning) kan de
gebruiker het airconditioningsysteem handmatig in- of
uitschakelen. Als de airconditioning is ingeschakeld,
stroomt via de luchtroosters koele, droge lucht in het
interieur. Druk voor een lager brandstofverbruik op
knop A/C om de airconditioning uit te schakelen en stel
75UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
met de hand de aanjager en luchtverdeling in. Zorg ook
dat u alleen de stand Instrumentenpaneel, Ventilatie op
twee niveaus of Vloer kiest.
OPMERKING:
Als het systeem bij handmatige klimaatregeling in destand Mengen, Vloer of Ontdooien/ontwasemen
staat, kan de A/C worden uitgeschakeld, maar blijft
het aircosysteem actief om te voorkomen dat de
ruiten beslaan.
Wanneer zich wasem of condens vormt op de voor- ruit of zijramen, kiest dan de ontdooistand en ver-
hoog het aanjagertoerental.
Als het lijkt of de airco minder goed werkt dan verwacht, controleer dan of de voorzijde van de
airco-condensor (vóór in de radiateur) is verstopt
door vuil of insecten. Maak schoon door voorzichtig
water te spuiten vanaf de achterzijde van de radiator
en door de condensor heen.
MAX A/C
Met MAX A/C wordt maximaal gekoeld.
Druk kort op de knop om te schakelen tussen MAX
A/C en de voorgaande instellingen. De schermtoets
gaat branden wanneer MAX A/C is ingeschakeld (ON).
De gebruiker kan in de modus MAX A/C het gewenste
aanjagertoerental en de gewenste stand kiezen. Als andere instellingen worden gekozen, schakelt de MAX
A/C-functie naar de vorige instellingen en gaat het
indicatielampje MAX A/C uit.
Recirculatietoets
Wanneer de buitenlucht rook, onprettige
luchtjes of veel vocht bevat, of wanneer een
snelle koeling gewenst is, kunt u de binnen-
lucht laten circuleren door op de recircula-
tieknop te drukken. Wanneer deze knop is ingedrukt,
brandt de het indicatielampje voor recirculatie. Druk
nogmaals op de knop om de recirculatiestand uit te
schakelen en buitenlucht in het interieur te laten
stromen.
OPMERKING: Bij koud weer kunnen de ruiten, bij
gebruik van de recirculatiestand, sneller beslaan. De
recirculatiefunctie is mogelijk niet beschikbaar
(schermtoets grijs weergegeven) bij omstandigheden
waarin de voorruit aan de binnenkant kan beslaan. In de
modus Ontwasemen mag de recirculatiestand niet
worden gebruikt om de ramen sneller vrij te maken. De
recirculatiestand wordt automatisch geannuleerd zo-
dra u deze ventilatiestanden selecteert. Als u de
recirculatiestand probeert in te schakelen terwijl een
van deze standen actief is, gaat de LED in de bedie-
ningsknop knipperen om vervolgens uit te gaan.
76
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING (ATC)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
De toetsen van de automatische temperatuurregeling
bevinden zich in het midden op het instrumentenpa-
neel.
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ scherm.
Automatische werking
1. Druk op de toets of schermtoets AUTO (9) in hetbedieningspaneel van de automatische tempera-
tuurregeling.
2. Stel vervolgens de gewenste temperatuur in met de toetsen of schermtoetsen (8, 9, 14 en 15) voor het
regelen van de temperatuur aan de bestuurderszijde
en de passagierszijde. Zodra de gewenste tempera-
tuur wordt weergegeven, zorgt het systeem dat
deze temperatuur wordt bereikt en automatisch
wordt gehandhaafd.
3. Nadat de gewenste temperatuur is ingesteld, hoeft u de instellingen niet meer te wijzigen. U ervaart het
meeste gebruiksgemak wanneer u het systeem au-
tomatisch laat werken. OPMERKING:
U hoeft de temperatuurinstelling niet te wijzigen
wanneer de auto warm of koud is. Het systeem past
automatisch de temperatuur, de luchtverdeling en
het aanjagertoerental aan om zo snel mogelijk de
door u gewenste instelling te bereiken.
De temperatuur kan worden weergegeven in Ame- rikaanse of metrische maateenheden, door de pro-
grammeerbare optie US of Metric (metrisch) te kie-
zen. Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect Touch™" in het hoofdstuk "Het instru-
mentenpaneel" voor meer informatie hierover.
Voor een optimaal comfort in de automatische stand,
blijft de aanjager tijdens een koude start met een laag
toerental draaien totdat de motor is opgewarmd.
Daarna zal de aanjager steeds sneller gaan draaien en
overgaan op het gewenste toerental voor de automa-
tische modus.
Handmatige bediening
Met het systeem kunt u ook handmatig het aanjager-
toerental, de luchtverdeling, de airco en de recirculatie
bedienen.
77
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Het aanjagertoerental kan op elke gewenste constante
waarde worden ingesteld met de aanjagerschakelaar.
De aanjager werkt dan met een vast toerental, totdat
een ander toerental wordt gekozen. Zo kunnen de
inzittenden voorin de luchthoeveelheid regelen die in
het voertuig circuleert en de automatische stand annu-
leren.
Ook de richting van de luchtstroom kan worden geko-
zen door een van de beschikbare standen te selecteren.
Ook de airco en recirculatie kan handmatig worden
bediend.
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING (ATC)
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Het ATC systeem achterin heeft luchtroosters in de
vloer rechtsachter de 3e zitrij en luchtroosters boven
beide buitenste zitplaatsen van de 3e zitrij. Het sys-
teem voert warme lucht toe via beide vloeropeningen
of koele, gedroogde lucht via de ventilatieroosters in
de dakbekleding.De temperatuurregeling achterin bevindt zich in het
Uconnect Touch™ systeem, op het instrumentenpa-
neel.
(afb. 45)
(afb. 45)1 — Schermtoets Blower
Up (Aanjager hoger) 5 — Schermtoets Done
(Voltooid)
2 — Schermtoets Mode
(Modus) 6 — Schermtoets Rear Lock
(Achterin geblokkeerd)
3 — Schermtoets Tempera-
ture (Temperatuur) 7 — Schermtoets Rear Off
(Achterin uit)
4 — Schermtoets Blower
Down (Aanjager lager) 8 — Schermtoets AUTO
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
78
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD