LANE CHANGE ASSIST
Tik de hendel eenmaal omhoog of omlaag zonder hem
in de klikstand te duwen; de richtingaanwijzer (rechts
of links) knippert dan driemaal en gaat vervolgens
automatisch uit.
DIMLICHT/GROOTLICHTSCHAKELAAR
Druk de multifunctionele hendel naar voren om het
grootlicht in te schakelen. Trek de multifunctionele
hendel naar u toe om het dimlicht weer in te schakelen.
LICHTSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een lichtsignaal geven aan
een ander voertuig door de multifunctionele hendel
kort naar u toe te trekken. Hierdoor wordt het groot-
licht ingeschakeld tot u de hendel weer loslaat.
INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting wordt ingeschakeld wanneer
een portier wordt geopend.
Om te voorkomen dat de accu leeg raakt, wordt de
interieurverlichting 10 minuten nadat u de contact-
schakelaar in de stand LOCK hebt gezet automatisch
uitgeschakeld. Dit gebeurt als de interieurverlichting
handmatig werd ingeschakeld of als een portier is
geopend. Dit geldt ook voor de verlichting in het
handschoenenkastje, maar niet voor de verlichting in
de bagageruimte. Als u de interieurverlichting weer
wilt inschakelen, zet u de contactschakelaar in de standON of bedient u de schakelaar van de interieurverlich-
ting.
DIMSCHAKELAARS
De dimschakelaar maakt deel uit van de koplampscha-
kelaar en bevindt zich aan de linkerzijde van het instru-
mentenpaneel. (afb. 52)
Door bij ingeschakelde parkeerlichten of koplampen de
linker dimschakelaar naar boven te draaien neemt de
intensiteit van de instrumentenverlichting toe.
INTERIEURVERLICHTING INSTELLEN
Draai de dimschakelaar helemaal omhoog naar de
tweede klikstand om de interieurverlichting in te scha-
kelen. Als de dimschakelaar in deze stand staat, blijft de
interieurverlichting ingeschakeld.
(afb. 52)
Dimschakelaars
87
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
INTERIEURVERLICHTING VOLLEDIG
UITSCHAKELEN (OFF)
Draai de dimschakelaar geheel naar beneden in de
stand OFF. De interieurverlichting blijft nu uit wanneer
een portier wordt geopend.
INSTRUMENTENVERLICHTING
Draai de dimschakelaar omhoog naar de eerste klik-
stand. Met deze functie wordt de helderheid van de
verlichting van alle tekstdisplays, zoals de kilometertel-
ler en de radio vergroot wanneer de parkeerlichten of
koplampen branden.
HOOGTEVERSTELLING KOPLAMPEN
Met dit systeem zijn de koplampen altijd correct afge-
steld, ongeacht de belading van de auto.De schakelaar voor de hoogteverstelling van
de koplampen bevindt zich naast de dim-
merknop aan de linkerkant van het
instrumentenpaneel.
Bediening: draai de schakelaar voor het verstellen van
de koplampen tot het nummer dat overeenstemt met
de in de onderstaande tabel aangegeven belasting op-
licht op de schakelaar.
0 Alleen bestuurder, of bestuurder plus
voorpassagier.
1
2 Alle zitplaatsen bezet, plus een gelijkma-
tig verdeelde lading in de bagageruimte.
Het totale gewicht van passagiers plus
lading blijft onder het maximale laadge-
wicht van de auto.
Bestuurder, plus een gelijkmatig ver-
deelde lading in de bagageruimte. Het
totale gewicht van bestuurder plus lading
blijft beneden het maximale laadgewicht
van de auto.
Berekeningen gebaseerd op een persoonsgewicht van
75 kg.
KAART-/LEESLAMPJES
Raadpleeg “Dakconsole” voor meer informatie over
kaart/leeslampjes.
88
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
INSTAPVERLICHTING
De interieurverlichting gaat aan wanneer u de afstands-
bediening gebruikt voor het ontgrendelen of openen
van de portieren of de achterklep.
Deze functie schakelt ook de naderingsverlichting in de
buitenspiegels in (voor bepaalde uitvoeringen/landen).
Raadpleeg "Spiegels" in "Uw auto" voor meer informa-
tie.
De interieurverlichting gaat na circa 30 seconden lang-
zaam uit of dooft onmiddellijk als het contactslot van
de stand OFF in de stand ON/RUN wordt gezet.
OPMERKING:
De interieurverlichting vooraan in de dakconsole ende portierverlichting gaat branden als de dimschake-
laar in de hoogste stand staat.
De instapverlichting werkt niet als de dimschakelaar in de laagste stand staat. RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier
bevindt zich links van de stuurkolom. (afb. 53)
De voorruitwissers worden bediend met een schake-
laar op het uiteinde van de hendel te draaien. Raadpleeg
“Functies achterruit” voor meer informatie over het
gebruik van de achterruitwisser/-sproeier.
INTERVALSTAND
Gebruik de intervalstand wanneer de weersomstandig-
heden één wisbeweging vereisen, met een variabele
pauze tussen de wisbewegingen. Draai het uiteinde van
de hendel in een van de eerste van de vijf standen om
het gewenste interval te kiezen.
(afb. 54)
(afb. 53)
Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeier
89
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Er zijn vijf intervalstanden waarmee u het wisinterval
kunt regelen tussen het minimum van één wisbeweging
per twee seconden tot het maximum van één wisbe-
weging per 36 seconden bij rijsnelheden lager dan
16 km/u. Bij rijsnelheden hoger dan16 km/u, varieert de
vertraging van het minimum van één wisbeweging per
seconde tot het maximum van één wisbeweging per
ongeveer 18 seconden.
OPMERKING:De intervaltijd tussen wisslagen is
afhankelijk van de rijsnelheid. Als de auto langzamer
rijdt dan 16 km/u wordt de intervaltijd verdubbeld. BEDIENING VAN RUITENWISSERS
VOORRUIT
Draai het uiteinde van de hendel naar boven tot de
eerste stand voorbij de intervalstand voor langzame
wisbewegingen. Draai voor snelle wisbewegingen het
uiteinde van de hendel naar boven tot de tweede stand
voorbij de intervalstand.
(afb. 55)
OPMERKING: De ruitenwissers keren automatisch
terug naar de ruststand wanneer u tijdens het wissen
de contactschakelaar in de stand OFF zet. De ruiten-
wissers gaan weer werken wanneer u de contactscha-
kelaar in de stand ON zet.(afb. 54) Voorruitwissers bedienen
(afb. 55)Voorruitwissers bedienen
90
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Zet de ruitenwissers uit als u door een
automatische autowasstraat gaat . De
ruitenwissers kunnen beschadigd raken
als u ze niet uitschakelt .
Zet bij koud weer de ruitenwisserschakelaar
eerst in de stand OFF en laat de ruitenwissers de
ruststand terugkeren voordat u het contact afzet
(OFF). Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
ON blijft staan, vriezen de ruitenwissers aan de
voorruit vast en kan de ruitenwissermotor door-
branden wanneer de motor weer wordt gestart .
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als die
verhindert dat de wisserbladen terugkeren naar
de ruststand. Wanneer u de ruitenwisserschake-
laar uitzet (OFF) en de ruitenwisserbladen kun-
nen niet terugkeren in de ruststand, kan de rui-
tenwissermoto worden beschadigd.
RUITENSPROEIERS
Druk de ruitenwisserschakelaar op het uiteinde van de
multifunctionele schakelaar tot de tweede stand in om
de ruitensproeiers in te schakelen.
Als u de ruitensproeiers inschakelt, terwijl de ruiten-
wissers in de intervalstand staan, maken de ruitenwis-
sers twee volledige, langzame wisbewegingen nadat u
de hendel hebt losgelaten en hervatten daarna het
gekozen interval. Als u de ruitensproeiers inschakelt als de ruitenwissers
zijn uitgeschakeld (OFF), maken deze twee of drie
wisbewegingen en schakelen weer uit (OFF).
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zi
cht door de voorruit kan tot aanrijdin-
gen leiden. Mogelijk ziet u andere voertuigen of
obstakels over het hoofd. Voorkom plotselinge
ijsvorming op de voorruit door de voorruit eerst
te verwarmen met de ontdooi-inrichting voordat
u de ruitensproeier gebruikt .
MIST-FUNCTIE
Druk de ruitensproeierschakelaar op het uiteinde van
de multifunctionele schakelaar tot de eerste stand in
om de ruitenwissers een wisbeweging te laten maken
en de ruit schoon te vegen. De wisbewegingen stoppen
pas als u de hendel loslaat.
OPMERKING: De MIST-functie schakelt de sproei-
erpomp niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wisfunctie moet
worden gebruikt om ruitensproeiervloeistof op de
voorruit te sproeien.
91
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
KOPLAMPSPROEIERS (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
De koplampsproeiers zijn verzonken in de bovenkant
van het spatbord, in het midden onder de koplamp.
Met de bedieningshendel voor de ruitenwissers/
sproeiers bedient u de koplampsproeiers als de con-
tactschakelaar in de stand ON staat en de koplampen
zijn ingeschakeld. De hendel bevindt zich aan de linker-
zijde van de stuurkolom.
Druk de koplampsproeierschakelaar op het uiteinde
van de multifunctionele schakelaar tot de tweede stand
in om de koplampsproeiers in te schakelen, en laat hem
los. Hierbij sproeien de twee stationaire sproeiers van
de koplampen een krachtige straal reinigingsvloeistof
op de koplampen. Ook de ruitensproeiers treden in
werking en de ruitenwissers maken een wisbeweging.
OPMERKING:Nadat de contactschakelaar in de
stand ON is gezet en de koplampen zijn ingeschakeld,
treden de koplampsproeiers bij de eerste straal van de
ruitensproeiers in werking en vervolgens bij elke elfde
straal. ACHTERRUITFUNCTIE
SCHAKELAAR ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER
De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier
bevindt zich rechts op de stuurkolom.
(afb. 56)
Draai de schakelaar in de eerste stand naar
boven om de achterruitwisser in te schakelen.
OPMERKING: De achterruitwisser werkt uitslui-
tend in de intervalstand.
(afb. 56) Achterruitwisser/-sproeier
92
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Draai de schakelaar tot voorbij de eerste stand
om de achterruitsproeier in te schakelen. De
ruitensproeierpomp blijft werken zolang u de schake-
laar in deze stand houd. Na loslaten maakt de ruiten-
wisser nog drie wisbewegingen en keert vervolgens in
de ruststand terug. (afb. 57)
Als de achterruitwisser is ingeschakeld wanneer het
contactslot in de stand LOCK wordt gezet, keert de
ruitenwisser automatisch in de ruststand terug. Wan-
neer u de motor weer wordt gestart, zal de wisser
weer gaan werken volgens de stand van de schakelaar.
Schakel de achterruitwisser uit als u
door een autowasstraat rijdt . Er kan
schade aan de achterruitwisser worden
veroorzaakt als de achterruitwisser ingeschakeld
blijft .
Laat bij koud weer de achterruitenwisser eerst
in de beginstand terugkeren vóór u het contact
uitzet en zorg dat de achterruitenwisserschake-
laar uitstaat . Als u de schakelaar van de achter-
ruitenwisser niet uitzet en de wisser vastvriest aan
de ruit , kan de wissermotor beschadigd raken
wanneer de auto weer wordt gestart .
Verwijder altijd opeengehoopte sneeuw als dit
verhindert dat de wisserbladen terugkeren naar
de ruststand. Wanneer u de ruitenwisserschake-
laar uitzet en de wisserbladen kunnen niet terug-
keren naar de ruststand, kan dit schade toebren-
gen aan de achterruitenwissermotor.
ACHTERRUITVERWARMING
De knop van de achterruitverwarming bevindt
zich op het bedieningspaneel van de klimaatre-
geling. Druk op deze knop om de achterruitverwar-
ming en de buitenspiegelverwarming (voor bepaalde
uitvoeringen/landen) in te schakelen. Een controle-
lampje in de knop gaat branden om aan te geven dat de
(afb. 57) Achterruitwisser/-sproeier bedienen
93UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
achterruitverwarming is ingeschakeld. De achterruit-
verwarming wordt na ongeveer 10 minuten automa-
tisch uitgeschakeld.
OPMERKING:Gebruik de achterruitverwarming
uitsluitend wanneer de motor draait, om ontladen van
de accu te voorkomen.
Het negeren van de volgende waarschu-
wingen kan leiden tot schade aan de
verwarmingselementen:
Wees voorzichtig bij het wassen van de binnen-
kant van de achterruit . Gebruik geen schurende
schoonmaakmiddelen om de binnenzijde van de
ruit te reinigen. Gebruik een zachte doek en een
mild schoonmaakmiddel en wrijf evenwijdig aan
de verwarmingselementen. U kunt stickers verwij-
deren met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voorwerpen
of schurende schoonmaakmiddelen om de bin-
nenzijde van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op veilige
afstand van de ruit bevinden. CRUISECONTROL
Indien ingeschakeld neemt de cruisecontrol bij snelhe-
den boven 40 km/u de werking van het gaspedaal over.
De knoppen voor de cruisecontrol bevinden zich aan
de rechterzijde van het stuur. (afb. 58)
(afb. 58)
Cruisecontrol-knoppen1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
94
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD