134
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Zitplaatsen voor
(lampje nr. 1=bestuurder en nr. 5=passagier)
Bestuurder
Als alleen de bestuurder in de auto zit en de veiligheidsgordel is
niet omgelegd, dan start, als sneller dan 20 km/h wordt gere-
den of als langer dan 5 seconden een snelheid wordt aangehou-
den tussen 10 km/h en 20 km/h, er een waarschuwingscyclus
voor de zitplaatsen voor (de eerste 6 seconden een ononderbro-
ken akoestisch signaal en vervolgens nog een “beep” van 90 se-
conden en gaat het lampje knipperen). Als de cyclus is beëindigd,
blijven de lampjes constant branden totdat de motor wordt uitge-
zet. Het akoestische signaal stopt onmiddellijk en het lampje wordt
groen zodra de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde is omgelegd.
Als de veiligheidsgordel tijdens het rijden weer wordt losgemaakt,
klinkt opnieuw het akoestische signaal en gaat het lampje weer
rood knipperen zoals hiervoor beschreven.
Passagier
Dezelfde situatie geldt voor de passagier voor, met als verschil
dat het lampje groen gaat branden en het akoestische signaal
ook wordt onderbroken als de passagier de auto verlaat.
In het geval dat beide veiligheidsgordels voor kort na elkaar wor-
den losgemaakt bij een rijdende auto, heeft het akoestische sig-
naal betrekking op de gordel die het laatst is losgemaakt, terwijl
de twee lampjes onafhankelijk van elkaar werken.
Zitplaatsen achter (lampje nr. 2, nr. 3 en nr. 4)
Bij de achterzitplaatsen is er alleen een signalering als een van de
gordels wordt losgemaakt (knipperend rood lampje). In deze situ-
atie gaat het rode lampje van de losgemaakte gordel ongeveer
30 seconden knipperen. Bovendien klinkt er een akoestisch signaal.
Als er meer gordels worden losgemaakt, begint en eindigt het knip-
peren voor elk van de rode lampjes apart. Het lampje wordt groen
als de betreffende veiligheidsgordel weer wordt omgelegd.
Circa 30 seconden na de laatste signalering doven de lampjes (rood
of groen) van de zitplaatsen achter ongeacht de status van de gordel.
BELANGRIJKE TIPS
Als de contactsleutel op stand MAR wordt gedraaid, dan blijven
alle lampjes gedoofd als de veiligheidsgordels (voor en achter)
reeds zijn omgelegd.
Alle lampjes gaan branden op het moment dat ten minste een om-
gelegde gordel wordt losgemaakt of omgekeerd.
150
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het lampje ¬niet gaat branden als u de con-
tactsleutel in stand MAR draait, of blijft branden tij-
dens het rijden (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display), dan is er mogelijk een sto-
ring in de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de air-
bags of gordelspanners niet geactiveerd worden bij een on-
geval of, in een zeer beperkt aantal gevallen, niet op de
juiste wijze geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt, dient
u contact op te nemen met het Alfa Romeo Servicenetwerk
om het systeem direct te laten controleren.
De geldigheidsduur van de pyrotechnische lading
en die van het spiraalmechanisme zijn vermeld op
het betreffende plaatje in het dashboardkastje.
Wendt u vóór het verstrijken van deze periode tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk om de gordelspanner te la-
ten vervangen.
Reis niet met voorwerpen op schoot of voor de
borst en houd vooral geen pijp, potlood enz. in
de mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in wer-
king treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij be-
schadiging of als de auto bij een overstroming on-
der water is geweest, het airbagsysteem door het
Alfa Romeo Servicenetwerk controleren.
Bedenk dat als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook bij uitgezette motor de airbags geacti-
veerd kunnen worden als de auto wordt aange-
reden door een andere auto. Daarom mogen, ook als de
auto stilstaat, absoluut geen kinderen op de passagiers-
stoel voor worden geplaatst. Als de contactsleutel echter
in stand STOP staat, wordt bij een ongeval geen enkel be-
veiligingssysteem (airbag of gordelspanners) geactiveerd;
als een systeem niet in werking treedt, betekent dit niet
dat het systeem niet goed werkt.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje
“(met ingeschakelde frontairbag aan
passagierszijde) enige seconden branden en ver-
volgens enige seconden knipperen, om aan te geven dat
de airbag aan passagierszijde bij een ongeval wordt ge-
activeerd. Hierna moet het lampje doven.
De frontairbag treedt in werking als de botsing
zwaarder is dan een botsing waarbij alleen de gor-
delspanners worden geactiveerd. Bij aanrijdingen
die tussen deze twee drempelwaarden in liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
151
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STARTEN EN RIJDEN
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
❍draai de contactsleutel in stand MAR: op het instrumentenpa-
neel gaan de controlelampjes
menYbranden;
❍wacht tot de controlelampjes doven;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het lampje m
gedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de voorgloeibougies weer
afgekoeld. Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
Als het lampje mgedurende 1 minuut gaat knip-
peren na het starten of tijdens een langdurige start-
poging, dan duidt dat op een storing in het voor-
gloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de auto op
de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo snel mo-
gelijk tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het is zeer gevaarlijk om de motor in afgesloten
ruimten te laten draaien. De motor verbruikt zuur-
stof en produceert kooldioxide, koolmonoxide en
andere giftige gassen.
MOTOR STARTEN
BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan en zet de versnellingspook in vrij;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zo-
dra de motor is aangeslagen.
BELANGRIJKE TIPS
❍Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
❍Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje Yop het
instrumentenpaneel blijft branden samen met het lampje
U,
draai dan de sleutel in stand STOP en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het dan
met de andere geleverde sleutels. Als u er ook na deze han-
delingen nog niet in slaagt de motor te starten, wendt u dan
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
❍Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als de motor
stilstaat.
152
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het is raadzaam om gedurende de eerste ge-
bruiksperiode geen maximale prestaties van uw
auto te verlangen (bijv. snel accelereren, langdu-
rig rijden met hoge toerentallen en krachtig remmen).
Zolang de motor niet is aangeslagen werken de
rem- en elektromechanische stuurbekrachtiging
niet, waardoor meer kracht nodig is voor de be-
diening van het rempedaal en het stuur.
Probeer auto’s nooit te starten door ze aan te du-
wen, te slepen of van een helling te laten rijden. De-
ze handelingen kunnen de katalysator beschadigen.
Laat de contactsleutel niet in stand MAR staan als
de motor is uitgezet, om te voorkomen dat de ac-
cu ontlaadt.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toerentallen draai-
en en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❍verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties. Wij ra-
den u aan te wachten tot de wijzernaald van de koelvloei-
stoftemperatuurmeter begint te bewegen.
MOTOR UITZETTEN
Draai bij stationair draaiende motor de contactsleutel in stand STOP.
BELANGRIJK Het is beter om de motor na een zware rit niet on-
middellijk uit te zetten, maar hem even stationair te laten draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen en-
kel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor mo-
toren met turbocompressor, schadelijk.
156
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
RIJSTIJL
Starten
Laat bij stilstaande auto de motor niet warmdraaien met statio-
nair toerental en ook niet met een verhoogd toerental: onder de-
ze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op, terwijl het
verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen. Het is be-
ter om rustig weg te rijden en geen hoge toerentallen te gebrui-
ken: op deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of voor-
dat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het overscha-
kelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost brandstof en ver-
hoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste ver-
snelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een snelle
acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Bij het oneigenlijke ge-
bruik van een hoge versnelling neemt het verbruik en de schadelij-
ke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere snel-
heid. Rijd zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid, vermijd
overbodig remmen en optrekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt de uit-
stoot van schadelijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijk op te
trekken en het toerental waarbij het maximum koppel wordt ge-
leverd, niet te overschrijden.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de motor niet de
optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet alleen het brand-
stofverbruik toe (van 15 tot aan 30 % in stadsverkeer), maar ook
de uitstoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij filerijden waarbij overwegend
lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad waar zich veel
verkeerslichten bevinden, zal het brandstofverbruik aanzienlijk ho-
ger zijn. Bochtige trajecten, bergwegen en een slecht wegdek ver-
hogen eveneens het brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is het raad-
zaam de motor uit te zetten.
164
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Ga voor het verwisselen van een wiel als volgt te werk:
❍stop de auto op een plaats waar het verkeer niet in gevaar
wordt gebracht en in alle veiligheid het wiel kan worden ver-
wisseld. Zet de auto op een vlakke en stevige ondergrond;
❍zet de motor uit, trek de handrem aan en schakel de 1ever-
snelling of de achteruit in; trek het veiligheidshesje met re-
flecterende strepen aan (wettelijk verplicht) voordat u de au-
to verlaat;
❍open de achterklep, trek aan de lus A-fig. 113 en trek de be-
kleding omhoog;
❍draai m.b.v. sleutel A-fig. 114 uit de gereedschaphouder, de
blokkeerschroef los, neem de gereedschaphouder B uit en zet
de houder dicht bij het te verwisselen wiel; neem daarna het
noodreservewiel C uit;
fig. 115A0K0038m
❍pak de sleutel A-fig. 115 en draai de wielbouten van het te ver-
wisselen wiel ongeveer een slag los. Schud bij uitvoeringen met
lichtmetalen velgen enige malen aan de bovenkant van de car-
rosserie, waardoor de velg los van de wielnaaf kan komen;
fig. 114A0K0124m
fig. 113A0K0168m
172
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❍pomp de band op met de spanning die staat aangegeven in de
paragraaf „Wielen” in hoofdstuk „Technische gegevens”. Con-
troleer de bandenspanning op de manometer B-fig. 126 en
schakel de compressor uit voor een nauwkeurige aflezing;
❍als u er niet in slaagt binnen 5 minuten de bandenspanning op
ten minste 1,8 bar te krijgen, koppel dan de compressor los
van het ventiel en de stekkerdoos en verplaats vervolgens de
auto ongeveer 10 meter naar voren of naar achteren, zodat
de afdichtvloeistof in de band verdeeld wordt; pomp de band
vervolgens weer op;
❍als u er ook dan niet in slaagt om, binnen 5 minuten na in-
schakeling van de compressor, de spanning op ten minste 1,8
bar te brengen, mag niet verder worden gereden. Wendt
u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk;
❍stop na ongeveer 10 minuten en controleer opnieuw de ban-
denspanning: vergeet niet de handrem aan te trekken;
Plaats de sticker op een voor de bestuurder goed
zichtbare plaats om aan te geven dat de band
behandeld is met de snelle bandenreparatieset.
Rijd voorzichtig vooral in bochten. Rijd niet harder dan
80 km/h. Vermijd bruusk accelereren en remmen.
❍als de bandenspanning ten minste 1,8 bar bedraagt, moet de
correcte bandenspanning worden hersteld (met draaiende mo-
tor en aangetrokken handrem), en kan verder worden gere-
den. Rijd zeer voorzichtig naar een vestiging van het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Als de bandenspanning onder 1,8 bar is gedaald,
mag niet verder worden gereden: de snelle ban-
denreparatieset Fix&Go Automatic kan de vereis-
te wegligging niet garanderen omdat de band te erg be-
schadigd is. Wendt u tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
U moet absoluut aangeven dat de band is gere-
pareerd met de snelle bandenreparatieset. Over-
handig de informatiefolder aan het personeel dat
de band moet repareren die behandeld is met de snelle
bandenreparatieset.
fig. 127A0K0128m
20
20
20
5
5
7,5
15
15
20
15
15
15
15
15
5
7,5155
155
155
155
155
155
157
157
157
157
157
157
153
153
153
153
193
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F43
F47
F48
F49
F51
F53
F60
F61
F62
F63
F64
F65
F85
F86
F87
F88
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE FIGUUR
Tweeweg-pomp ruitensproeiers
Elektrische ruitbediening voor (bestuurderszijde)
Elektrische ruitbediening voor (passagierszijde)
Verschillende verbruikers
Verschillende verbruikers
+30
Lendensteunverstellingen
Stoelverwarming voor
BOSE versterker + Subwoofer
Stoelverstelling linksvoor
Stoelverstelling rechtsvoor
Elektrisch bedienbaar opendak
Aansteker/stekkerdoos
12V-stekkerdoos in bagageruimte
Accuconditiesensor IBS voor Start&Stop-systeem
Verwarming buitenspiegels