Om mogelijke schade te voorkomen:
U moet zorgen dat de steunstang van
de motorkap goed is bevestigd in de hou-
derklemmen voordat u de motorkap sluit .
De motorkap niet met kracht sluiten. Sluit de
motorkap met een ferme neerwaartse beweging
zodat beide vergrendelingen stevig vastklikken.
Rijd nooit met uw auto als de motorkap niet
volledig met beide vergrendelingen is gesloten.
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u gaat rijden of de
m
otorkap goed vergrendeld is. Als de
motorkap niet volledig vergrendeld is, kan hij
opklappen tijdens rijden, waardoor uw zicht
wordt belemmerd. Als u deze waarschuwing niet
opvolgt , kan dit ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
(afb. 98) Veiligheidspal motorkap(afb. 99)
Steunstang motorkap
127
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
IMPERIAAL (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De zijrails op het dak van uw auto zijn NIET bestemd
om lading te dragen zonder de montage van dwarsdra-
gers. Bij uw FIAT-dealer kunt u metalen dwarsdragers
kopen waarmee u een functioneel dakdragersysteem
kunt creëren.
Bij gebruik van een daktransportsysteem blijft het
maximaal toelaatbaar laadgewicht van de auto ongewij-
zigd. Zorg dat het totale gewicht van bagage en inzit-
tenden in de auto zelf, plus het gewicht op de dakdra-
ger, de laadcapaciteit van de auto niet overschrijdt.
De dwarsdragers en zijrails zijn erop gebouwd om
ladingen te dragen. De lading mag niet meer dan 68 kg
wegen en moet gelijkmatig over de dwarsdragers wor-
den verdeeld.
Overschrijd nooit de maximale dak-
dragerbelasting van 68 kg om schade aan
de dakdrager en het voertuig te voorko-
men.Verdeel de lading altijd zo gelijkmatig moge-
lijk en bind alles stevig vast .
(Vervolgd)(Vervolgd)
Langwerpige objecten die voorbij de voorruit
steken, zoals houten panelen of surfplanken, moet
u zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde
van de auto vastmaken.
Leg een deken of ander beschermingsmateriaal
tussen het dakoppervlak en de lading.
Rijd met gereduceerde snelheid en neem boch-
ten voorzichtig als u een grote of zware lading op
het dak hebt bevestigd.Windstoten, die door pas-
serend vrachtverkeer of op natuurlijke wijze wor-
den veroorzaakt , kunnen plotselinge opwaartse
krachten uitoefenen op de lading. Dit geldt vooral
bij grote en platte objecten. Hierdoor kan schade
aan de lading of aan de auto worden toegebracht .
WAARSCHUWING!
Bind de lading stevig vast voordat u met
uw
auto gaat rijden. Onzorgvuldig vast-
gebonden lading kan van de auto afvliegen,
vooral bij hoge snelheden, waardoor letsel en
materiële schade kan ontstaan. Volg de waar-
schuwingen betreffende de dakdrager op wan-
neer u lading op uw dakdrager vervoert .
128
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
REMSYSTEEMUw auto is uitgerust met een remsysteem met
twee afzonderlijke hydraulische remcircuits. Als
een van deze twee hydraulische remcircuits uitvalt,
blijft het andere systeem functioneren. Wel is de effec-
tieve remwerking dan wat minder. De slag van het
rempedaal wordt langer en er is meer pedaalkracht
nodig om de auto af te remmen of te doen stoppen. Als
het defect wordt veroorzaakt door een lek in het
hydraulische systeem, gaat het waarschuwingslampje
van het remsysteem aan wanneer het remvloeistofpeil
in de hoofdcilinder zakt.
Als de rembekrachtiging wegvalt (bijvoorbeeld als u
herhaaldelijk remt terwijl de motor niet draait), blijven
de remmen functioneren. Er is dan echter wel veel
meer pedaalkracht nodig om de auto af te remmen dan
wanneer de rembekrachtiging wel werkt.
WAARSCHUWING!
Rij
den met uw voet op het rempedaal
is gevaarlijk en kan leiden tot een aan-
rijding. Rijden met uw voet op het rempedaal
veroorzaakt abnormaal hoge remtemperaturen,
verhoogt de slijtage van de remvoering en kan
leiden tot schade aan het remsysteem. U beschikt
dan in noodgevallen niet over het volledige rem-
vermogen.
Het is gevaarlijk om te blijven rijden wanneer
het waarschuwingslampje van het remsysteem
brandt . De remwerking kan aanzienlijk achter-
uitgaan of de auto wordt tijdens remmen minder
stabiel. Het duurt dan langer om de auto tot
stilstand te brengen en u houdt de auto moeilij-
ker onder controle. U kunt een aanrijding veroor-
zaken. Laat de auto onmiddellijk controleren.
ABS-SYSTEEM
Dit systeem helpt de bestuurder het voertuig onder
controle te houden in ongunstige remomstandigheden.
Het systeem regelt de hydraulische remdruk om het
blokkeren van de wielen te voorkomen. Bovendien
helpt het bij het voorkomen van slippen tijdens het
remmen op een glad wegoppervlak. Raadpleeg "Anti-
blokkeerremsysteem (ABS)" in "Uw auto/Elektronisch
remsysteem" voor meer informatie.
129UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Met het ABS-systeem wordt niet voorko-
m
en dat de auto onderworpen blijft aan
de wetten van de natuur en het systeem zorgt
evenmin voor meer grip op het wegdek. ABS kan
geen ongevallen voorkomen, zeker geen ongeval-
len die worden veroorzaakt door te hoge snelhe-
den in bochten, het rijden op zeer glad wegdek, of
aquaplaning. Gebruik de mogelijkheden van een
auto met ABS nooit op een roekeloze of gevaar-
lijke wijze waardoor de veiligheid van de bestuur-
der of anderen in gevaar wordt gebracht . ELEKTRONISCHE REMREGELING
Uw auto is uitgerust met een geavanceerde elektroni-
sche remkrachtregeling die gewoonlijk ESP wordt ge-
noemd. Dit systeem bestaat uit een antiblokkeersys-
teem (ABS), een remassistent (Brake Assist System
(BAS)), een tranctieregelsysteem (Traction Control
System (TCS)), elektronische kantelbeveiliging (Elec-
tronic Roll Mitigation (ERM)), elektronische stabili-
teitsregeling (ESP), en stabilsatieregeling voor aanhan-
gers (Trailer Sway Control (TSC)). Deze systemen
werken samen zodat de auto stabiel en bestuurbaar is
bij verschillende rijomstandigheden.
ABS-SYSTEEM
Het ABS-systeem zorgt voor extra voertuigstabiliteit
en meer remwerking onder de meeste remomstandig-
heden. Het systeem gaat automatisch "pompend rem-
men" in moeilijke remsituaties, om zo het blokkeren
van de wielen te voorkomen.
Wanneer u sneller rijdt dan 11 km/u hoort u mogelijk
ook een zacht klikkend geluid, samen met enkele mo-
torgeluiden. Deze geluiden horen bij een zelftest die
het systeem uitvoert om te controleren of het ABS
naar behoren functioneert. Deze zelftest wordt elke
keer uitgevoerd nadat u de motor hebt gestart, zodra u
de snelheid van 11 km/u overschrijdt.
ABS wordt geactiveerd onder bepaalde weg- en rem-
omstandigheden. ABS grijpt mogelijk in als de auto
130
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
over ijs, sneeuw, grint, kuilen, spoorrails of voorwer-
pen rijdt of wanneer u een noodstop maakt.
Wanneer het ABS-systeem actief is, kunt u dit als volgt
merken:
de ABS-pompmotor draait (deze kan nog korte tijdblijven draaien nadat de auto al tot stilstand is geko-
men),
de magneetkleppen maken klikgeluiden,
u voelt pulsaties in het rempedaal,
het rempedaal daalt iets of kan iets verder ingetrapt worden bij de eindaanslag.
Dit zijn normale kenmerken van het ABS-systeem.
WAARSCHUWING!
H
et ABS-systeem bevat geavanceerde
elektronica die mogelijk gevoelig is voor
storingen van onjuist geïnstalleerde of krachtige
zendapparatuur. Dergelijke storingen kunnen er-
toe leiden dat de werking van het ABS-systeem
volledig uitvalt . Dergelijke apparatuur mag uit-
sluitend door bevoegde vakmensen worden geïn
stalleerd.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Pompend remmen heeft op het ABS-systeem
een averechtse uitwerking. De effectieve rem-
kracht wordt hierdoor verminderd en het risico
van een ongeval neemt toe. Pompend remmen
verlengt de remweg. Wanneer u moet afremmen
of stoppen, trap dan alleen stevig het rempedaal
in.
Met het ABS-systeem wordt niet voorkomen
dat de auto onderworpen blijft aan de wetten
van de natuur. De effectiviteit van de remmen
wordt door ABS niet verder verhoogd dan de
remmen, banden en grip van de auto toelaten.
Het ABS-systeem voorkomt geen ongevallen
ten gevolge van bijvoorbeeld te hoge snelheden in
bochten, te weinig afstand houden of aquapla-
ning.
Gebruik de mogelijkheden van een auto met
ABS nooit op een roekeloze of risicovolle wijze
die de veiligheid van uzelf of anderen in gevaar
brengt .
Alle wielen en banden van de auto moeten van dezelfde
maat en hetzelfde type zijn en de bandenspanning moet
correct zijn, zodat de regeleenheid correcte signalen
ontvangt.
131
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
ABS-lampjeHet ABS-lampje dient ter controle van het
ABS-systeem. Dit lampje gaat branden wan-
neer u de contactschakelaar in de stand ON
zet en kan daarna nog vier seconden blijven
branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden aan blijft of gaat
branden, wijst dit erop dat het ABS-gedeelte van het
remsysteem niet functioneert en dat onderhoud nodig
is. Het gewone remsysteem zal echter normaal functi-
oneren, zolang het remwaarschuwingslampje niet
brandt.
Wanneer het ABS-lampje brandt, moet u het remsys-
teem zo spoedig mogelijk laten controleren om weer
voordeel te hebben van de antiblokkeerremmen. Als
het ABS-lampje niet gaat branden wanneer u de con-
tactschakelaar in de stand ON zet, moet dit lampje zo
snel mogelijk worden gerepareerd.
Als zowel het remwaarschuwingslampje als het ABS-
lampje aan blijven, zijn de systemen voor antiblokkering
van de remmen (ABS) en elektronische remkrachtver-
deling (EBD) uitgevallen. Het ABS-systeem moet dan
onmiddellijk worden gerepareerd. REMASSISTENT (BAS)
De remassistent (BAS) is ontworpen om de remwer-
king van de auto te optimaliseren tijdens noodremsitu-
aties. Het systeem herkent een noodremsituatie aan de
hand van de snelheid en kracht waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt en optimaliseert de remdruk dienover-
eenkomstig. Dit draagt bij aan een verkorting van de
remweg. Het BAS vult het ABS aan. Wanneer u het
rempedaal zeer snel intrapt, is de assistentie van het
BAS-systeem optimaal. Om van het systeem te profi-
teren moet u aanhoudend remdruk uitoefenen tijdens
het stoppen (niet "pompend" remmen). Verminder de
druk op het rempedaal niet, tenzij u niet langer hoeft te
remmen. Zodra u het rempedaal loslaat, wordt het
BAS-systeem uitgeschakeld.
132UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Het BAS-systeem kan de werking van
n
atuurwetten op het voertuig niet voor-
komen of de tractie van de ondergrond waarop
gereden wordt verbeteren. BAS kan geen onge-
vallen voorkomen, zeker geen ongevallen die
worden veroorzaakt door te hoge snelheden in
bochten, het rijden op zeer glad wegdek, of aqua-
planing. Gebruik de mogelijkheden van een auto
met BAS nooit op een roekeloze of risicovolle
wijze die de veiligheid van uzelf of anderen in
gevaar brengt .
TRACTIEREGELSYSTEEM (ASR)
Dit systeem bewaakt de mate van het doorslippen van
elk van de aangedreven wielen. Als het doorslippen van
een of meer wielen wordt gedetecteerd, worden de
doorslippende wielen afgeremd en wordt het motor-
vermogen verminderd voor een betere acceleratie en
stabiliteit. Een voorziening van het ASR-systeem func-
tioneert op dezelfde manier als een beperkt slipdiffe-
rentieel en verdeelt de wielspin over een aangedreven
as. Als één wiel van een aangedreven as sneller draait
dan het andere, wordt het doorslippende wiel afge-
remd. Hierdoor kan er meer motorkoppel naar het
niet-doorslippende wiel gaan. Deze functie blijft ook
actief als ASR en ESP in de modus "Gedeeltelijk uit" staan. Raadpleeg "Elektronische stabiliteitsregeling
(ESP)" voor meer informatie.
ELECTRONIC ROLL MITIGATION (ERM)
Door bewaking van de stuurbewegingen en de snelheid
van de auto anticipeert dit systeem op de mogelijkheid
dat een wiel loskomt van het wegdek. Wanneer het
ERM-systeem vaststelt dat de mate waarin de hoek van
het stuur verandert, en de snelheid van het voertuig
voldoende zijn om het wiel op te tillen, wordt er
bijgeremd en kan het motorvermogen worden vermin-
derd. Zo wordt de kans kleiner dat het wiel wordt
opgetild. Het ERM-systeem grijpt alleen in bij zeer
ernstige of ontwijkende rijmanoeuvres. Het systeem
kan de kans op het optillen van een wiel alleen vermin-
deren tijdens zeer ernstige of ontwijkende rijmanoeu-
vres. Het systeem kan niet voorkomen dat het wiel
wordt opgetild als gevolg van andere factoren, zoals de
staat van de weg, het verlaten van de rijbaan of het
raken van objecten of andere voertuigen.
133
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
WAARSCHUWING!
Er zijn veel factoren, zoals de belading
v
an het voertuig en de weg- en rijom-
standigheden, die ervoor kunnen zorgen dat een
wiel wordt opgetild of het voertuig kantelt . Het
ERM-systeem kan niet in alle gevallen voorko-
men dat een wiel wordt opgetild of de auto
kantelt , met name niet wanneer de rijbaan wordt
verlaten of wanneer er objecten of andere voer-
tuigen worden geraakt . Gebruik de mogelijkhe-
den van een auto met ERM nooit op een roeke-
loze of gevaarlijke wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar brengt .
ELEKTRONISCH
STABILITEITSREGELSYSTEEM (ESP)
Dit systeem verbetert de bestuurbaarheid en stabiliteit
van de auto onder diverse rijomstandigheden. ESP
corrigeert overstuur en onderstuur door het juiste
wiel of de juiste wielen af te remmen. Ook kan het
motorvermogen worden verminderd om het voertuig
te helpen bij het handhaven van de juiste rijrichting.
ESP maakt gebruik van sensoren om de richting te
bepalen waarin de bestuurder de auto stuurt en verge-
lijkt deze met de werkelijke koers van de auto. Als het
werkelijke traject niet overeenkomt met het gewenste
traject, remt ESP het juiste wiel af om onder- of
overstuur tegen te gaan. Overstuur: de auto reageert in bochten te sterk op
de stand van het stuurwiel.
Onderstuur: de auto reageert in bochten onvol- doende op de stand van het stuurwiel.
WAARSCHUWING!
De
elektronische stabiliteitsregeling
(ESP) kan niet voorkomen dat de auto
onderhevig is aan de natuurkundige wetten en
kan evenmin zorgen voor meer grip op het weg-
dek.
ESP kan geen ongevallen voorkomen, zeker
geen ongevallen die worden veroorzaakt door te
hoge snelheden in bochten, het rijden op zeer
glad wegdek, of aquaplaning. ESP kan evenmin
ongelukken voorkomen die het gevolg zijn van
het verlies van de controle over het voertuig
doordat het rijgedrag niet is aangepast aan de
omstandigheden. Alleen een oplettende en be-
kwame bestuurder met een veilige rijstijl kan
aanrijdingen voorkomen.
Gebruik de mogelijkheden van een auto met
ESP nooit op een roekeloze of risicovolle wijze
die de veiligheid van de uzelf of anderen in gevaar
brengt .
134
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD