Page 57 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de speci-
ficatie af door de stationair stelschroef
te verdraaien. Draai de schroef in de
richting (a) om het stationair toerental
te verhogen. Draai de schroef in de
richting (b) om het stationair toerental
te verlagen.
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toe-
rental niet haalbaar is volgens de hier-
boven beschreven werkwijze, vraag
dan een Yamaha dealer de afstelling
uit te voeren.
DAU21381
Controleren van de vrije
slag gaskabel
1. Vrije slag gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient
3,0-5,0 mm (0,12-0,20 in) te bedragen
bij de gasgreep. Controleer de vrije
slag van de gaskabel regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen
door een Yamaha dealer.
6-15
Stationair toerental:
1300-1500 tpm
1400-1600 tpm (versie EU3)
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik
gaan afwijken, waardoor de
lucht/brandstof-verhouding kan veran-
deren en/of het motorgeluid toeneemt.
Om dit te voorkomen moet de klepspe-
ling door een Yamaha dealer worden
afgesteld volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Page 58 of 97

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU21660
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschre-
ven banden op het volgende voor een
optimale prestatie, levensduur en vei-
lige werking van uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
DWA10500
WAARSCHUWING0
●De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld ter-
wijl de banden koud zijn (wan-
neer de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omge-
vingstemperatuur).
●De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid
en het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en acces-
soires dat voor dit model is
vastgesteld.
DWA11020
WAARSCHUWING0
De aanwezigheid van bagage heeft
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de
veiligheid van uw motor. Neem
daarom de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht.
●DE MOTORFIETS NOOIT
OVERBELADEN! Rijden met
een overbeladen motorfiets
kan leiden tot beschadiging
van de banden, controleverlies
of ernstig letsel. Zorg dat het
totale gewicht van de motorrij-
der, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires
nooit het voorgeschreven
maximumlaadgewicht voor de
machine overschrijdt.
●Vervoer geen los verpakte
spullen die tijdens de rit kun-
nen gaan schuiven.
●Bevestig de zwaarste spullen
op veilige wijze dicht bij het
midden van de motorfiets en
verdeel het gewicht over beide
zijden.
6-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Bandspanning
(gemeten op koude banden):
Tot 90 kg (198 lb):
Voor:
210 kPa (30 psi) (2,1 kgf/cm
2)
Achter:
230 kPa (33 psi) (2,3 kgf/cm
2)
90 kg (198 lb)-maximale:
Voor:
230 kPa (33 psi) (2,3 kgf/cm
2)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2,5 kgf/cm
2)
Rijden aan hoge snelheid:
Voor:
210 kPa (30 psi) (2,1 kgf/cm
2)
Achter:
230 kPa (33 psi) (2,3 kgf/cm
2)
Maximale belasting*:
186 kg (410 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder,
passagier, bagage en accessoires
Page 59 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
●Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren ge-
wicht.
●Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.Inspectie van banden
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Voor elke rit moeten de banden wor-
den gecontroleerd. Als de bandprofiel-
diepte op het midden van de band de
vermelde limiet heeft bereikt, de band
spijkers of stukjes glas bevat of wan-
neer de wang van de band scheurtjes
vertoont, moet de band onmiddellijk
door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiep-
te is voor diverse landen verschillend.
Neem altijd de lokale voorschriften in
acht.
DWA10470
WAARSCHUWING0
●Laat sterk versleten banden
door een Yamaha dealer ver-
vangen. Rijden op een machine
met versleten banden is niet al-
leen verboden, maar dit heeft
ook een averechts effect op de
rijstabiliteit, waardoor u de
macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
●De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclu-
sief banden, dient te worden
overgelaten aan een Yamaha
dealer, die over de nodige vak-
kundige kennis en ervaring be-
schikt.
6-17
Minimale bandprofieldiepte
(voor en achter):
1,6 mm (0,06 in)
Page 60 of 97

Voorband:
Maat:
120/70-ZR17 M/C (58W)
120/70-R17 M/C (58H)
Fabrikant/model:
DUNLOP D270F
PIRELLI SCORPION SYNC
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9000A (standard)
Achterband:
Maat:
160/60-ZR17 M/C (69W)
160/60-R17 M/C (69H)
Fabrikant/model:
DUNLOP D270
PIRELLI SCORPION SYNC
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9000A (standard)Bandeninformatie
1. Bandventiel
2. Luchtventielbuis
3. Ventieldopje
Deze motorfiets is uitgerust met giet-
wielen en tubeless banden met band-
ventielen.
DWA10900
WAARSCHUWING0
De banden op de voor- en ach-
terwielen dienen van hetzelfde
merk en dezelfde constructie
te zijn, anders is het wegge-
drag van de motor mogelijk
niet normaal.
Na uitgebreide tests zijn alleen
de hieronder vermelde banden
voor dit model goedgekeurd
door Yamaha Motor Co., Ltd.
Controleer altijd of de ventiel-
dopjes stevig zijn bevestigd om
zo luchtlekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna
vermelde bandventielen en
luchtventielbuisjes om te voor-
komen dat de bandspanning
tijdens het rijden wegvalt.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
Page 61 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DWA10600
WAARSCHUWING0
Deze motorfiets is uitgerust met
speciale banden die geschikt voor
zeer hoge rijsnelheden. Let op het
volgende om deze banden zo effec-
tief mogelijk te kunnen gebruiken.
●Gebruik bij vervanging uitslui-
tend het voorgeschreven type
banden. Bij andere banden is
het risico op een klapband bij
zeer hoge rijsnelheden niet
denkbeeldig.
●Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief
weinig grip totdat ze zijn "ingere-
den". Het is dan ook verstandig
de eerste 100 km (60 mi) nadat
een nieuwe band is aangebracht
rustig te blijven rijden en pas
daarna de rijsnelheid te verho-
gen.
●Voordat met hoge snelheid
wordt gereden moeten de ban-
den zijn opgewarmd.
●Pas de bandspanning steeds
aan volgens de rijomstandighe-
den.
DAU21960Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschre-
ven wielen op het volgende voor een
optimale prestatie, levensduur en vei-
lige werking van uw motorfiets.
●Controleer de velgen voor iedere
rit op scheurtjes, verbuiging of
kromtrekken. Laat ingeval van
schade het wiel door een Yamaha
dealer vervangen. Probeer het
wiel nooit zelf te repareren, hoe
klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
●Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitge-
balanceerd. Een niet uitgebalan-
ceerd wiel zal mogelijk slecht
functioneren, of kan een slechte
wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot ge-
volg hebben.
●Rijd niet te snel direct na het ver-
wisselen van een band. Het
bandoppervlak dient eerst te zijn
ingereden voordat het zijn opti-
male eigenschappen verkrijgt.
DAU22041
Vrije slag van
koppelingshendel afstellen
1. Borgmoer
2. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
3. Vrije slag van koppelingshendel
De vrije slag van de koppelingshendel
dient 10,0-15,0 mm (0,39-0,59 in) te be-
dragen, zoals weergegeven. Controleer
de vrije slag van de koppelingshendel re-
gelmatig en stel indien nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de koppe-
lingshendel los.
6-19
Page 62 of 97

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
2. Draai de stelbout richting (a) voor
meer vrije slag van de koppe-
lingshendel. Draai de stelbout
richting (b) voor minder vrije slag
van de koppelingshendel.
OPMERKING:
Als de voorgeschreven vrije slag van
de koppelingshendel werd gehaald
zoals hierboven beschreven, zet dan
de borgmoer vast en sla de rest van
de afstelprocedure over; zo niet, ga
dan als volgt verder.
3. Draai de stelbout bij de koppe-
lingshendel richting (a) om de
koppelingskabel losser te stellen.
4. Draai de borgmoer bij het carter
los.
1. Borgmoer
2. Stelmoer voor vrije slag remhendel (carter)
5. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer gaskabelspeling. Draai de
stelmoer richting (b) voor minder
vrije slag van de koppelingshendel.
6. Draai de borgmoer bij de koppe-
lingshendel en op het carter vast.
DAU22390
Controleren van voor- en
achterremblokken
De remblokken in de voor- en achter-
rem moeten worden gecontroleerd op
slijtage volgens de intervalperioden
voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
6-20
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Page 63 of 97
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU22420
Remblokken voorrem
1. Slijtage- indicatorgroef remblok
Elk voorremblok heeft een eigen slijta-
ge-indicatorgroef, zodat het remblok
kan worden gecontroleerd zonder de
rem te demonteren. Let op de slijtage-
indicatorgroef om de remblokslijtage
te controleren. Wanneer een remblok
zover is afgesleten dat de slijtage-indi-
catorgroef vrijwel is verdwenen, vraag
dan een Yamaha-dealer de remblok-
ken als set te vervangen.
DAU22500
Remblokken achterrem
1. Remvoeringdikte
Controleer elk achterremblok op scha-
de en meet de remvoeringsdikte. Als
een remblok beschadigd is of als de
remvoeringsdikte minder is dan 1,0
mm (0,04 in), vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te ver-
vangen.
DAU22580
Controleren van
remvloeistofniveau
Voorrem
1. Merkstreep minimumniveau
Achterrem
1. Merkstreep minimumniveau
6-21
Page 64 of 97

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
●Vul bij met hetzelfde type rem-
vloeistof. Bij vermengen van ver-
schillende typen remvloeistof
kunnen schadelijke chemische
reacties optreden en kan de rem-
werking verslechteren.
●Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreser-
voir kan binnendringen. Water zal
het kookpunt van de remvloeistof
aanzienlijk verlagen zodat damp-
belvorming kan optreden.
●Remvloeistof kan gelakte of
kunststof onderdelen aantasten.
Veeg gemorste remvloeistof
steeds direct af.
●Naarmate de remblokken afslijten,
zal het remvloeistofniveau gelei-
delijk verder dalen. Vraag echter
wel een Yamaha dealer om een
inspectie als het remvloeistofni-
veau plotseling sterk is gedaald.
6-22
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
DAU22730
Verversen van remvloeistof
Vraag een Yamaha dealer de remvloei-
stof te verversen volgens de intervalpe-
rioden voorgeschreven onder OPMER-
KING in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Laat bovendien
de olie-keeringen van de hoofdremcilin-
ders en de remklauwen en de remslan-
gen vervangen volgens de intervalpe-
rioden of wanneer ze lekken of zijn
beschadigd.
●Oliekeerringen: Vervang elke
twee jaar.
●Remslangen: Vervang elke vier
jaar. Bij een tekort aan remvloeistof kan
lucht het remsysteem binnendringen,
waarna de remwerking mogelijk min-
der effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of
de remvloeistof boven de merkstreep
voor minimumniveau staat en vul in-
dien nodig bij. Een laag remvloeistof-
niveau wijst mogelijk op verregaande
remblokslijtage en/of lekkage in het
remsysteem. Als het remvloeistofni-
veau laag is, controleer dan de rem-
blokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht:
●Bij het controleren van het rem-
vloeistofniveau moet het boven-
vlak van het remvloeistofreservoir
horizontaal staan.
●Gebruik uitsluitend de voorge-
schreven kwaliteit remvloeistof,
anders kunnen de rubber afdich-
tingen verslechteren en zo lekka-
ge en slechte remwerking te-
weegbrengen.