RAMEN
ELEKTRISCH BEDIENDE RAMEN
Met de ruitbediening op het bekledingspaneel van het
bestuurdersportier kunt u alle portierruiten bedienen.
(afb. 89)
Op het bekledingspaneel van elk van de passagierspor-
tieren bevindt zich één raambedieningschakelaar waar-
mee het raam van de desbetreffende portier kan wor-
den geopend en gesloten. De ruitbediening werkt
alleen als de contactschakelaar in de stand ON/RUN of
ACC staat.
OPMERKING:Bij auto's die zijn uitgerust met
Uconnect Touch™ blijven de schakelaars van de elek-
trisch bediende ramen nog maximaal 10 minuten wer- ken nadat de contactschakelaar in de stand OFF is
gezet. Door het openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld. Deze tijd kan worden ge-
programmeerd. Raadpleeg "Uconnect Touch™ instel-
lingen" in "Uw auto" voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen in de auto achter
w
aarin zich de sleutelhouder bevindt .
Inzittenden, en vooral kinderen zonder toezicht ,
kunnen bekneld raken in de raamopeningen
wanneer ze de schakelaars voor elektrische
raambediening bedienen. Een dergelijke beknel-
ling kan ernstig of zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben.
Ramen automatisch volledig openen
De elektrisch bediende ruit in het bestuurdersportier
heeft een automatische openingsfunctie. Druk de scha-
kelaar voorbij de eerste klikstand en laat deze los. De
ruit gaat automatisch helemaal omlaag.
Als u het raam slechts gedeeltelijk wilt openen, drukt u
de raamschakelaar in tot het eerste drukpunt en laat u
de schakelaar los wanneer u het raam wilt stoppen.
Als u tijdens het gebruik van de automatische ope-
ningsfunctie de ruit wilt stoppen voordat deze volledig
is geopend, trekt u de schakelaar kort omhoog.
(afb. 89) Schakelaars voor elektrische raambediening
119
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Automatische sluitfunctie met klembeveiliging
(voor bepaalde uitvoering/landen)
Bij sommige modellen zijn de ramen van het
bestuurders- en passagiersportier voorzien van de
functie "Automatisch sluiten". Zet de raamschakelaar
naar de tweede klikstand, laat deze los, dan gaat het
raam automatisch dicht.
Als u tijdens het gebruik van de automatische sluitfunc-
tie het raam wilt stoppen voordat het volledig is geslo-
ten, duwt u de schakelaar kort omlaag.
Wanneer u het raam gedeeltelijk wilt sluiten, trekt u de
raamschakelaar naar de eerste klikstand en laat u de
schakelaar los wanneer u het raam wilt laten stoppen.
OPMERKING:
Als het raam tijdens het automatisch sluiten op eenobstakel stuit, wordt eerst de bewegingsrichting om-
gekeerd en schuift het raam volledig open. Verwijder
in dat geval het obstakel en trek nogmaals aan de
schakelaar om het raam te sluiten.
Tijdens het automatisch sluiten kunnen schokken vanwege een slecht wegdek de automatische omke-
ringsfunctie tijdens het sluiten onverwachts active-
ren. Als dat gebeurt, trekt u de schakelaar iets
omhoog tot aan het eerste drukpunt en houdt u de
schakelaar vast om het raam handmatig te sluiten.
WAARSCHUWING!
De obstakeldetectie wordt uitgescha-
k
eld wanneer het raam bijna gesloten is.
Om persoonlijk letsel te voorkomen moet u zor-
gen dat er zich geen armen, handen, vingers of
andere voorwerpen in het pad van het naar
boven draaiende raam bevinden voordat het
raam gesloten wordt . Bij een dergelijke beknel-
ling kan ernstig of dodelijk letsel ontstaan.
Resetten
Soms moet de functie "Automatisch omhoog/
Automatisch omlaag" opnieuw in werking worden ge-
steld. Daartoe volgt u de volgende stappen:
1. Trek de raambedieningschakelaar omhoog tot het raam volledig gesloten is en houd de schakelaar
vervolgens nog twee seconden langer vast.
2. Duw de raambedieningschakelaar helemaal omlaag tot het raam volledig geopend is en houd de scha-
kelaar vervolgens nog twee seconden langer vast.
Raamblokkeerschakelaar
Met de raamblokkeerschakelaar in het bekledings-
paneel van de bestuurdersportier kunt u de raambe-
diening van de achterportieren blokkeren. Als u de
ruitschakelaars wilt deactiveren, drukt u kort op de
ruitblokkeerschakelaar om deze in de stand Omlaag te
zetten. Als u de ruitschakelaars wilt activeren, drukt u
120
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
nogmaals kort op de ruitblokkeerschakelaar om deze
in de stand Omhoog te zetten. (afb. 90)
WINDGERUIS
Windgeruis kan worden beschreven als het gevoel van
druk op de oren, vergelijkbaar met het geluid van een
helikopter. U ervaart dit windgeruis mogelijk wanneer
de ramen zijn geopend of wanneer het zonnedak (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) geheel of gedeeltelijk is
geopend. Dit is een normaal verschijnsel, dat tot een
minimum kan worden beperkt. Als u last heeft van
windgeruis bij geopende achterramen, open dan ook
de voorramen om het effect te verminderen. Wanneer
sprake is van windgeruis bij geopend zonnedak, verstel
dan de zonnedakopening of open een raam om het
effect tot een minimum te beperken.ACHTERKLEP
De achterklep kan met de afstandsbediening, Keyless
EnterNGo™ (Passive Entry) of door het activeren
van de vergrendelknop op het bekledingspaneel van de
voorportieren worden ontgrendeld of vergrendeld.
Raadpleeg voor meer informatie over Keyless Enter-N-
Go™ (Passive Entry) de paragraaf "Keyless Enter-N-
Go™" in het hoofdstuk "Starten en rijden".
OPMERKING:
De achterklep kan niet worden ont-
grendeld of vergrendeld met de handmatige portierver-
grendeling op de panelen in de portieren of met het
cilinderslot aan bestuurderszijde.
Om de ontgrendelde achterklep te openen drukt u op
de hendel en trekt de achterklep naar u toe. De
pneumatische stangen gaan omhoog en houden de
achterklep in de open stand. (afb. 91)
OPMERKING: De gasdruk in deze steunen daalt
echter bij koud weer en dan moet u mogelijk ook zelf
iets ondersteunen bij het openen van de achterklep.(afb. 90) Raamblokkeerschakelaar
121
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
W
anneer u met een geopende achter-
klep rijdt , kunnen giftige uitlaatgassen
in de auto belanden. Deze dampen kunnen scha-
delijk zijn voor u en uw passagiers. Rijd alleen
met gesloten achterklep.
Wanneer u toch met open achterklep moet
rijden, zorg dan dat alle ramen gesloten zijn en
dat de aanjager van de airco op de hoogste stand
staat . Schakel de recirculatiestand niet in. LAADRUIMTE
OPLAADBARE ZAKLAMP (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De oplaadbare LED-zaklamp wordt in de oplader links
achter in het bekledingspaneel opgeborgen. Druk kort
op de inkeping aan de zijkant van de zaklamp om deze
uit de oplader te nemen.
(afb. 92)
Om de zaklamp te gebruiken, moet u de schakelaar één
keer indrukken voor veel licht, twee keer voor minder
licht en drie keer om deze uit te schakelen. (afb. 93)
OPMERKING: Zorg dat u de zaklamp terugzet in de
oplader als deze niet in gebruik is om te zorgen dat hij
altijd paraat is wanneer u deze nodig heeft.
(afb. 91) Achterklep ontgrendelen
(afb. 92) Oplaadbare zaklamp
122
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
BAGAGE-MANAGEMENTSYSTEEM
SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN
VOOR VIJF PASSAGIERS
Een hogere laadvloer die bovenop een grote inge-bouwde opbergruimte ligt.
Een drievoudig luik dat in de laadvloer is ingebouwd zodat men makkelijk toegang heeft tot de voorwer-
pen in de opbergruimte.
60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
“Stoelen” voor meer informatie. Een optionele neerklapbare passagiersstoel voorin
waardoor de laadruimte nog verder wordt uitge-
breid. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie.
Sjorhaken bagage.
Verwijderbaar afdekpaneel bagageruimte (voor be- paalde uitvoeringen/landen).
SYSTEEMFUNCTIES BIJ UITVOERINGEN
VOOR ZEVEN PASSAGIERS
Een grote ingebouwde opbergruimte met een schar- nierluik dat zich in de vloer bevindt achter de derde
zitrij.
60/40 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
de paragraaf "Stoelen" in het hoofdstuk "Uw auto"
voor meer informatie hierover.
50/50 verdeelde, neerklapbare tweede zitrij waar- door meer laadruimte beschikbaar komt. Raadpleeg
“Stoelen” voor meer informatie.
Een optionele neerklapbare passagiersstoel voorin waardoor de laadruimte nog verder wordt uitge-
breid. Raadpleeg “Stoelen” voor meer informatie.
Sjorhaken bagage.(afb. 93) Drievoudige indrukschakelaar
123
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
SJORHAKEN BAGAGE
WAARSCHUWING!
De sjorhaken zijn geen veilige veranke-
r
ingen voor de ankerband van een kin-
derzitje. Bij een noodstop of een botsing kan een
haak worden losgetrokken en kan het kinderzitje
losraken. Het kind zou ernstig letsel kunnen op-
lopen. Gebruik alleen de ankerpunten die speci-
aal bedoeld zijn voor de ankerbanden voor kin-
derzitjes.
De sjorhaken bevinden zich op beide achterbekle-
dingspanelen. Met deze sjorhaken kunnen ladingen vei-
lig worden vastgemaakt als het voertuig in beweging is.
(afb. 94)
WAARSCHUWING!
Het gewicht en de positie van lading en
inzi
ttenden is van invloed op de locatie
van het zwaartepunt van de auto en het wegge-
drag. Volg de onderstaande richtlijnen voor de
belading van uw auto, om te voorkomen dat u de
macht over het stuur verliest en letsel veroor-
zaakt :
Vervoer geen lading die zwaarder is dan het maxi- mum laadgewicht zoals vermeld op de sticker op het
linkerportier of op de linker middenstijl.
Verdeel bagage altijd gelijkmatig over de laadvloer. Plaats zwaardere voorwerpen zo laag en zo ver
mogelijk naar voren.
Plaats zoveel mogelijk bagage vóór de achteras. Als er te veel gewicht of niet goed verdeeld gewicht
boven of achter de achteras wordt geplaatst, kan dit
slingeren van het voertuig veroorzaken.
Stapel bagage of lading niet hoger op dan tot aan de bovenrand van de rugleuning. Anders kan het zicht
naar achteren worden belemmerd of kunnen voor-
werpen worden gekatapulteerd bij een noodstop of
een ongeval.
Ter bescherming tegen persoonlijk letsel horen pas- sagiers niet plaats te nemen in de laadruimte. De
(afb. 94) Spanriemen bagage
124
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
laadruimte achterin is niet bedoeld voor passagiers.
Zij horen in stoelen te zitten en veiligheidsgordels te
dragen.
OPROLBAAR DEKZEIL VOOR DE
LAADRUIMTE (voor bepaalde uitvoeringen/
landen) — UITVOERINGEN VOOR VIJF
PASSAGIERS
OPMERKING: Het dekzeil is bedoeld om bagage
aan het zicht te onttrekken, niet om deze vast te
zetten. Het dekzeil voorkomt niet dat bagage ver-
schuift en beschermt de inzittenden niet tegen loslig-
gende voorwerpen.
Het oprolbare dekzeil voor de laadruimte is bevestigd
in de laadruimte achter de bovenkant van de achter-
bank.
Als het zeil is uitgerold bedekt het de laadruimte zodat
daarin aanwezige voorwerpen aan het oog worden
onttrokken. De inkepingen in de sierpanelen naast de
achterklepopening houden het uitgerolde dekzeil op
zijn plaats.
Als het dekzeil niet wordt gebruikt, rolt deze netjes op
in de behuizing. U kunt het dekzeil ook uit de auto
nemen om meer ruimte te maken in de laadbak.
Om het dekzeil te installeren legt u het in de auto met
de platte kant van de behuizing naar boven gericht.
Breng vervolgens de linker of rechter veerstang (deze bevinden zich aan de uiteinden van de dekzeilbehuizing)
aan in resp. het linker of rechter bevestigingspunt (zoals
afgebeeld). (afb. 95)
Breng vervolgens de veerstang aan de tegenoverlig-
gende kant van de dekzeilbehuizing in het bevestigings-
punt aan de tegenoverliggende kant van de auto.
Pak de hendel en trek deze naar u toe. Als het dekzeil
bij de achterklepopening in de buurt komt, leidt u de
bevestigingsstangen achter (aan weerszijden van het
dekzeil) in de inkepingen op de sierpanelen. Daarna laat
u het dekzeil zakken, plaatst de stangen onder in de
inkepingen en laat de hendel los. (afb. 96)
(afb. 95)
Uitneembaar dekzeil van bagageruimte aanbrengen
125
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Een dekzeil dat niet is bevestigd aan de
aut
o kan bij een aanrijding letsel veroor-
zaken. Het kan losschieten als men plots moet
remmen en een inzittende treffen. Berg het dek-
zeil niet op in de bagageruimte of in het interieur.
Verwijder het afdekpaneel uit de auto als dit
wordt losgemaakt van de bevestiging. Berg het
afdekpaneel niet weg in de auto. OPENEN EN SLUITEN VAN DE
MOTORKAP
Voor het openen van de motorkap moeten twee ver-
grendelingen worden vrijgezet.
1. Trek aan de motorkaphendel links onder het instru-
mentenpaneel. (afb. 97)
2. Aan de buitenkant van het voertuig bevindt zich de veiligheidspal bij het midden van het rooster tussen
rooster en motorkapopening. Duw de veiligheidspal
naar rechts en til de motorkap op. (afb. 98)
Houd de motorkap omhoog met de steunstang. Steek
de bovenzijde van de steun in de opening links aan de
onderzijde van de motorkap. (afb. 99)
(afb. 96) Uitneembaar dekzeil van bagageruimte aanbrengen
(afb. 97) Motorkapontgrendeling
126
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD