kan het zijn dat de motor 'verzopen' is. Om de over-
tollige brandstof af te voeren, houdt u het rempedaal
ingetrapt, houdt u het gaspedaal helemaal ingetrapt, en
drukt u vervolgens één keer op de ENGINE START/
STOP-knop en laat deze weer los. De startmotor
wordt automatisch ingeschakeld, draait gedurende
10 seconden, en wordt dan uitgeschakeld. Als dit ge-
beurt, laat dan het gas- en rempedaal los, wacht gedu-
rende 10 tot 15 seconden, en herhaal dan de procedure
"Normaal starten".
NA HET STARTEN
Het stationaire toerental wordt automatisch geregeld
en loopt terug naarmate de motor warmer wordt.
NORMAAL STARTEN — DIESELMOTOR
Met de knop ENGINE START/STOP (Motor Aan/Uit)
1. Zet de contactschakelaar in de stand ON doortweemaal op de knop ENGINE START/STOP (Mo-
tor aan/uit) te drukken.
2. Kijk naar het controlelampje "Wachten met star- ten" in de instrumentengroep. Raadpleeg "Instru-
mentengroep" in “Waarschuwingslampjes en mel-
dingen” voor meer informatie. Dit zal twee tot tien
seconden branden, afhankelijk van de motortempe-
ratuur. Wanneer het controlelampje "Wachten met
starten" uitgaat, is de motor gereed om te worden
gestart. 3. DRUK NIET op het gaspedaal. Om de motor te
starten, moet de versnellingspook in de stand PARK
of NEUTRAL staan. Trap op het rempedaal (alleen
automatische versnellingsbak) of houd het
koppelingspedaal ingetrapt (alleen handgeschakelde
versnellingsbak) terwijl u tegelijkertijd de knop EN-
GINE START/STOP (Motor aan/uit) ingedrukt
houdt. Laat de knop los als de motor start.
OPMERKING: Onder zeer koude omstandigheden
kan het nodig zijn om de startmotor tot 30 seconden
te laten draaien om de motor te starten. Laat de knop
los als de motor niet start. Wacht 25-30 seconden en
probeer dan opnieuw te starten.
4. Laat de motor na aanslaan nog ca. 30 seconden stationair draaien voordat u gaat rijden. De olie kan
zo door het motorblok circuleren en de turbolader
smeren.
Motor uitschakelen met de knop ENGINE
START/STOP (Motor aan/uit)
1. Plaats nadat het voertuig tot stilstand is gekomen de keuzehendel in de stand NEUTRAL (vrij) en druk
daarna kort op de knop ENGINE START/STOP
(Motor aan/uit).
2. De contactschakelaar keert terug naar de stand OFF.
3. Plaats de keuzehendel in de eerste versnelling of Reverse (Achteruit) en schakel de handrem in.
217
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
OPMERKING:
Als de contactschakelaar in de stand ACC blijft staan,
zal het systeem na 30 minuten van inactiviteit automa-
tisch worden uitgeschakeld en de contactschakelaar in
de stand OFF worden gezet.
Als de contactschakelaar in de stand RUN blijft staan,
zal het systeem na 30 minuten van inactiviteit automa-
tisch worden uitgeschakeld, mits de auto stilstaat en de
motor is uitgezet.
Als de rijsnelheid hoger is dan 8 km/u, dient de knop
ENGINE START/STOP (Motor aan/uit) gedurende
twee seconden te worden ingedrukt voordat de motorafslaat. De contactschakelaar blijft in de stand ACC
totdat het voertuig stilstaat en de knop twee keer
wordt ingedrukt naar de stand OFF.
Turbolader “afkoelen”OPMERKING:
Door de motor stationair te laten
lopen na een lange rit krijgt de turbine-unit de kans om
af te koelen tot een normale bedrijfstemperatuur.
Hanteer het volgende schema om te bepalen hoeveel
stationaire draaitijd nodig is om de turbolader vol-
doende te koelen voordat u de motor afzet, afhankelijk
van de rijwijze en de belading van de auto.
Afkoelschema turbolader
Rijden Omstandigheden Lading Turbocompressor TemperatuurTijd stationair (in minuten)
Voor uitschakelen
Stop & Go Leeg Koud Minder dan 1
Stop & Go Gemiddeld Warm 1 Snelwegen Gemiddeld Warm 2
Stadsverkeer Maximaal toelaatbaar totaal- gewicht van het voertuig ende aanhangwagen samen Warm
3
Snelwegen Maximaal toelaatbaar totaal- gewicht van het voertuig ende aanhangwagen samen Warm 4
Hellingen Maximaal toelaatbaar totaal- gewicht van het voertuig ende aanhangwagen samen Heet 5
218
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
PARKEERREM
Voordat u het voertuig verlaat, moet u er zeker van zijn
dat de handrem goed is aangetrokken. Zorg ook dat u
de hendel bij een automatische versnellingsbak in de
stand PARK (parkeren) zet en bij een handmatige
versnellingsbak in REVERSE (achteruit) of in de 1e
versnelling.
Handgeschakelde versnellingsbak – Voor bepaalde
uitvoeringen/markten
De handrem zit in de middenconsole. Zet de auto op
de handrem door de handgreep stevig omhoog te
trekken. Om de handrem te lossen wordt de hendel
iets omhoog getrokken, de vergrendelknop ingedrukt
en dan de hendel helemaal omlaag gedrukt. (afb. 141)Automatische versnellingsbak – Voor bepaalde
uitvoeringen/markten
De voetbediende parkeerrem bevindt zich in de hoek
links onder het instrumentenpaneel. Om de parkeer-
rem in te schakelen, moet u het pedaal van de parkeer-
rem volledig intrappen. Om de parkeerrem uit te scha-
kelen, trapt u nogmaals het pedaal van de parkeerrem
in en laat het pedaal langzaam opkomen, waarbij u voelt
dat de rem ontkoppelt. (afb. 142)
Als de handrem wordt aangetrokken terwijl de con-
tactschakelaar in de stand ON staat, gaat het contro-
lelampje van het remsysteem in de instrumentengroepbranden.(afb. 141)
Parkeerrem, handrem
(afb. 142)Parkeerrem, handrem
219
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
OPMERKING:
Als de parkeerrem is ingeschakeld en de automati-
sche versnellingsbak in een versnelling staat, gaat het
"Waarschuwingslampje remsysteem" knipperen. Als
beweging van de auto wordt gedetecteerd, klinkt er
een gongsignaal om de bestuurder hierop te wijzen.
Zet de parkeerrem volledig vrij voordat u met de auto
gaat rijden.
Dit lampje geeft alleen aan dat de handrem is aange-
trokken. Het geeft niet aan hoe krachtig de handrem is
aangetrokken.
Als u op een neergaande helling parkeert, is het belang-
rijk om de voorwielen in de richting van de stoep te
draaien, en van de stoep af bij parkeren op een op-
gaande helling. Trek bij voertuigen met een automati-
sche versnellingsbak de handrem aan voordat u de
versnellingspook in de stand PARK zet. Anders kan het
door de belasting die op het vergrendelmechanisme
van de versnellingsbak werkt moeilijk zijn om de ver-
snellingspook uit de PARK-stand te verwijderen. De
parkeerrem moet altijd aangetrokken zijn als de be-
stuurder niet in de auto zit.
WAARSCHUWING!
Gebruik de stand PARK van de auto-
matische versnellingsbak nooit als ver-
vanging van de parkeerrem. Trek de parkeerrem
altijd volledig aan als u de auto parkeert , om te
voorkomen dat de auto gaat rollen en mogelijk
letsel of schade veroorzaakt .
Zet , voordat u de auto verlaat , altijd de versnel-
lingshendel in de stand PARK, trek de handrem
aan en neem de sleutelhouder uit het contact .
Sluit altijd de auto af wanneer u de auto verlaat .
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter
of daar waar ze toegang tot een niet afgesloten
auto hebben.
Kinderen zonder toezicht in een auto achterla-
ten is om verschillende redenen gevaarlijk. Kin-
deren of derden kunnen ernstige of dodelijke
verwondingen oplopen.Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal of de
versnellingspook mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de
buurt van de auto en laat Keyless Enter-N-Go
niet in de stand ACC of ON/RUN staan. Een kind
zou de elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto in be-
weging kunnen brengen.
(Vervolgd)
220
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
(Vervolgd)
Controleer of de handrem volledig vrij staat
voor u gaat rijden. Als u dit niet doet , kan dit
leiden tot een defect aan de remmen en tot een
ongeval.
De handrem moet altijd goed worden aange-
trokken wanneer u de auto verlaat . Anders kan
de auto wegrollen en schade of letsel veroorza-
ken. Zorg ook dat u de hendel bij een automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK (parkeren)
zet en bij een handmatige versnellingsbak in
REVERSE (achteruit) of in de 1e versnelling. Als
dit wordt nagelaten kan de auto gaan rollen en
zo schade of letsel veroorzaken.
Als het waarschuwingslampje van het
remsysteem aan blijft nadat de handrem
is losgelaten, duidt dit op een defect van
het remsysteem. Laat de remmen onmiddellijk
nakijken door een erkende dealer. HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
WAARSCHUWING!
U of andere passagiers kunnen letsel
oplopen als u het voertuig onbewaakt
achterlaat en de parkeerrem niet goed heeft
aangetrokken. De parkeerrem moet altijd wor-
den aangetrokken als de bestuurder zich niet in
het voertuig bevindt , vooral op een helling.
Trap voordat u schakelt het koppelingspedaal volledig
in. Trap terwijl u het koppelingspedaal op laat komen
het gaspedaal iets in. (afb. 143)
(afb. 143) Schakelpatroon (zes versnellingen)
221
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Schakel in numerieke volgorde door de versnellingen
heen – sla er geen over. Zorg dat de eerste versnelling
is ingeschakeld (niet de derde), wanneer u uit stilstand
wegrijdt. De koppeling kan beschadigd raken als u
vanuit de derde versnelling wegrijdt.
Bij de meeste stadsritten is het gemakkelijker om alleen
de lage versnellingen te gebruiken. Voor rijden met een
constante rijsnelheid op snelwegen, met af en toe iets
accelereren, wordt de zesde versnelling aanbevolen.
Laat nooit tijdens het rijden uw voet op het koppelings-
pedaal rusten en probeer nooit de auto op een helling
in bedwang te houden door de koppeling te laten
slippen. Hierdoor ontstaat abnormaal grote koppe-
lingsslijtage.
Om achteruit (REVERSE) te schakelen trekt u de ring
net onder de schakelhendel naar boven en schakelt u
naar de stand REVERSE (R).
Schakel alleen naar de achteruitversnelling vanuit stil-
stand. OPMERKING:Onder koude weersomstandighe-
den als de olie van de transmissie nog niet op bedrijfs-
temperatuur is, kan het schakelen wat zwaarder gaan.
Dit is normaal en niet schadelijk voor de transmissie. TERUGSCHAKELEN
Op juiste wijze terugschakelen bespaart brandstof en
verlengt de levensduur van de motor.
Als u bij terugschakelen meer dan één
versnelling overslaat of terugschakelt bij
te hoge motortoerentallen, kunt u schade
toebrengen aan de motor, de transmissie of de
koppeling.
Schakel bij steile afdalingen terug naar de tweede of
eerste versnelling voor een veilige snelheid en een
langere levensduur van de remmen.
Schakel bij bochten en steile hellingen tijdig terug,
zodat de motor niet overbelast raakt.
222
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
De versnellingsbak kan beschadigd raken
indien de volgende voorzorgsmaatrege-
len niet in acht genomen worden:
Zet de versnellingspook alleen in de stand PARK
als de auto volledig stilstaat .
Zet de versnellingspook alleen in of uit de stand
REVERSE, als de auto volledig stilstaat en de
motor stationair draait .
Schakel niet naar PARK, REVERSE, NEUTRAL
of DRIVE bij een hoger motortoerental dan stati-
onair.
Voordat u naar een versnelling schakelt , moet u
het rempedaal stevig intrappen.
OPMERKING: U moet het rempedaal ingetrapt
houden wanneer u uit PARK schakelt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de versnellings-
pook uit de stand PARK of NEUTRAL te
schakelen wanneer het motortoerental hoger is
dan het stationaire toerental. Als u uw voet niet
stevig op het rempedaal hebt geplaatst , kan de
auto snel naar voren of achteren schieten. U
loopt in dat geval het risico de controle over de
auto te verliezen en een persoon of voorwerp te
raken. Schakel uitsluitend in een versnelling als
de motor normaal stationair draait en u het
rempedaal stevig intrapt .
Ongewenste beweging van de auto kan licha-
melijk letsel tot gevolg hebben van mensen in en
bij de auto. Net als bij alle andere voertuigen,
mag u een auto nooit verlaten terwijl de motor
loopt . Zet voordat u de auto verlaat altijd de
versnellingspook in de stand PARK, trek de hand-
rem aan en zet de motor af.Wanneer het contact
is uitgeschakeld (OFF), wordt de versnellingspook
in de stand PARK vergrendeld, waardoor de auto
niet ongewenst in beweging kan komen.
Sluit altijd de auto af wanneer u de auto ver-
laat .
(Vervolgd)
223
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
(Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter
of daar waar ze toegang tot een niet afgesloten
auto hebben.
Kinderen zonder toezicht in een auto achterla-
ten is om verschillende redenen gevaarlijk. Kin-
deren of derden kunnen ernstige of dodelijke
verwondingen oplopen.Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rempedaal of de
versnellingspook mogen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de
buurt van de auto en laat Keyless Enter-N-Go
niet in de stand ACC of ON/RUN staan. Een kind
zou de elektrische raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of de auto in be-
weging kunnen brengen.
SLEUTELBLOKKERING
Deze auto is uitgerust met sleutelblokkering waardoor
de versnellingspook in de stand PARK moet worden
gezet voordat de motor kan worden uitgeschakeld.
Hiermee wordt voorkomen dat de bestuurder per
ongeluk uit de auto stapt zonder de versnellingspook in
de stand PARK te zetten.
Het systeem vergrendelt ook de versnellingspook in de
stand PARK wanneer de contactschakelaar in de stand
OFF staat. REM-/SCHAKELBLOKKERING
Deze auto is voorzien van rem-/schakelblokkering
(BTSI) die ervoor zorgt dat de versnellingspook in de
stand PARK blijft tenzij het rempedaal wordt ingetrapt.
Om de versnellingspook uit de PARK-stand te zetten
moet de contactschakelaar in de stand ON/RUN wor-
den gezet (al dan niet met draaiende motor) en het
rempedaal worden ingetrapt.
ZESTRAPS AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
De indicator voor de standen van de versnellingspook
(op het instrumentenpaneel) geeft de versnellingen
aan. U moet het rempedaal intrappen om de versnel-
lingspook uit de stand PARK te zetten (raadpleeg
“Rem-/schakelblokkering (BTSI)” in dit hoofdstuk). Om
te gaan rijden dient u de versnellingspook vanuit de
stand PARK of NEUTRAL in de stand DRIVE te zetten.
De elektronisch geregelde versnellingsbak zorgt voor
een nauwkeurig schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-kalibrerend; vandaar
dat de eerste schakelingen bij een nieuwe auto in het
begin wat abrupt kunnen zijn. Dat is echter normaal.
Het nauwkeurige schakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rijden.
U mag uitsluitend van DRIVE naar PARK of REVERSE
schakelen nadat u het gas hebt losgelaten en de auto
tot stilstand is gekomen. Houd altijd uw voet op het
rempedaal als naar deze standen schakelt.
224
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD