Page 97 of 268

95
Veiligheidsgordels
VEILIGHEI
D
4
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in werking
treedt bij een aanrijding, een noodstop of het
over de kop slaan van de auto.
De veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners werken alleen als het
contact aan staat.
U kunt de gordel losmaken door de rode
knop op de gesphouder in te drukken.
Geleid de gordel tijdens het oprollen.
Als de gordelspanners zijn geactiveerd,
gaat het verklikkerlampje airbag branden.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Voorschriften voor kinderen:
- maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m gebruik van een geschikt
kinderzitje.
- laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden. De veiligheidsgordel
mag door niet meer dan één persoon
gedragen worden. VEILIGHEIDSGORDELS
ZITPLAATSEN VÓÓR
VEILIGHEIDSGORDELS
ACHTERZITPLAATSEN
Als uw auto is voorzien van een losse stoel
en een tweezitsbank, zijn de 3 zitplaatsen
voorzien van driepunts veiligheidsgordels
met oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning. Raadpleeg voor meer informatie over
kinderzitjes in rubriek 4 het gedeelte
"Kinderen in de auto".
Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften
moeten werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het CITROËN-netwerk, dat tevens voor de
garantie zorgt en de werkzaamheden volgens
de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig (ook na een kleine aanrijding)
controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats: de gordels
mogen geen slijtagesporen en scheuren
vertonen en er mogen geen wijzigingen aan
de gordels zijn aangebracht.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij het
CITROËN-netwerk.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
- moet worden voorkomen dat de gordel
gedraaid raakt en moet de gordel in een
vloeiende beweging naar voren worden
getrokken,
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien
van armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Met airbags vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien
van pyrotechnische gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers.
Zonder airbags vóór
Als uw auto is voorzien van een
tweezitsbank vóór zonder airbags vóór,
is de veiligheidsgordel van de middelste
passagier niet voorzien van een
pyrotechnische gordelspanner.
Zorg ervoor dat de gordels op de 2
e en
3e zitrij in de juiste gordelsluiting worden
vastgemaakt. Bevestig de gordels van de
buitenste zitplaatsen niet in de gordelsluiting
van de middelste zitplaats en andersom.
Page 98 of 268
Page 99 of 268

97
Airbags
VEILIGHEI
D
4
De airbags zijn speciaal ontworpen voor
een betere veiligheid van de inzittenden
(behalve op de middelste zitplaatsen van
zitrij 2 en 3) bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
in dat geval de frontale en zijdelingse
aanrijdingen waaraan de registratiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden de
airbags onmiddellijk opgeblazen en
beschermen ze de inzittenden van de
auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas
zodat noch het zicht, noch het eventueel
verlaten van de auto door de inzittenden
wordt belemmerd,
- bij een minder ernstige aanrijding of
een aanrijding van achteren en in
bepaalde gevallen waarin de auto over
de kop slaat, treden de airbags niet in
werking. De veiligheidsgordels zorgen
in deze situaties voor een afdoende
bescherming.
De kracht van de aanrijding is afhankelijk
van het soort obstakel en de snelheid van
de auto op dat moment. Wanneer een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de passagiersstoel is
geplaatst, moet de airbag aan passagierszijde
zijn uitgeschakeld. Zie in rubriek 4 het
gedeelte "Kinderen aan boord".
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er
een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
hetzelfde of een volgend ongeval), werken
de airbags niet meer.
Het activeren van de airbags gaat gepaard
met wat onschadelijke rook en een knal,
als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan voor
personen die daar gevoelig voor zijn,
irriterend zijn.
De knal die bij de ontsteking wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende
een korte periode enigszins verminderen.
AIRBAGS
Page 100 of 268

98
Airbags
Gebruiksvoorschrift
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede
werking van de airbag belemmeren en/of
de inzittende bij het opblazen van de airbag
verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Het is beslist niet toegestaan om
werkzaamheden uit te voeren aan
airbagsystemen, raadpleeg hiervoor het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Zij-airbags
Bedek de stoelen uitsluitend met de
goedgekeurde stoelhoezen. Deze
belemmeren het activeren van de zij-airbags
niet. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van
de stoelen, dit zou bij het afgaan van de
airbags kunnen leiden tot verwondingen aan
armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
Zorg ervoor dat de passagier zijn voeten niet
op het dashboard laat rusten, hij kan anders
ernstig letsel oplopen als de airbag wordt
opgeblazen.
Het is raadzaam niet te roken in de
auto. Als de airbag wordt opgeblazen,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten
in de stuurwielbekleding en sla er niet op.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding,
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het
dak; deze maken deel uit van de bevestiging
van de window-airbags.
Page 101 of 268

99
Airbags
VEILIGHEI
D
4
Zij-airbags
De zij-airbags (volgens uitvoering)
beschermen de bestuurder en voorpassagier
bij een ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Registratiezones voor een aanrijding
A.
Impactzone vóór
B.
Impactzone opzij Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display, raadpleeg dan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten controleren. De
kans bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Activering
De zij-airbags worden aan de
desbetreffende zijde opgeblazen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B
),
loodrecht op de lengteas van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde
van de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffende
portierpaneel.
Window-airbags
De window-airbags beschermen de
bestuurder en passagiers (uitgezonderd de
middelste zitplaatsen van zitrij 2 en 3) bij
een ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op hoofdletsel te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en het bovenste gedeelte van het
interieur.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met de zij-
airbag aan de desbetreffende zijde opgeblazen
bij een ernstige zijdelingse aanrijding binnen
(een gedeelte van) de impactzone opzij ( B
),
loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf
de buitenzijde richting de binnenzijde van de
auto, die zich op een horizontale ondergrond
moet bevinden.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende vóór of achter in de auto en de ruiten.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan, kan het zijn dat
de airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding wordt de airbag niet
geactiveerd.
Storing
Page 102 of 268

100
Airbags
Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
- Zet het contact af
, steek de sleutel in
de schakelaar voor uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde,
- draai deze in de stand "OFF"
,
- verwijder de sleutel zonder de stand van
de sleutel te veranderen.
Airbags vóór
Deze zijn voor de bestuurder in het midden
van het stuurwiel en voor de passagier in
het dashboard aangebracht.
Inschakelen
In de stand "OFF"
werkt de airbag aan
passagierszijde bij een eventuele aanrijding
niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan
de schakelaar weer op "ON"
om de airbag
opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid
van uw passagier te garanderen. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag aan passagierszijde altijd
uit als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders
kan een kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt zolang
de airbag is uitgeschakeld.
Activering
Ze worden tegelijkertijd geactiveerd,
behalve als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen de impactzone A
, in de
lengterichting van de auto en vanaf de
voorzijde richting de achterzijde van de auto,
die zich op een horizontale ondergrond moet
bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het dashboard om
te voorkomen dat de inzittende naar voren
wordt geworpen.
Storing airbag vóór
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display,
laat het systeem dan controleren
door het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Als de twee verklikkerlampjes airbag
permanent branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug in de rijrichting.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 103 of 268

101
Kinderen aan boord
VEILIGHEI
D
4
ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT
KINDERZITJES
"Met de rug in de rijrichting"
Aanbevolen op de zitplaatsen achter tot
2 jaar.
Wanneer een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de passagiersstoel vóór
wordt geplaatst, moet de airbag aan
passagierszijde zijn uitgeschakeld. Anders
kan het kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Aanbevolen op de zitplaatsen achter vanaf
2 jaar.
Wanneer een kinderzitje met het gezicht
in de rijrichting op de passagiersstoel
vóór wordt geplaatst, mag de airbag aan
passagierszijde niet worden uitgeschakeld.
KINDERZITJE VÓÓR
De regels voor het vervoeren van kinderen
zijn per land verschillend. Raadpleeg
hiervoor de wetgeving in uw land.
Raadpleeg de lijst met de voor uw land
goedgekeurde kinderzitjes. De aanwezigheid
van ISOFIX-bevestigingen, achterzitplaatsen
en een (uitschakelbare) passagiersairbag is
afhankelijk van de uitvoering.
Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw
auto veel aandacht heeft besteed aan
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen,
is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk
van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner
dan 1,50 meter dienen in goedgekeurde,
aan het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheidsgordels
of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste
plaatsen te worden vervoerd,
- de veiligste plaats voor het vervoeren
van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van uw
auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als
achterin met de rug in de rijrichting
worden vervoerd,
- een kind mag nooit op de schoot van
een passagier worden vervoerd.
Page 104 of 268
102
Kinderen aan boord
De procedure voor kinderzitjes en de
functie uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde zijn gelijk voor het hele
CITROËN-gamma.
Als de airbag aan passagierszijde niet
kan worden uitgeschakeld, is het absoluut
verboden een kinderzitje "met de rug in
de rijrichting" op de zitplaatsen voor te
bevestigen.
Zie rubriek 4, gedeelte "Airbags".
Airbag aan passagierszijde OFF
Raadpleeg de voorschriften op de sticker die
zich aan beide zijden van de zonneklep aan
passagierszijde bevindt.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde altijd uit als u
een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.