"Schuifstangfunctie" zonneklep (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Met deze functie zijn er meer standen mogelijk om de
zon te weren met de zonneklep.
1. Klap de zonneklep naar beneden.
2. Neem de zonneklep van de klem in het midden af.
3. Trek de zonneklep in de richting van de achteruit-kijkspiegel om het zonwerende vlak te vergroten. KLIMAATREGELING
ALGEMEEN OVERZICHT
Het systeem voor airconditioning en verwarming is
ontworpen voor een optimaal interieurcomfort onder
alle weersomstandigheden. Dit systeem kan worden
bediend met hetzij de bedieningsorganen van de auto-
matische klimaatregeling op het instrumentenpaneel of
via het scherm van het Uconnect Touch™ systeem.
Wanneer het Uconnect Touch™ systeem in een be-
paalde modus (Radio, Player, Settings, More, enz.) staat,
worden de temperatuurinstellingen voor de bestuur-
der en passagier aan de bovenzijde van het scherm
weergegeven.
Toetsen
Toetsen bevinden zich aan de linker- en rechterzijde
van het Uconnect Touch™ 4.3 scherm in het midden
van het instrumentenpaneel. Ook onder het Uconnect
Touch™ scherm bevinden zich toetsen. (afb. 41)
(afb. 42) (afb. 43)
Schermtoetsen
Schermtoetsen bevinden zich op het Uconnect
Touch™ display. (afb. 44) (afb. 45)(afb. 40)
Verlichte make-upspiegel
65
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
(afb. 41)1 — Uconnect Touch™ systeem 4.3 toets airconditioning(afb. 42)
Automatische temperatuurregeling — toetsen
(afb. 43)Automatische temperatuurregeling — toetsen(afb. 44) Uconnect Touch™ systeem 4.3 Handmatigetemperatuurregeling — schermtoetsen
66
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Beschrijving van de toetsen en schermtoetsen
1. AC toets
Druk deze toets kort in om de huidige instelling van de
airconditioning (A/C) te wijzigen, het indicatielampje
brandt wanneer de A/C is ingeschakeld (ON). Bij be-
paalde uitvoeringen/markten met ATC, zorgt deze
functie ervoor dat de automatische werking wordt
veranderd in handmatige bediening en dat de AUTO
indicator uitgaat.
2. Recirculatietoets
Druk deze toets kort in om de huidige instelling te
wijzigen, het indicatielampje brandt wanneer de functie
is ingeschakeld (ON).3. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik om de hoeveel-
heid lucht te regelen, die door het klimaatsysteem
stroomt. De schakelaar heeft zeven standen. Als bij
bepaalde uitvoeringen/markten met ATC het aanjager-
toerental wordt gewijzigd, schakelt de automatische
bediening over op handmatige bediening. Het toerental
kan als volgt met de toetsen of schermtoetsen worden
ingesteld:
Toetsen
Het aanjagertoerental neemt toe wanneer u de scha-
kelaar vanuit de laagste stand rechtsom draait. Het
aanjagertoerental neemt af wanneer u de schakelaar
linksom draait.
Schermtoets — Uconnect Touch™ systeem 4.3
Druk op de aanjagerschermtoets om toegang te krijgen
tot het instelscherm van de aanjager. Druk op het
instelscherm van de aanjager op de UP (harder) en
DOWN (zachter) pijlen om de aanjagersnelheid in te
stellen, of selecteer direct de snelheid door op de balk
bij het pictogram van de aanjager te drukken. De
aanjagersnelheid neemt toe wanneer u op de pijl om-
hoog drukt of rechtsom over de instelschaal beweegt.
De snelheid neemt af wanneer u op de pijl omlaag
drukt of linksom over de instelschaal beweegt.
Schermtoets — Uconnect Touch™ systeem 8.4
Gebruik het kleine pictogram om het aanjagertoeren-
tal te verlagen en het grote pictogram om dit toerental
te verhogen. De aanjager kan ook worden geselecteerd(afb. 45)
Uconnect Touch™ systeem 8.4 Automatischetemperatuurregeling — schermtoetsen
67
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
door op de balk van de aanjager tussen de iconen te
drukken.
4. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om in plaats van de huidige
ingestelde luchtstroom de modus Ontdooien in te
schakelen. De indicator brandt wanneer deze functie is
ingeschakeld. Door het inschakelen van deze functie,
schakelt de ATC (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
in de handbediende modus. Wanneer de modus Ont-
dooien wordt geselecteerd, kan het aanjagertoerental
toenemen. Wanneer de modus Ontdooien vóór wordt
uitgeschakeld, gaat de airconditioning terug naar de
vorige instelling.
5. Knop Ontdooien achter
Druk op deze knop om de achterruitverwarming en de
buitenspiegelverwarming in te schakelen (voor be-
paalde uitvoeringen/markten). Een indicator brandt
wanneer de achterruitverwarming is ingeschakeld. De
achterruitverwarming wordt na ongeveer 10 minuten
automatisch uitgeschakeld.
Als er geen acht wordt geslagen op deze
waarschuwingen, kan er schade optreden
aan de verwarmingselementen.
Wees voorzichtig bij het schoonmaken van de
binnenkant van de achterruit . Gebruik geen schu-
rende schoonmaakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen. Gebruik een zachte doek
en een zacht zeepsopje en wrijf evenwijdig aan de
verwarmingselementen. U kunt stickers verwijde-
ren met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voorwerpen of
schurende schoonmaakmiddelen om de binnen-
zijde van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op veilige
afstand van de ruit bevinden.
6. Temperatuurregelknop passagiers OMHOOG
Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurre-
geling. Druk deze toets om de ingestelde temperatuur
te verhogen. OPMERKING: Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automatisch in exit Sync.
7. Temperatuurregelknop passagiers OMLAAG
Biedt de passagiers een onafhankelijke temperatuurre-
geling. Druk deze toets om de ingestelde temperatuur
te verlagen.
68
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
luchtroosters in het instrumentenpaneel en warme
lucht uit de vloerroosters te laten stromen. Vloermodus
Er stroomt lucht naar binnen via de roosters in de
vloer. Een geringe hoeveelheid lucht stroomt via
de openingen voor voorruit- en zijruitontwaseming. Mix modus
De lucht stroomt via de vloeropeningen en de
roosters voor ontwaseming van voor- en zijrui-
ten. Deze ventilatiestand kunt u het beste gebrui-
ken bij koud weer of sneeuw. Stand ontdooien/ontwasemen
De lucht stroomt via de roosters voor ontwase-
ming van de voor- en zijruiten. Gebruik de ont-
dooimodus met maximale temperatuursinstelling om
zo snel mogelijk de voorruit en de zijruiten te ont-
dooien. Wanneer de modus Ontdooien wordt geselec-
teerd, kan het aanjagertoerental toenemen.
13. SYNC
Druk op de schermtoets Sync om te schakelen tussen
Sync functie aan en uit. De Sync indicator brandt
wanneer deze functie is ingeschakeld. Sync wordt ge-
bruikt om de temperatuurinstelling aan passagierszijde
en achterin te synchroniseren met die aan bestuurders-
zijde. Als de temperatuurinstelling aan passagierszijde
wordt gewijzigd terwijl Sync actief is, zal deze functie
automatisch worden uitgeschakeld. OPMERKING:
Als SYNC is ingeschakeld en de
bestuurder schakelt de mix- of ontdooimodus in, ver-
andert de modus Achterin in de modus Vloer.
14. Temperatuurregeling (alleen handmatige
temperatuurregeling)
Druk op de temperatuurschermtoets om de luchttem-
peratuur in het passagierscompartiment te regelen.
Door de temperatuurbalk in het rode gebied te bewe-
gen, wordt de temperatuur hoger. Door de tempera-
tuurbalk in het blauwe gebied te bewegen, wordt de
temperatuur lager.
FUNCTIES VAN DE KLIMAATREGELING
A/C (airconditioning)
Met de toets voor de airconditioning (A/C) kan de
gebruiker het airconditioningsysteem handmatig in- of
uitschakelen. Als de airconditioning is ingeschakeld,
stroomt via de luchtroosters koele, droge lucht de
cabine in. Druk voor een lager brandstofverbruik op de
A/C toets om de airconditioning uit te schakelen en
stel met de hand de het toerental van de aanjager en
luchtverdeling in. OPMERKING:
Wanneer het systeem in de Mix of Ontdooi modus
staat en het klimaat wordt handmatig geregeld, kan de
A/C worden uitgeschakeld.
Wanneer zich wasem of condens vormt op de voor-
ruit of zijramen, kiest u de ontdooimodus en verhoogt
u de aanjagersnelheid.
70
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
AANWIJZINGEN VOOR BEDIENING OPMERKING:Zie de tabel aan het eind van dit
hoofdstuk voor de juiste instellingen voor de verschil-
lende weersomstandigheden.
Rijden in de zomer
Het motorkoelsysteem in auto's met airconditioning
moet worden beschermd met een antivriesmiddel van
uitstekende kwaliteit om een goede bescherming te
bieden tegen roestvorming en oververhitting van de
motor. Een oplossing van 50% ethyleenlycol (antivries)
en 50% water wordt aanbevolen. Raadpleeg "Onder-
houdsprocedures" in "Service en onderhoud" voor de
juiste koelvloeistof.
Rijden in de winter
Het gebruik van de circulatiefunctie tijdens de winter-
maanden is af te raden, daardoor kunnen de ruiten
gemakkelijk beslaan.
Stalling
Wanneer u de auto stalt, of minstens twee weken lang
niet meer gebruikt (bijv. bij vakantie), laat het aircosys-
teem dan bij stationair toerental vijf minuten lang
draaien in de buitenlucht bij een hoge aanjagersnelheid.
Zo krijgt het systeem voldoende smering en is de kans
op schade aan de aircocompressor miniem wanneer u
het systeem weer start. Ruitontwaseming
Het beslaan van de voorruit aan de binnenzijde is snel
te verhelpen door de keuzeschakelaar op Ontwasemen
te zetten. Met de stand Ontwasemen/Vloerventilatie
kunt u de voorruit helder houden en daarnaast zorgen
voor voldoende verwarming. Als u last krijgt van besla-
gen zijruiten, kunt u de aanjagersnelheid verhogen. Bij
zacht maar regenachtig of vochtig weer kunnen de
autoruiten aan de binnenzijde gemakkelijk beslaan. OPMERKING:
Gebruik de circulatiestand niet lang-
durig zonder de airconditioning aan te zetten, omdat
dan de ruiten kunnen beslaan.
Luchtinlaat buiten
Zorg dat de luchtinlaat, pal voor de voorruit, niet
wordt verstopt door achtergebleven bladeren e.d.
Wanneer bladeren achterblijven in de luchtinlaat wordt
de luchtstroming belemmerd; wanneer ze in de lucht-
kamer terechtkomen kunnen de waterafvoeren ver-
stopt raken. Zorg in de wintermaanden dat de luchtin-
laat niet wordt afgedekt door ijs of sneeuw.
Aircoluchtfilter
Het klimaatregelsysteem filtert stof, stuifmeel en som-
mige geuren uit de buitenlucht. Sterke stank kan niet
volledig worden uitgefilterd. Raadpleeg "Onderhouds-
procedures" in "Service en onderhoud" voor het ver-
vangen van het filter.
76
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Full On (Volledig aan)
Dit is de normale bedrijfsmodus van de ESC. Wanneer
de auto wordt gestart,verkeert het systeem in deze
modus. Deze modus dient te worden gebruikt onder
bijna alle rijomstandigheden. De ESC mag alleen we-
gens specifieke redenen in de bedrijfsmodus "Partial
Off" (Gedeeltelijk uit) worden geschakeld, zoals hier-
onder wordt beschreven. Raadpleeg "Partial Off" (Ge-
deeltelijk uit) voor nadere informatie.
Partial Off (Gedeeltelijk uit)
De toets "ESC OFF" (ESC uit) bevindt zich in de rij
schakelaars boven de airconditioning. Als u de bedrijfs-
modus "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) wilt activeren,
drukt u kort op de toets "ESC OFF" (ESC uit), waarna
het controle-/storingslampje elektronisch stabiliteits-
programma gaat branden. Als u de ESC opnieuw wilt
inschakelen, drukt u kort op de toets "ESC OFF" (ESC
uit), waarna het controle-/storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma uit gaat. Hierdoor wordt de nor-
male bedrijfsmodus "ESC On" (ESC aan) hersteld.
(afb. 100)OPMERKING:
Om de trekkracht tijdens het rijden
met sneeuwkettingen, bij het wegrijden in diepe
sneeuw, zand of grind te verbeteren, is het raadzaam de
functie "Partial Off" (Gedeeltelijk uit) in te schakelen
door kort op de toets "ESC OFF" (ESP uit) te drukken.
Wanneer er geen reden meer is om de bedrijfsmodus
"Partial Off" (Gedeeltelijk uit) te gebruiken, drukt u
kort op de toets "ESC OFF" (ESC uit). Dit kunt u doen
terwijl de auto rijdt.
(afb. 100) Toets ESC OFF (ESC uit)
127
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD