Page 129 of 268
127
Wiel verwisselen
SNEL WEER OP WE
G
7
- Open het deksel bij de dorpel om bij de
bout van de reservewielhouder te komen.
- Draai de bout los met de wielsleutel tot
de reservewielhouder volledig gezakt is.
- Neem de reservewielhouder los van de
haak en plaats het reservewiel bij het te
verwisselen wiel.
3. RESERVEWIEL
- Het reservewiel is vanaf de achterzijde
bereikbaar.
- Open de achterdeuren. U kunt de plafonnier inschakelen voor
extra licht.
Page 130 of 268
128
Wiel verwisselen
4. VERWISSELEN
- Plaats de kop van de krik in het
steunpunt bij het te verwisselen wiel.
Zorg ervoor dat het voetstuk van de krik
op een stevige ondergrond staat en zich
loodrecht onder het steunpunt bevindt.
- Draai de krik uit tot het wiel loskomt van
de grond.
- Draai alle wielbouten geheel los.
- Verwijder de wielbouten en het wiel.
- Verwijder de wieldop door deze los te
trekken met behulp van het sleepoog.
- Draai de wielbouten iets los. Draai de krik niet uit voordat de
wielbouten van het te verwisselen wiel
iets zijn losgedraaid en het wiel dat zich
schuin tegenover het te verwisselen wiel
bevindt, is geblokkeerd met een wielblok.
Page 131 of 268
129
Wiel verwisselen
SNEL WEER OP WE
G
7
- Laat de auto volledig zakken door de
krik omlaag te draaien en verwijder de
krik vervolgens.
- Draai de wielbouten met de wielsleutel
volledig vast, zonder te forceren.
- Berg het wiel met de lekke band op in de
reservewielhouder.
- Hang de reservewielhouder op aan
de haak en draai deze omhoog
met behulp van de bout en de
wielsleutel. Controleer of het wiel en
de reservewielhouder goed vast zitten
tegen de vloer van de auto.
- Let erop dat u het deksel bij de dorpel
sluit.
- Berg de sierdop op in de auto.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt.
Gebruik nooit ander gereedschap in plaats
van de wielsleutel.
5. MONTEREN VAN HETRESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en draai de
wielbouten met de hand vast.
- Draai de wielbouten met de wielsleutel
enigszins vast.
Page 132 of 268

130
Sneeuwscherm
AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van bestemming
wordt het afneembare sneeuwscherm op
het onderste gedeelte van de voorbumper
geplaatst om een opeenhoping van sneeuw
bij de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
PLAATSEN
- Breng het afneembare sneeuwscherm
aan in de richting van de centreerstift A
op de voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier hoeken
aan te drukken ter hoogte van de clips B .
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen als de buitentemperatuur hoger
is dan 10°C (en er geen kans op sneeuw
meer is) of als de auto een aanhanger trekt.
VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B één voor één los.
6. MONTEREN VAN HETGEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet
bovendien niet de sierdop te monteren.
Zie in de rubriek 8 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
Het noodreservewiel is niet geschikt
voor het afleggen van lange afstanden,
laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
controleren. Laat bovendien de lekke band
zo spoedig mogelijk repareren en het
oorspronkelijke wiel in de plaats van het
reservewiel monteren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 133 of 268
131
Lamp vervangen
SNEL WEER OP WE
G
7
LAMPEN VERVANGEN
Ty p e C
Halogeenlamp: duw
de borgveer open en
verwijder de lamp uit de
lamphouder.
Ty p e A
Glassokkellamp: de lamp
is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de
lamp daarom voorzichtig
los.
LAMPEN
Uw auto is voorzien van verschillende typen lampen. Verwijder ze als volgt:
Ty p e B
Lamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en
draai hem linksom.
Wacht na het uitschakelen van de
verlichting enkele minuten alvorens
een halogeenlamp te vervangen (om
brandwonden te voorkomen). Raak de lamp
niet met de hand aan, maar gebruik een
droge, pluisvrije doek.
Controleer na het vervangen of de
verlichting goed werkt.
Page 134 of 268

132
Lamp vervangen
3.
Richtingaanwijzers
Type B
, PY21W - 21W (amberkleurig)
- Draai de lamphouder een kwart
omwenteling linksom.
- Druk de lamp iets in en draai hem
linksom.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en controleer
of het rondom goed aansluit voor een
goede afdichting.
KOPLAMPEN
Open de motorkap. Steek uw hand achter de
koplampunit om bij de lampen te komen.
Voer het monteren uit in omgekeerde
volgorde.
1.
Dimlicht/Grootlicht
Type C
, H4 - 55W
- Trek aan de rubber borglip en
verwijder het middelste deksel.
- Neem de stekker los.
- Duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het
metalen gedeelte goed aansluit op de
groeven van de lampunit.
2.
Parkeerlicht
Type A
, W5W - 5W
- Trek aan de rubber borglip en
verwijder het deksel.
- Trek aan de stekker om de met
een drukbevestiging gemonteerde
lamphouder los te nemen.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en controleer
of het rondom goed aansluit voor een
goede afdichting.
4.
Mistlampen vóór
Type C
, H1 - 55W
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 135 of 268

133
Lamp vervangen
SNEL WEER OP WE
G
7
ZIJKNIPPERLICHT
Type A
, WY 5W (amberkleurig)
- Druk het zijknipperlicht naar achteren en
trek het los.
- Houd de stekker vast en draai de
lamphouder een kwart omwenteling naar
links.
- Draai de lamp een kwart omwenteling
naar links, verwijder hem en vervang
hem.
- Breng het zijknipperlicht vanaf de
achterzijde aan en duw hem naar de
voorzijde van de buitenspiegel.
Voor/achter
De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en zijknipperlichten)
moeten worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen. PLAFONNIERS
Type A
, 12V5W - 5W
- Maak de plafonnier los door aan
weerszijden een schroevendraaier door
de gleuf te steken.
- Trek de lamp los en vervang hem.
- Bevestig het lampglas en controleer of
het goed vastzit.
Gebruik hogedrukreiniger
Richt bij het wassen van hardnekkig
vuil met een hogedrukspuit niet
direct op de koplampen, de verlichting en
omringende delen om te voorkomen dat de
lak en de afdichting beschadigd raken.
Page 136 of 268
134
Lamp vervangen
ACHTERLICHTEN
Zie voor meer informatie "Lampen".
- Bepaal de plaats van de defecte lamp
en open de achterdeuren in een hoek
van 180°. Raadpleeg in rubriek 2 het
gedeelte "Toegang tot de auto".
- Verwijder de twee bevestigingsmoeren.
- Trek aan de buitenzijde de lampunit los.
- Maak de 8 borglippen los en verwijder
de lamphouder uit de lampunit.
- Druk de defecte lamp iets in en draai
hem linksom om hem te verwijderen.
- Vervang de lamp.
1.
Remlichten/achterlichten
Type B
, P21/5W - 21/5W
2.
Richtingaanwijzers
Type B
, PY21W - 21W (amberkleurig)
3.
Achteruitrijlichten
Type B
, P21W - 21W
4.
Mistachterlicht
Type B
, P21W - 21W Let bij het monteren op het volgende:
- maak de 8 borglippen vast,
- controleer of de twee witte nokjes in de
uitsparingen van het rubber komen voor
een goede afdichting van de lamp,
- controleer of de bedrading nergens
klem zit.