Page 25 of 268

23
Toegang tot de auto
VOORDA
T
u GAAT RIJDE
N
2
De portieren kunnen altijd van binnenuit
worden geopend.
Anti-overvalsysteem
Het verklikkerlampje op de schakelaar:
- knippert als de portieren zijn
vergrendeld bij stilstaande
auto en afgezette motor,
- gaat branden als de portieren
zijn vergrendeld en het contact
wordt aangezet.
Dit systeem vergrendelt alle
portieren zodra sneller wordt
gereden dan ongeveer 10 km/h.
Activeren/deactiveren van de functie
Houd bij aangezet contact deze
knop lang ingedrukt om de functie
te deactiveren.
Verklikkerlampje geopende portieren
Controleer als dit lampje brandt
of de portieren van de cabine,
de achterdeuren of schuifdeuren
goed gesloten zijn.
SCHUIFDEUR(VOLGENS UITVOERING)
Houd tijdens het tanken de linker
schuifdeur gesloten om te voorkomen dat de
brandstofvulklep wordt beschadigd.
U kunt deze schuifdeur vergrendelen met
behulp van de kinderbeveiliging.
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voorwerpen die het openen of sluiten van de
schuifdeur in de weg kunnen staan.
Page 26 of 268

24
Toegang tot de auto
Van buitenaf
Trek de handgreep naar u toe en vervolgens
naar achteren. Druk, als het contact aan is,
op deze knop. Het lampje gaat
branden in combinatie met een
melding op het display.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de
centrale vergrendeling.
Van binnenuit
Duw de handgreep naar achteren om de
schuifdeur te ontgrendelen en te openen.
Open de schuifdeur volledig, zodat hij
wordt geblokkeerd door het systeem
aan de onderzijde van de deur.
Vergrendeling/elektrische
kinderbeveiliging
De elektrische kinderbeveiliging zorgt ervoor
dat de schuifdeuren niet van binnenuit
kunnen worden geopend.
Gebruiksvoorschrift
Ga niet rijden met geopende schuifdeuren.
Neem altijd de sleutel mee als u de auto
verlaat, zelfs al is dit voor korte duur.
Controleer bij het aanzetten van het contact
altijd of de kinderbeveiliging is geactiveerd
(lampje brandt).
Bij een hevige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld.
Uit te voeren handeling bij een lege
accu
Voorportier passagierszijde en zijdeuren
Gebruik het slot om de portieren mechanisch
te vergrendelen in geval van een storing in
de accu of de centrale vergrendeling.
- Trek aan de portiergreep aan de
binnenzijde om het portier te openen en
uit te stappen.
- Steek, om het portier te vergrendelen,
de sleutel in de slotplaat in de zijkant
van het portier en draai de sleutel een
achtste omwenteling
.
Bestuurdersportier
- Steek de sleutel in het slot en draai
deze rechtsom om het portier te
vergrendelen en linksom om het portier
te ontgrendelen.
Page 27 of 268

25
Toegang tot de auto
VOORDA
T
u GAAT RIJDE
N
2
ACHTERDEUREN
Als de achterdeuren in een
hoek van 90° zijn geopend,
zijn de achterlichten niet
goed zichtbaar.
Gebruik om achteropkomend
verkeer te waarschuwen
in dat geval een
gevarendriehoek of
een ander wettelijk
voorgeschreven
waarschuwingsmiddel.
ACHTERKLEP (VOLGENSUITVOERING)
Van buitenaf
De twee achterdeuren openen in een hoek
van 90°.
Trek om de achterdeuren te openen de
handgreep naar u toe en trek vervolgens
aan de hendel om de linkerdeur te openen.
Sluit om de achterdeuren te sluiten eerst de
linkerdeur en vervolgens de rechterdeur.
Openen met 180°
De uitklapbare deurvangers maken het
mogelijk de achterdeuren in een hoek van
90° tot 180° te openen.
Trek de deurvanger naar u toe op het
moment dat de deur gedeeltelijk openstaat.
Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Van buitenaf
De achterklep kan worden vergrendeld en
ontgrendeld met de afstandsbediening.
Druk om de achterklep te openen op de
knop en trek de achterklep open.
U kunt gebruik maken van een lus om de
geopende achterklep te sluiten.
Van binnenuit
Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele storing in de
centrale vergrendeling de achterklep van
binnenuit ontgrendeld worden.
Klap de achterstoelen naar voren om bij het
slot te komen.
Steek een kleine schroevendraaier in deze
opening om de achterklep te ontgrendelen.
Page 28 of 268
26
Cockpit
INSTRUMENTENPANEEL
1.
Kilometer-/mijlenteller.
2.
Display.
3.
Brandstofniveaumeter,
koelvloeistoftemperatuurmeter.
4.
Toerenteller.
5.
Dimmer dashboardverlichting.
6.
Nulstelling dagteller/
onderhoudsindicator.
Display instrumentenpaneel
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Onderhoudsindicator,
motorolieniveaumeter, kilometer-/
mijlenteller.
- Water in brandstoffilter.
- Voorgloeien diesel.
- Opschakelindicator.
Verklikkerlampje en schakelaars op
de dakconsole
- Verklikkerlampje uitschakeling
passagiersairbag.
- Schakelaars stoelverwarming
bestuurder/passagier (uitvoering met
2 voorstoelen).
- Schakelaar in- en uitschakelen ventilatie
achter.
COCKPIT
Page 29 of 268

27
Cockpit
VOORDAT
u GAAT RIJDE
N
2
TIJD INSTELLEN
- rechtsom draaien: uren verhogen
(houd de knop naar rechts om de tijd
in een sneller tempo in te stellen),
- linksom draaien: tijdsaanduiding in
24H of 12H,
- rechtsom draaien: 24H of 12H
selecteren,
- linksom draaien: ingestelde tijd
bevestigen.
Als er ongeveer 30 seconden geen
handelingen worden uitgevoerd, verschijnt
de huidige weergave.
Middenconsole met display
Middenconsole zonder display
Raadpleeg om de op het display
weergegeven tijd in te stellen in de
rubriek 9 het gedeelte "Datum en tijd
instellen".
Instrumentenpaneel zonder display
Met de knop aan de linkerzijde
van het instrumentenpaneel kan
het klokje worden ingesteld door
de handelingen in onderstaande
volgorde uit te voeren:
- linksom draaien: de minuten knipperen,
- rechtsom draaien: minuten verhogen
(houd de knop naar rechts om de tijd in
een sneller tempo in te stellen),
- linksom draaien: de uren knipperen, De tijdweergave is afhankelijk
van de uitvoering. De toegang
tot de Datum is alleen actief
als de datum geheel in letters
wordt weergegeven (volgens
uitvoering).
Page 30 of 268

Cockpit
VERKLIKKERLAMPJES
Bij het starten van de motor gaat een aantal verklikkerlampjes branden en wordt een automatische controle uitgevoerd. Deze lampjes
zullen direct weer uitgaan. Als bij draaiende motor één van deze verklikkerlampjes blijft branden of gaat knipperen, wordt dit een
waarschuwing, eventueel in combinatie met een geluidssignaal of een melding op het display.
Negeer deze waarschuwingen niet.
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
STOP brandt in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het display. ernstige storingen met
betrekking tot de functies
"Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische
remdrukregelaar",
"Stuurbekrachtiging".
Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem
contact op met het CITROËN - netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Handrem /
remvloeistofniveau /
elektronische
remdrukregelaar
(REF)
brandt. handrem (nog iets) aangetrokken. Zet de handrem los; het verklikkerlampje zal uitgaan.
brandt. remvloeistofniveau te laag. Vul de door CITROËN voorgeschreven remvloeistof bij.
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is, in
combinatie met het
verklikkerlampje
ABS. een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem contact
op met het CITROËN -netw
erk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Motoroliedruk
en -temperatuur
brandt tijdens het
rijden. een te lage druk of een te hoge
temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de motorolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is. een ernstige storing. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 31 of 268

29
Cockpit
VOORDAT
u GAAT RIJDE
N
2
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en wijzer
in het rode
gebied. een abnormale verhoging van
de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het niveau.
knippert. een te laag koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Raadpleeg
het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Service blijft kort
branden. lichte storingen of
waarschuwingen. Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het display.
Zie rubriek 9, het gedeelte " Boordcomputer" en
vervolgens "Logboek waarschuwingsmeldingen.
Raadpleeg, afhankelijk van de ernst van de storing, het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. blijft branden. ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
1e zitrij niet
vastgemaakt brandt en gaat
vervolgens
knipperen. dat de bestuurder en/of
voorpassagier zijn veiligheidsgordel
niet heeft vastgemaakt. Doe de gordel om en steek de gesp in de gordelsluiting.
in combinatie
met een
geluidssignaal en
blijft vervolgens
branden. tijdens het rijden is de
veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier
niet vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in de rubriek 4 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".
De bestuurder moet controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel op de juiste wijze hebben vastgemaakt.
Page 32 of 268

30
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Airbag vóór/
zij-airbag /
window-airbag knippert of blijft
branden. een storing van een airbag. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Airbags".
Uitschakeling
airbag vóór aan
passagierszijde
brandt. dat deze airbag handmatig is
uitgeschakeld op het moment
dat een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op deze plaats
is bevestigd. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Airbags - kinderen aan
boord".
Laag
brandstofniveau
brandt en wijzer
in het rode
gebied. dat zodra dit lampje gaat
branden er nog ongeveer
8 liter
brandstof aanwezig is. Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met
een lege tank strandt.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor
kunnen het emissieregelsysteem en het injectiesysteem
beschadigd raken.
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 80 liter. blijft branden
zodra het contact
wordt aangezet. dat er onvoldoende brandstof in
de tank aanwezig is.
knippert.
dat de brandstoftoevoer is onderbroken
ten gevolge van een ernstige aanrijding. Herstel de brandstoftoevoer. Zie in de rubriek 6 het
gedeelte "Brandstof".
Emissieregeling
EOBD knippert of blijft
branden. een storing in het systeem. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laden accu brandt. een storing in het laadcircuit. Controleer de accupolen. Zie in de rubriek 7 het
gedeelte "Accu".
knippert. het overgaan naar de waakfase van
de actieve functies (eco-mode). Zie in de rubriek 7 het gedeelte "Accu".
blijft branden,
terwijl de controles
zijn uitgevoerd. een storing in een elektrisch
circuit, de ontsteking of het
brandstofsysteem. Neem contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.