De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-display
een knipperende boog laat zien en een ononderbroken
toon laat horen. De volgende tabel illustreert de wer-king van het waarschuwingssysteem wanneer een ob-
stakel wordt gedetecteerd:
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Groter dan
200 cm 200-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan
30 cm
Geluidssignaal Geen Eerste 1/2
tweede toon Langzaam
SnelContinu
Boogjes Geen 3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam
knipperend
151
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
PARKSENSE
®IN- EN UITSCHAKELEN
ParkSense
®kan met het Uconnect Touch™ systeem
worden in- en uitgeschakeld. De beschikbare keuzemo-
gelijkheden zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (beeld en geluid). Raadpleeg
“Uconnect Touch™ instellingen” voor meer informa-
tie.
Wanneer de schermtoets ParkSense
®wordt gekozen
om het systeem uit te schakelen, verschijnt op het
EVIC gedurende vijf seconden het bericht "PARK AS-
SIST SYSTEM OFF" (parkeerhulpsysteem uit).. Raad-
pleeg het hoofdstuk "Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)" voor meer informatie hierover. Als de
schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) wordt
gezet en het systeem is uitgeschakeld, verschijnt op het
EVIC het bericht "PARK ASSIST OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) zolang de schakelhendel in REVERSE
(achteruit) staat bij een rijsnelheid van 11 km/u of lager.
ONDERHOUD VAN PARKSENSE®
PARKEERHULPSYSTEEM
Wanneer de ParkSense
®parkeersensoren achter niet
correct werken, geeft het elektronische voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) eenmaal per contactcyclus een
geluidssignaal weer en verschijnt op de display het
bericht "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersensoren rei-
nigen), "SERVICE PARK ASSIST" (parkeersensoren re-
pareren) of "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM" (onder- houd parkeerhulp noodzakelijk). Raadpleeg het
hoofdstuk "Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)" voor meer informatie hierover. Wanneer de
schakelhendel in de stand REVERSE wordt gezet en het
systeem een storing heeft gedetecteerd, geeft het
EVIC het bericht "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersen-
soren reinigen) of "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM"
(onderhoud parkeerhulp noodzakelijk) weer zolang de
schakelhendel in de stand REVERSE staat. In een der-
gelijk geval werkt ParkSense
®niet.
Als de melding "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersenso-
ren reinigen) wordt weergegeven in het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC), moet u ervoor zor-
gen dat het buitenoppervlak en de onderkant van het
achterpaneel/de achterbumper vrij is van sneeuw, ijs,
modder, vuil of andere obstakels en vervolgens het
contact uit- en weer inschakelen. Als het bericht nog
steeds wordt weergegeven, breng dan een bezoek aan
uw erkende dealer.
Als het bericht "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM" (on-
derhoud parkeerhulp noodzakelijk) in het EVIC wordt
weergegeven, breng dan een bezoek aan uw erkende
dealer.
PARKSENSE
®SYSTEEM REINIGEN
Reinig de ParkSense
®
sensoren met water, een
schoonmaakmiddel voor auto's en een zachte doek.
Gebruik geen ruwe of harde doeken. Maak de sensoren
152
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
voorzichtig schoon (niet hard drukken of borstelen).
Anders kunnen de sensoren beschadigd raken.
VOORZORGSMAATREGELEN VOOR
GEBRUIK VAN HET PARKSENSE
®SYSTEEM
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de achterbumper vrij is van sneeuw, ijs, modder en vuil om te zorgen dat het ParkSense
®
systeem correct werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en andere bronnen van trillingen kunnen de werking van ParkSense
®
nadelig beïnvloeden.
Wanneer u ParkSense
®
uitschakelt, wordt op het
EVIC het bericht "PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulpsysteem uitgeschakeld) weergegeven. Het
systeem blijft dan uitgeschakeld, totdat u het sys-
teem opnieuw inschakelt, ook als u het contact
opnieuw inschakelt.
Als u de schakelhendel in de stand REVERSE (achter- uit) zet en ParkSense
®is uitgeschakeld, zal het EVIC
het bericht "PARK ASSIST DISABLED" (parkeerhulp
uitgeschakeld) weergeven zolang de schakelhendel in
de stand REVERSE staat.
Reinig de ParkSense
®sensoren regelmatig, maar let
daarbij op dat u geen krassen of andere schade
toebrengt. De sensors mogen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw, modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensoren kan ertoe leiden dat het systeem niet
goed werkt. Het ParkSense
®systeem kan obstakels
achter de auto/bumper over het hoofd zien of abu-
sievelijk aangeven dat er een obstakel achter de
auto/bumper aanwezig is.
Objecten zoals fietsendragers, trekhaken, etc. mo- gen niet binnen een afstand van 30 cm van de
achterkant/achterbumper worden geplaatst. Als dit
wel het geval is, zal het systeem een nabijgelegen
object mogelijk interpreteren als een sensorpro-
bleem en de melding "SERVICE PARK ASSIST" (on-
derhoud parkeerhulp noodzakelijk) tonen op het
EVIC.
ParkSense
®is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is niet
in staat ieder voorwerp, inclusief kleine
obstakels, waar te nemen. Stoepranden worden
mogelijk tijdelijk of helemaal niet gedetecteerd.
Op kleine afstanden worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
Bij gebruik van ParkSense
®moet u langzaam
rijden, zodat u tijdig kunt stoppen wanneer een
obstakel wordt gedetecteerd. Het is raadzaam om
over uw schouder te kijken, ook wanneer u ge-
bruik maakt van ParkSense
®.
153
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
De
bestuurder moet altijd voorzichtig
blijven bij het achteruitrijden, zelfs bij
het gebruik van de parkeersensoren achter. Con-
troleer het gebied achter de auto altijd zorgvul-
dig, kijk naar achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertuigen, obstakels en
dode hoeken, voordat u achteruitrijdt . U bent
verantwoordelijk voor de veiligheid en dient uw
aandacht voortdurend op de omgeving te rich-
ten. Anders bestaat er een risico op ernstig of
zelfs dodelijk letsel.
Het wordt sterk aanbevolen de afneembare
trekhaak te verwijderen voordat u de parkeer-
sensoren achter gaat gebruiken, wanneer u de
trekhaak niet nodig heeft .Als u dit niet doet , kan
persoonlijk letsel of schade aan voertuigen ont-
staan doordat de trekhaakkogel zich veel dichter
bij het obstakel bevindt dan de achterkant van de
auto, wanneer via de luidspreker een continue
toon klinkt . Afhankelijk van de afmetingen en
vorm van de trekhaak is het ook mogelijk dat de
sensors de trekhaak detecteren en abusievelijk
aangeven dat er een obstakel achter de auto
aanwezig is. PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Uw auto is mogelijk voorzien van een ParkView
®
achteruitrijcamera. Hiermee kunt u het gebied achter
de auto op het scherm zien wanneer de schakelhendel
in de stand REVERSE is gezet. Het beeld wordt op het
aanraakscherm van de radio weergegeven, samen met
een waarschuwing dat u op de hele omgeving moet
blijven letten. Na vijf seconden verdwijnt deze waar-
schuwing. De ParkView
®camera bevindt zich aan de
achterzijde van de auto, boven de kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling schakelt, wordt de
achteruitrijcamera uitgeschakeld en wordt opnieuw
het navigatie- of audioscherm weergegeven.
154
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Als het camerabeeld wordt weergegeven, geven stati-
sche rasterlijnen de breedte van de auto aan, terwijl het
midden van de auto wordt aangegeven door een stip-
pellijn in het midden. Deze lijnen dienen als hulpmiddel
bij het parkeren of om de auto recht voor een aanhan-
gerkoppeling te zetten. De statische rasterlijnen gevenverschillende zones aan waarmee u de afstand tot de
achterzijde van het voertuig kunt inschatten. De onder-
staande tabel geeft bij benadering de afstanden weer
voor elk van deze zones:
Zone
Afstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm
Geel 30 cm - 1 m
Groen 1 m of meerWAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voorzichtig
ach
teruit rijden, ook wanneer gebruik
wordt gemaakt van de ParkView
®achteruitrijca-
mera. Controleer het gebied achter de auto altijd
zorgvuldig, kijk naar achteren en wees bedacht
op voetgangers, dieren, andere voertuigen, obsta-
kels en dode hoeken, voordat u achteruitrijdt . U
bent verantwoordelijk voor de veiligheid van uw
omgeving en moet blijven opletten als u achter-
uitrijdt . Anders bestaat er een risico op ernstig of
zelfs dodelijk letsel.
Om voertuigschade te voorkomen mag
ParkView
®
alleen worden gebruikt als
parkeerhulp. De ParkView
®camera kan
niet elk obstakel of voorwerp zien.
Om voertuigschade te voorkomen moet u lang-
zaam rijden bij gebruik van ParkView®, zodat u
tijdig kunt stoppen als wanneer een obstakel
wordt waargenomen. Het is raadzaam om tijdens
het achteruitrijden over uw schouder te kijken,
ook wanneer u gebruik maakt van ParkView
®.
OPMERKING: Wanneer de cameralens bedekt is
met sneeuw, ijs, modder of ander vuil, moet de lens
worden gereinigd, met water worden gespoeld en met
een zachte doek worden gedroogd. U mag de lens niet
afdekken.
155
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
PARKVIEW
®IN- OF UITSCHAKELEN —
MET HET AANRAAKSCHERM VAN DE
RADIO
1. Zet de radio aan.
2. Kies de schermtoets "More" (meer).
3. Kies de schermtoets "Settings" (instellingen).
4. Kies de schermtoets "Safety & Driving Assistance" (hulpsystemen).
5. Kies het selectievakje "ParkView
®Backup Camera"
(ParkView
®achteruitrijcamera) om het systeem in
of uit te schakelen. AUDIOSYSTEMEN
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Uconnect
Touch™.
156
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
NAVIGATIESYSTEEM (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Uconnect
Touch™.STUURBEDIENING VOOR AUDIO
De knoppen van de afstandsbediening van het audio-
systeem bevinden zich achter op het stuur. De regel-
knoppen rechts en links zijn tuimelschakelaars met een
druktoets in het midden van elke schakelaar. Reik met
uw vingers achter het stuur om de knoppen te bedie-
nen. (afb. 106)
FUNCTIES RECHTERSCHAKELAAR
Druk de bovenkant van de schakelaar in om de
geluidssterkte hoger te zetten.
Druk de onderkant van de schakelaar in om de geluidssterkte lager te zetten.
(afb. 106) Afstandsbediening geluidssysteem(achteraanzicht stuurwiel)
157
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Druk op de toets midden op de schakelaar om vanmodus te veranderen (d.w.z. AM, FM, enz).
FUNCTIES LINKERSCHAKELAAR VOOR
RADIOBEDIENING
Druk de bovenkant van de schakelaar in om de volgende radiozender in opgaande richting te ZOE-
KEN vanaf de huidige instelling.
Druk de onderkant van de schakelaar in om de volgende radiozender in neergaande richting te
ZOEKEN vanaf de huidige instelling.
Druk op de toets midden op de schakelaar om op de volgende vooringestelde zender die u heeft gepro-
grammeerd af te stemmen. FUNCTIES LINKERSCHAKELAAR VOOR
BEDIENING VAN DE MEDIA (BIJV. CD)
Druk eenmaal op de bovenkant van de schakelaar om
het volgende nummer te beluisteren.
Druk eenmaal op de onderkant van de schakelaar om het begin van het huidige nummer of het begin van
het vorige nummer te beluisteren. Doe dit binnen
één seconde nadat het huidige nummer is begonnen.
Druk de schakelaar tweemaal naar boven of naar beneden om het tweede nummer te horen, drie keer
om het derde nummer te horen, enzovoort.
Druk op de toets midden op de schakelaar om over te gaan naar de volgende voorinstelling die u heeft
geprogrammeerd.
158
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD