Page 73 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
●HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S
BUITEN BEREIK VAN KINDE-
REN.
Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als het voertuig
langer dan een maand niet wordt
gebruikt, laad hem volledig bij en
zet dan weg op een koele en dro-
ge plek.
2. Als de accu langer dan twee
maanden wordt weggeborgen,
moet deze minstens eenmaal per
maand worden gecontroleerd;
laad de accu dan indien nodig
steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvorens
te installeren.
4. Controleer na installatie of de ac-
cukabels correct zijn aangesloten
op de accupolen.DCA10630LET OP:
●Zorg dat de accu altijd geladen
blijft. Door een accu in ontla-
den toestand weg te bergen
kan permanente accuschade
ontstaan.
●Om een permanent-dichte accu
(onderhoudsvrij type) te laden, is
een speciale acculader (met
constante laadspanning) ver-
eist. Bij gebruik van een conven-
tionele acculader raakt de accu
beschadigd. Wanneer u niet be-
schikt over een speciale accula-
der voor permanent-dichte ac-
cu's (onderhoudsvrij type),
vraag dan een Yamaha dealer
uw accu op te laden.
DAUB1260
Zekeringen vervangen
1. Hoofdzekering
2. Reservehoofdzekering
6-31
Page 74 of 97

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Zekering parkeerlichten
2. Zekering signaleringssysteem
3. Koplampzekering
4. Zekering ontstekingssysteem
5. Zekering elektronisch
brandstofinjectiesysteem
6. Zekering radiatorkoelvin
7. Backup-zekering
8. Reservehoofdzekeringen
De hoofdzekering bevindt zich onder
de brandstoftank. (Zie pagina 6-31.)
Het zekeringenkastje met de zekerin-
gen voor de afzonderlijke circuits be-
vindt zich onder het bestuurderszadel.
(Zie pagina 3-15.)
Vervang een zekering als volgt als de-
ze is doorgebrand.
DCA10640LET OP:
Gebruik geen zekering met een ho-
ger ampèrage dan is voorgeschre-
ven, om ernstige schade aan het
elektrisch systeem en mogelijk
brandgevaar te vermijden.
3. Draai de contactsleutel naar "ON"
en schakel het betreffende elektri-
sche circuit in om te zien of de ap-
paratuur werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw
doorbrandt, vraag dan een Yama-
ha dealer het elektrisch systeem
te controleren.
6-32
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:
30 A
Zekeringenkastje:
Zekering parkeerlichten:
10 A
Zekering signaleringssysteem:
10 A
Koplampzekering:
20 A
Zekering ontstekingssysteem:
10 A
Zekering elektronisch brandstofin-
jectiesysteem:
10 A
Zekering radiatorkoelvin:
7.5 A
Backup-zekering (voor kilometertel-
ler, klok en startblokkering):
10 A
1. Draai de contactsleutel naar "OFF"
en schakel het betreffende elektri-
sche circuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zeke-
ring en breng een nieuwe zeke-
ring met de voorgeschreven
ampèrewaarde aan.
Page 75 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAUB1360
Koplampgloeilamp
vervangen
1. Koplampstekker
2. Gloeilampkap
1. Gloeilamphouder
2. Gloeilamp
De koplamp op dit model heeft een
halogeen gloeilamp. Vervang de kop-
lampgloeilamp als volgt als deze is
doorgebrand.
1. Draai het stuur naar links om bij
de koplampstekker te kunnen.
2. Maak de koplampstekker los en
verwijder dan de gloeilampkap.
3. Haak de gloeilamphouder los en
verwijder dan de defecte gloei-
lamp.
DWA10790
WAARSCHUWING0
Koplampgloeilampen worden zeer
heet. Houd daarom brandbare pro-
ducten uit de buurt van een kop-
lampgloeilamp en raak het lamp-
glas niet aan zolang dit niet is
afgekoeld.
4. Breng een nieuwe koplampgloei-
lamp aan en zet deze dan vast
met de gloeilamphouder.
1. Raak het glas van de gloeilamp niet aan
DCA10650
LET OP:
Pas op en zorg dat de volgende on-
derdelen niet worden beschadigd:
●Koplampgloeilamp
•Raak het glas van de kop-
lampgloeilamp niet aan zodat
dit vetvrij blijft, anders kan de
doorzichtigheid van het glas,
de lichtintensiteit en de le-
vensduur nadelig worden
beïnvloed. Wrijf eventuele
verontreinigingen en vinger-
afdrukken op het gloeilamp-
glas weg met een doekje ge-
drenkt in alcohol of thinner.
6-33
Page 76 of 97

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
●Koplamplens
•Plak geen kleurfolie of sti-
ckers op de koplamplens.
•Gebruik geen koplampgloei-
lamp met een hoger wattage
dan is voorgeschreven.
5. Breng de gloeilampkap aan en
sluit dan de koplampstekker aan.
6. Vraag indien nodig een Yamaha
dealer de koplamplichtbundel af
te stellen.
DAUB1380
Vervangen van een
parkeerlichtgloeilamp
1. Parkeerlichtlampfitting
2. Parkeerlichtgloeilamp
Vervang een parkeerlichtgloeilamp als
volgt als deze is doorgebrand.
1. Draai het stuur naar rechts of
naar links om bij de parkeerlicht-
lampfitting te kunnen.
2. Verwijder de parkeerlichtlampfit-
ting (samen met de gloeilamp)
door deze uit te trekken.
3. Verwijder de defecte gloeilamp
door deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de
fitting.
5. Bevestig de parkeerlichtlampfitting
(samen met de gloeilamp) door deze
in te drukken.
DAUB1370
Gloeilamp in
remlicht/achterlicht
vervangen
1. Gloeilampkap in remlicht/achterlicht
2. Bouten
1. Lampfitting
2. Gloeilamp in remlicht/achterlicht
6-34
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Page 77 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
1. Verwijder de gloeilampkap van
het remlicht/achterlicht door de
bouten te verwijderen.
2. Verwijder de lampfitting (samen
met de gloeilamp) door deze links-
om te draaien.
3. Verwijder de defecte gloeilamp
door deze in te drukken en links-
om te draaien.
4. Breng een nieuwe gloeilamp aan
in de fitting, druk de lamp aan en
draai rechtsom tot hij stuit.
5. Breng de lampfitting aan (samen
met de gloeilamp) door deze
rechtsom te draaien.
6. Plaats de gloeilampkap van het
remlicht/achterlicht in de oor-
spronkelijke positie, plaats de
bouten en zet deze vervolgens
vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.DAU24202
Gloeilamp in
richtingaanwijzer vervangen
1. Schroef
2. Lamplens
3. Gloeilamp in richtingaanwijzer
1. Verwijder de lamplens van de
richtingaanwijzer door de schroe-
ven te verwijderen.
2. Verwijder de defecte gloeilamp
door deze in te drukken en links-
om te draaien.
3. Breng een nieuwe gloeilamp aan
in de fitting, druk de lamp aan en
draai rechtsom tot hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de
schroef aan te brengen.
DCA11190LET OP:
Zet de schroef niet overdreven
strak vast, anders kan de lamplens
breken.
6-35
Aanhaalmoment:
Bout van gloeilampkap
remlicht/achterlicht:
10 Nm (1,0 m·kgf, 7,2 ft·lbf)
Page 78 of 97

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAUB1410
Gloeilamp van de
kentekenverlichting
vervangen
1. verstevigingsplaat
2. Gloeilampfitting
3. Gloeilamp van de kentekenverlichting
1. Verwijder de verstevigingsplaat
door de bouten en moeren te ver-
wijderen.
2. Verwijder de fitting van de gloei-
lamp van de kentekenverlichting
door deze uit te trekken.
OPMERKING:
Wees voorzichtig bij het verwijderen.
Trek de fitting van de gloeilamp van de
kentekenverlichting er niet te hard uit.
DAU24350
Ondersteunen van de
motorfiets
Dit model is niet voorzien van een
middenbok, neem daarom de volgen-
de voorzorgsmaatregelen in acht bij
het verwijderen van het voor- en ach-
terwiel of bij het uitvoeren van ander
onderhoud waarbij de motorfiets
rechtop moet staan.
Controleer of de motorfiets stabiel en
horizontaal staat alvorens onderhoud
te verrichten. Onder het motorblok kan
een stevige houten kist gezet worden
voor extra stabiliteit.
Onderhoud aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de
motorfiets met een motorstan-
daard of, als geen andere stan-
daard voorhanden is, door een
krik te plaatsen onder het frame
aan de voorzijde van het achter-
wiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond
met gebruik van een motorfietsstan-
daard.
6-36
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
3. Verwijder de defecte gloeilamp
door deze uit de fitting te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de
fitting.
5. Breng de fitting weer aan door de-
ze in te drukken.
6. Breng de verstevigingsplaat weer
aan in de oorspronkelijke positie,
en zet de bouten en moeren daar-
na vast met het voorgeschreven
aanhaalmomenten.
Aanhaalmomenten:
Moer van verstevigingsplaat:
7 Nm (0,7 m·kgf, 5,1 ft·lbf)
Bout van verstevigingsplaat
(midden):
10 Nm (1,0 m·kgf, 7,2 ft·lbf)
Bout van verstevigingsplaat (boven):
10 Nm (1,0 m·kgf, 7,2 ft·lbf)
Page 79 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-37
Verwijderen van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond
met een motorfietsstandaard of, als
deze niet voorhanden is, door een krik
te plaatsen onder beide zijden van het
frame aan de voorzijde van het achter-
wiel, of onder beide uiteinden van de
achterbrug.DAU24360
VoorwielDAU34390
Verwijderen van het voorwiel
DWA10820
WAARSCHUWING0
●Het is aan te bevelen om on-
derhoud aan het wiel uit te la-
ten voeren door een Yamaha
dealer.
●Zorg dat de motorfiets veilig
wordt ondersteund, zodat hij
niet kan omvallen.
1. Klembout voorwielas
2. Wielasbout
3. Remklauwbouten
4. Remslanghouders
1. Licht het voorwiel van de grond
volgens de werkwijze op pagina
6-36.
2. Draai de klembout van de voor-
wielas los en draai dan de wielas
en de remklauwbouten los.
3. Verwijder aan beide zijden de
remslanghouders door de bouten
los te halen.
4. Verwijder aan beide zijden de
remklauwen door de bouten los te
halen.
DCA11050LET OP:
Bekrachtig de rem niet terwijl de
remklauwen zijn losgehaald, anders
komen de remblokken tegen elkaar.
5. Trek de wielas uit en verwijder
dan het wiel.
DAU24860
Aanbrengen van het voorwiel
1. Breng het wiel omhoog tussen de
vorkpoten.
2. Steek de wielas naar binnen.
3. Laat het voorwiel zakken zodat dit
op de grond rust.
Page 80 of 97

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-38
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DAU25080
AchterwielDAU25311
Verwijderen van het achterwielDWA10820
WAARSCHUWING0
●Het is aan te bevelen om on-
derhoud aan het wiel uit te la-
ten voeren door een Yamaha
dealer.
●Zorg dat de motorfiets veilig
wordt ondersteund, zodat hij
niet kan omvallen.
1. Wielasmoer
2. Stelbout van de aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Aandrijfketting
1. Wielas
2. Remklauwsteun
1. Draai de wielasmoer los.
2. Licht het achterwiel van de grond
volgens de werkwijze op pagina
6-36.
3. Verwijder de wielasmoer.
4. Draai de borgmoer los aan beide
zijden van de achterbrug.
5. Draai de stelbouten van de aan-
drijfketting volledig in richting (a)
en druk het wiel naar voren.
6. Haal de aandrijfketting van het
achtertandwiel.
4. Monteer de remklauwen door de
bouten aan te brengen.
OPMERKING:
Kijk of er voldoende afstand tussen de
remblokken is voordat de remklauwen
over de remschijven worden gemonteerd.
5. Monteer de remslanghouders
door de bouten aan te brengen.
6. Zet de wielas, de voorwielasklem-
bout en de remklauwbouten vast
met de voorgeschreven aanhaal-
momenten.
Aanhaalmomenten:
Wielas:
72 Nm (7,2 m·kgf, 52 ft·lbf)
Klembout voorwielas:
14 Nm (1,4 m·kgf, 10 ft·lbf)
Remklauwbout:
40 Nm (4,0 m·kgf, 29 ft·lbf)
7. Duw het stuur enkele malen ste-
vig op en neer om te controleren
of de voorvork correct werkt.