Page 121 of 268
Innovatie voor nog betere prestaties
Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research &
Development-teams van TOTAL voor CITROËN
smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste
technologieën die in auto’s van het merk CITROËN
worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden
als gebruik in het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de
motor.
Een optimale bescherming van uw
motor
Het gebruik van TOTAL
smeermiddelen bij het onderhoud
van uw auto CITROËN zorgt
voor een langere levensduur en
betere prestaties van de motor
waarbij tevens het milieu wordt
gerespecteerd.
Page 122 of 268

120
Brandstof
BRANDSTOF TANKEN
Tanken
Het tanken dient met afgezette motor
te
geschieden.
Zodra dit lampje gaat branden en
als de wijzer aan het begin van het
rode gebied staat, is het minimum
brandstofniveau bereikt.
Op dat moment is er nog ongeveer 8 liter
brandstof in de tank.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen. Houd tijdens het tanken de linker
schuifdeur (volgens uitvoering)
gesloten om te voorkomen dat de
brandstofvulklep wordt beschadigd.
Rijd nooit door tot de tank
helemaal leeg is, hierdoor kunnen
het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
Te laag brandstofniveau
Het is normaal dat bij het openen van de
tankdop een geluid van aanzuigende lucht
hoorbaar is, aangezien er een vacuüm
ontstaat dat wordt veroorzaakt door de
afdichting van het brandstofcircuit.
Op een label staat de voorgeschreven soort
brandstof aangegeven.
Er moet minimaal 8 liter brandstof worden
getankt om er voor te zorgen dat de
brandstofmeter het niveau weer aangeeft.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3
keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen
er storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ca. 80 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en
sluit de vulklep.
U kunt deze schuifdeur vergrendelen met
het elektrische kinderslot. Zie in de
rubriek 2 het gedeelte “Toegang tot de
auto”.
- Open de brandstofvulklep.
Steek de sleutel in het slot en draai deze
een kwart omwenteling.
- Trek de tankdop uit de vulopening en
bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Page 123 of 268

DIESEL
121
Brandstof
ONDERHOU
D
6
BRANDSTOFTOEVOERUITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege brandstoftank is
het noodzakelijk het brandstofsysteem te
ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf
liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de
ontluchting (onder de beschermkap in
de motorruimte) tot u brandstof in de
transparante slang ziet komen,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten)
tot de motor aanslaat. Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een melding
op het display.
Controleer buiten de auto of u geen brandstof
ruikt en of er geen brandstofl ekkage is en
herstel de brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP),
- neem de sleutel uit het contactslot,
- plaats de sleutel in het contactslot,
- zet het contact aan en start de motor.
Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen die
aan de huidige en toekomstige Europese
richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de
richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die
aan de pomp getankt kunnen worden (met
een gehalte aan methyl-estervetzuren van
0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk
bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde
dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften
strikt worden nageleefd. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen van
het type E10 en E24 (deze bevatten resp.
10% en 24% ethanol) die voldoen aan de
Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85 (deze
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend
geschikt voor auto's die speciaal bestemd
zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's).
De kwaliteit van de ethanol moet voldoen
aan de Europese richtlijn EN 15293.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met
een ethanolgehalte tot 100% (type E100),
worden alleen verkocht in Brazilië.
Page 124 of 268
122
Brandstof
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege brandstoftank
is het mogelijk het brandstofsysteem te
ontluchten met behulp van de drukknop:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf
liter diesel,
- open de motorkap,
- maak de beschermkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken,
- zet de kap aan de rechterzijde van de
motor,
- duw de drukknop krachtig in om de
pomp in te schakelen; de brandstof
verschijnt in de slang,
- houd de sleutel in de stand "D" (starten)
tot de motor aanslaat,
- plaats de twee uitsparingen in de
nokken aan de achterzijde van de motor
om de beschermkap weer terug te
plaatsen,
- zet de beschermkap vast,
- sluit de motorkap. Als de motor niet meteen aanslaat, blijf
het dan niet proberen.
Bedien de handopvoerpomp en
vervolgens de startmotor opnieuw.
Page 125 of 268

123
Accu
SNEL WEER OP WE
G
7
ACCU
De accu bevindt zich in een ruimte onder de
vloer, vóór de linker voorstoel.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accukabels
los te nemen.
Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn
aangesloten, het contact AAN en wacht
1 minuut alvorens de motor te starten, zodat
de elektronische systemen geïnitialiseerd
kunnen worden. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als er zich na deze handeling
toch nog problemen voordoen. Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan een
maand buiten gebruik is. Nadat de motor is afgezet wordt bij aangezet
contact na 30 minuten een aantal elektrische
voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening,
plafonniers, autoradio, enz.) automatisch
uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu
ontladen raakt.
Laden met behulp van eenacculader:
- maak de accupoolklemmen los,
- volg de aanwijzingen van de fabrikant op
de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te
beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze
bedekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accukabels
los en reinig de polen en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+)
polen van de beide accu's,
- sluit de groene of zwarte kabel aan op
de (-) pool van de hulpaccu,
- sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op een zo
ver mogelijk van de accu verwijderd
massapunt van de te starten auto,
- stel de startmotor in werking en laat de
motor draaien,
- wacht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels los. Op dat moment knippert het verklikkerlampje
voor het laden van de accu en verschijnt er
een melding op het display.
Start de motor en laat deze enige
tijd draaien om de bovengenoemde
voorzieningen weer te kunnen gebruiken.
De beschikbare tijd bedraagt het dubbele
van de tijd dat de motor heeft gedraaid.
Deze tijd zal echter altijd tussen de
5 en 30 minuten bedragen.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Page 126 of 268

124
Wiel repareren
BANDENREPARATIESET
De bandenreparatieset bevindt zich links
achter in de auto.
De set voor voorlopige bandenreparatie
bestaat uit een compressor en een flacon
(dat een afdichtmiddel bevat).
Gebruik van de set
- zet het contact af,
- plak de sticker met de snelheidslimiet op
het stuurwiel om u er aan te herinneren
dat u met een tijdelijk gerepareerd wiel
rijdt,
- controleer of de schakelaar A
in de
stand "0"
staat,
- sluit de slang van de flacon 1
aan op het
ventiel van de lekke band,
- sluit de stekker van de compressor aan
op de 12V-aansluiting van de auto,
- start de motor en laat deze draaien,
- activeer de compressor door op de
schakelaar A
in de stand "1"
te drukken
tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt.
Auto's die voorzien zijn van een
bandenreparatieset hebben geen
reservewiel, noch gereedschap
(krik, slinger, ...).
- verwijder de compressor, maak de
flacon los en berg deze op in een
lekvrije tas zodat de vloeistof geen
vlekken achterlaat in uw auto,
- rijd onmiddellijk ongeveer drie kilometer
met beperkte snelheid (tussen 20 en
60 km/u), zodat het afdichtingsproduct
het lek kan dichten,
- zet de auto stil en controleer de
reparatie en de bandenspanning,
Als deze spanning na ongeveer vijf tot
tien minuten niet bereikt kan worden,
kan de band niet worden gerepareerd;
raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u te helpen.
Page 127 of 268

Wiel repareren
SNEL WEER OP WE
G
7
- sluit de slang van de compressor direct
aan op het ventiel van de gerepareerde
band,
- sluit de stekker van de compressor
opnieuw aan op de 12V-aansluiting van
de auto,
- start de motor opnieuw en laat deze
draaien, Let op: de flacon met vloeistof bevat
ethyleenglycol, dit middel is schadelijk
bij inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten bereik van kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van de vloeistof
staat vermeld op de flacon.
De flacon is voor eenmalig gebruik; eenmaal
geopend moet de flacon vervangen worden.
Werp de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het CITROËN-netwerk of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet een nieuwe flacon met
afdichtingsproduct aan te schaffen,
verkrijgbaar bij het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
- breng de band op de voorgeschreven
spanning met behulp van de compressor
(op spanning brengen: schakelaar A
in
de stand " 1
" ; spanning verminderen:
schakelaar A
in de stand " 0
" en
knop B
indrukken), zoals vermeld
op de bandenspanningssticker (op
de portierstijl aan bestuurderszijde);
vergeet vervolgens niet te controleren
of het lek goed is gedicht (geen lagere
bandenspanning na enkele kilometers),
- verwijder de compressor en berg de
complete set op,
- rijd met matige snelheid (maximaal
80 km/u) over een afstand van maximaal
ongeveer 200 km,
- neem zo snel mogelijk contact op
met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de band
door een technicus te laten repareren of
te laten vervangen.
Page 128 of 268

126
Wiel verwisselen
WIEL VERWISSELEN
Volg onderstaande instructies op als uw
auto is uitgerust met een reservewiel onder
de auto.
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
- Zorg ervoor dat alle inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plek bevinden.
- Zet de auto voor zover mogelijk op
een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
- Zet de handrem vast, zet het contact af
en schakel de eerste versnelling of de
achteruit in.
- Blokkeer indien mogelijk het wiel schuin
tegenover het te verwisselen wiel met
een wielblok (indien aanwezig).
Onder bepaalde omstandigheden (terrein
of zware belading) is het noodzakelijk de
auto op te krikken om het reservewiel uit de
houder te kunnen verwijderen. Roep in dat
geval de hulp in van het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Schakel de niveauregeling (volgens
uitvoering) uit. Zie in de rubriek 3 het
gedeelte "Achtervering".
2. GEREEDSCHAP
- Open de kunststof afdekkap links achter
in de auto (volgens uitvoering).
- Draai de moer los en verwijder de krik
en de wielsleutel.
1.
Wielsleutel.
2.
Krik.
3.
Sleepoog.
De krik en het overige gereedschap
zijn speciaal ontwikkeld voor uw
auto. Gebruik deze niet voor andere
doeleinden.