Page 17 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
Om het stuur te vergrendelen
1. Drukken
2. Draaien
1. Draai het stuur helemaal naar
links.
2. Druk de sleutel in de "OFF"-stand
in en draai hem dan naar de
"LOCK"-stand. Houd de sleutel
hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
Om het stuur te ontgrendelen
1. Drukken
2. Draaien
Druk de sleutel in en draai hem dan
naar "OFF" terwijl de sleutel ingedrukt
wordt gehouden.
DWA10060
WAARSCHUWING0
Draai de contactsleutel nooit naar
"OFF" of naar "LOCK" terwijl de
machine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en mo-
gelijk zult u zo de macht over het
stuur verliezen of een ongeval ver-
oorzaken. Zorg altijd dat de machi-
ne stilstaat voordat u de sleutel
naar "OFF" of naar "LOCK" draait.
DAU10941
F (Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achter-
licht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht branden. De alarmverlich-
ting en richtingaanwijzers kunnen wor-
den ingeschakeld, maar alle andere
elektrische systemen zijn uit. De sleu-
tel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de
sleutel naar “F” te kunnen draaien.
DCA11020LET OP:
Gebruik de parkeerstand niet gedu-
rende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
Page 18 of 97

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
DAU11003
Controle- en
waarschuwingslampjes
1. Controlelampje startblokkering “ ”
2. Vrijstandcontrolelampje “N”
3. Controlelampje richtingaanwijzers “y”
4. Controlelampje grootlicht “1”
5. Waarschuwingslampje motorstoring “U”
6. Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “u”
7. Waarschuwingslampje brandstofniveau “K”
DAU26873
Controlelampje startblokkering “ ”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje controleert u door de sleutel
naar "ON" te draaien.Als het controle-
lampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch cir-
cuit te testen.
Als de sleutel naar "OFF" wordt ge-
draaid, begint het controlelampje na
30 seconden te knipperen om aan te
geven dat het startblokkeersysteem is
ingeschakeld. Het controlelampje
stopt na 24 uur met knipperen, maar
het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een
zelfdiagnosesysteem voor het start-
blokkeersysteem. (Zie pagina 3-7 voor
uitleg over de werking van het zelf-
diagnosesysteem.)
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “N”
Dit controlelampje brandt terwijl de
versnellingsbak in de vrijstand staat.
DAU11020
Controlelampje richtingaanwijzers
“y”
Dit controlelampje knippert terwijl de
schakelaar voor richtingaanwijzers naar
de linker- of rechterstand is gedrukt.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “1”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DWA10060
WAARSCHUWING0
Draai de contactsleutel nooit naar
“OFF” of naar “LOCK” terwijl de
machine rijdt; elektrische systemen
worden dan afgeschakeld en mo-
gelijk zult u zo de macht over het
stuur verliezen of een ongeval ver-
oorzaken. Zorg altijd dat de machi-
ne stilstaat voordat u de sleutel
naar “OFF” of naar “LOCK” draait.
DAU11530
Waarschuwingslampje
motorstoring “U”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den of knippert wanneer een elek-
trisch circuit dat de motorwerking con-
troleert defect is. Vraag in dat geval
een Yamaha dealer het zelfdiagnose-
systeem te controleren. (Zie pagina 3-
7 voor uitleg over de werking van het
zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door
de sleutel naar "ON" te draaien. Als
het waarschuwingslampje niet een
paar seconden lang oplicht en dan
dooft, vraag dan een Yamaha dealer
om het elektrisch circuit te testen.
Page 19 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
DAU11440
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur “u”
Dit waarschuwingslampje gaat branden
als de motor oververhit raakt. Zet in zo'n
geval de motor onmiddellijk af en geef
deze de tijd om af te koelen.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleu-
tel naar "ON" te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een
paar seconden lang oplicht en dan
dooft, vraag dan een Yamaha dealer
om het elektrisch circuit te testen.
DCA10020LET OP:
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
DAU11361
Waarschuwingslampje
brandstofniveau “K”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer het brandstofniveau
daalt tot beneden ca. 4,25 L (1,12 US
gal) (0,93 Imp.gal). Vul in dat geval zo
snel mogelijk brandstof bij.Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door
de sleutel naar "ON" te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een
paar seconden lang oplicht en dan
dooft, vraag dan een Yamaha dealer
om het elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:
Dit model is bovendien uitgerust met
een zelfdiagnosesysteem voor het cir-
cuit van het waarschuwingslampje
brandstofniveau. Als het waarschu-
wingslampje brandstofniveau defect
is, wordt de volgende cyclus herhaald
totdat de storing is opgeheven: Het
waarschuwingslampje brandstofni-
veau knippert acht keer en dooft dan
gedurende 3.0 seconden. Als dit zich
voordoet, vraag dan een Yamaha
dealer de machine te controleren.
DAUB1392
Multifunctioneel display
1. Snelheidsmeter
2. Toerenteller
3. Klok
4. Kilometerteller/Rittellers/Ritteller voor
brandstofreserve
5. Toets "SELECT"
6. Toets "RESET"
DWA12421
WAARSCHUWING0
Zorg dat de machine stilstaat voor-
dat u wijzigingen in de instellingen
van de multifunctionele meter gaat
aanbrengen.
Het multifunctionele display biedt de
volgende voorzieningen:
●een snelheidsmeter (die de actuele
rijsnelheid aangeeft)
Page 20 of 97

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
●een toerenteller (die het motor-
toerental aangeeft)
●een kilometerteller (die de totale af-
gelegde afstand toont)
●twee rittellers (die de afgelegde
afstand aangeven sinds de tellers
het laatst werden teruggesteld op
nul)
●een ritteller voor brandstofreserve
(die de afgelegde afstand aan-
geeft sinds het waarschuwings-
lampje brandstofreserve aanging)
●een klok
●een voorziening voor zelfdiagnose
●een instelfunctie voor de helder-
heid van controlelampjes
Om de weergave voor snelheidsmeter
en kilometerteller/ritteller te wisselen
tussen kilometers en mijlen, drukt u te-
gelijkertijd op de toets “SELECT” en
de toets “RESET” en draait u de sleu-
tel naar “ON”. Als de cijfers op het dis-
play gaan knipperen, drukt u op de
toets “SELECT” om kilometers of mij-
len te kiezen.
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar "ON" te
draaien voordat u de toetsen "SELECT"
en "RESET" gebruikt.
Toerenteller
1. Toerenteller
2. Rode zone
Met de elektrische toerenteller kan de
bestuurder het motortoerental contro-
leren en dit binnen het ideale bereik
houden.
DCA10031LET OP:
Laat de motor niet draaien terwijl de
toerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 7.500 tpm en hoger.
Kilometerteller- en rittellermodi
1. Toets "SELECT"
2. Toets "RESET"
Door indrukken van de “SELECT”-
toets wisselt de weergave tussen de
kilometertellermodus “ODO” en de rit-
tellermodi “TRIP 1” en “TRIP 2”, vol-
gens onderstaande volgorde:
ODO
6TRIP 1 6TRIP 2 6ODO
Als het waarschuwingslampje brand-
stofniveau gaat branden (zie pagina 3-
4), wisselt de kilometertellerweergave
automatisch naar de brandstofreser-
ve-rittellermodus “F-TRIP” en wordt
de afgelegde afstand vanaf dat punt
aangegeven. In dat geval wordt door
het indrukken van de toets “SELECT”
Page 21 of 97

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
in onderstaande volgorde gewisseld
tussen de diverse weergaven van rit-
tellers en kilometerteller:
F-TRIP
6ODO 6TRIP 1 6TRIP 2
6F-TRIP
Om een ritteller op nul terug te stellen,
selecteert u deze door op de toets “SE-
LECT” te drukken en daarna de toets
“RESET” minstens vier seconden lang
ingedrukt te houden. Wanneer u de
brandstofreserve-ritteller niet zelf met
de hand op nul terugstelt, wordt deze
automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en ver-
schijnt de vorige weergavemodus
weer.Klokweergave
1. Klok
2. Toets "SELECT"
3. Toets "RESET"
Draai de sleutel naar "ON".
Om de klok op tijd te zetten
1. Houd de toets "SELECT" min-
stens twee seconden lang inge-
drukt.
2. Als de uuraanduiding begint te
knipperen, drukt u op de "RESET"-
toets om de uren in te stellen.
3. Druk op de toets "SELECT" en de
minutenaanduiding zal gaan knip-
peren.
4. Druk op de toets "RESET" om de
minuten in te stellen.
5. Druk op de toets "SELECT" en
laat deze daarna los om de klok
te starten.
Zelfdiagnosesystemen
1. Waarschuwingslampje motorstoring “U”
2. Controlelampje startblokkering “ ”
Dit model is uitgerust met een zelfdiag-
nosesysteem voor diverse elektrische
circuits. Wanneer in een van deze cir-
cuits een storing optreedt, gaat het
waarschuwingslampje voor motorsto-
ring knipperen. Als dit zich voordoet,
vraag dan een Yamaha dealer de ma-
chine te controleren. Dit model is ook
uitgerust met een zelfdiagnosesysteem
voor het startblokkeersysteem. Draai
de sleutel naar "ON". Wanneer in een
van de circuits van het startblokkeer-
systeem een storing optreedt, gaat het
controlelampje startblokkering knippe-
ren en geeft een foutcode weer. Als dit
zich voordoet, vraag dan een Yamaha
dealer de machine te controleren.
Page 22 of 97

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Als het controlelampje eerst vijfmaal
langzaam knippert en dan herhaalde-
lijk tweemaal snel, betreft het mogelijk
een signaalstoring. Als deze fout zich
voordoet, probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de
codeersleutel.
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit
de buurt van het contactslot en bewaar
niet meer dan één startblokkeersleutel
aan dezelfde sleutelring! Startblok-
keersleutels kunnen signaalstoring
veroorzaken, waardoor de motor mo-
gelijk niet kan worden gestart.
2. Als de motor start, zet deze dan
weer uit en probeer hem opnieuw
te starten met de standaardsleu-
tels.
3. Als de motor niet kan worden ge-
start met een of beide standaard-
sleutels, breng dan het voertuig,
de codeersleutel en beide stan-
daardsleutels naar een Yamaha
dealer en laat de standaardsleu-
tels opnieuw coderen.Als het controlelampje startblokkering
met een foutcode knippert, laat uw
voertuig dan door een Yamaha dealer
controleren.
DCA11590LET OP:
Wanneer het display een foutcode
aangeeft, moet de machine zo spoe-
dig mogelijk worden gecontroleerd
om motorschade te voorkomen.
Instelfunctie voor helderheid
controlelampje
●Helderheid controlelampje:
Met deze functie kunt u de helder-
heid van de controlelampjes afstem-
men op de hoeveelheid licht buiten.
De helderheid van de
controlelampjes afstemmen
1. Draai de sleutel naar "ON".
2. Druk op de toets "SELECT" om
de kilometermodus te selecteren,
en houd daarna de toets "RE-
SET" minstens vijf seconden lang
ingedrukt.
3. Nadat u de toets "RESET" losge-
laten heeft, selecteert u vervol-
gens het door u gewenste niveau
van helderheid door op de toets
"RESET" te drukken.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel an-
tidiefstal-alarmsysteem. Neem contact
op met een Yamaha dealer voor nadere
informatie.
Page 23 of 97

DAU12343
Stuurschakelaars
Links
1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “
/ ”
3. Claxonschakelaar “ ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
Rechts
1. Noodstopschakelaar “
/”
2. Startknop “ ”
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de kop-
lamp een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “
/”
Zet deze schakelaar op “ ” voor
grootlicht en op
“” voor dimlicht.
DAU12500
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een
claxonsignaal te geven.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om
afslaan naar rechts aan te geven.
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan naar links aan te geven. Na
loslaten keert de schakelaar terug
naar de middenstand. Om de richting-
aanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is te-
ruggekeerd in de middenstand.
DAU12660
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machi-
ne omslaat of als de gaskabel blijft
hangen.
DAU12710
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmo-
tor de motor rond te draaien.
DCA10050LET OP:
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “ ”
Met de sleutel in de stand "ON" of “ ” ,
kan deze schakelaar worden gebruikt
voor het inschakelen van de alarmver-
lichting (gelijktijdig knipperen van alle
richtingaanwijzers).
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
Page 24 of 97

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
De alarmverlichting wordt gebruikt in
een noodgeval of om andere verkeers-
deelnemers te waarschuwen als uw
machine stilstaat in een mogelijk ge-
vaarlijke verkeerssituatie.
DCA10061LET OP:
Gebruik de alarmverlichting niet
gedurende langere tijd als de motor
niet draait omdat hierdoor de accu
kan ontladen.
DAU12820
Koppelingshendel
1. Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan
de linkerstuurgreep. Trek de hendel
naar het stuur toe om de koppeling te
ontkoppelen. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen. Voor
een soepele werking van de koppeling
moet de hendel snel ingetrokken wor-
den en langzaam worden losgelaten.
De koppelingshendel is voorzien van
een sperschakelaar die deel uitmaakt
van het startspersysteem. (Zie pagina
3-19.)
DAU12870
Schakelpedaal
1. Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan
de linkerzijde van de motor en wordt in
combinatie met de koppelingshendel
gebruikt bij het schakelen van de ver-
snellingen van de 5-traps constant-
mesh versnellingsbak op deze motor-
fiets.