Page 41 of 324

39Controle tijdens het rijden
Airbags
tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkeleseconden en dooft als het contact
wordt aangezet.Het lamp
je moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de airbags
of de pyrotechnische gordelspanners.Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Veiligheidsgordelniet vastgemaaktof losgemaakt
permanent, en knippert
ver volgens in combinatiemet een in volumetoenemend geluidssignaal.
De bestuurder en/of de voorpassagier
heeft zijn veiligheidsgordel niet
vastgemaakt of losgemaakt.Trek aan de
gordel en klik de gesp vast in degesphouder.
Stuurbekrachtiging permanent. Er is een storing met betrekking tot de
stuurbekrachti
ging.Ri
jd voorzichtig en met lage snelheid.
Laat het s
ysteem nakijken door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 42 of 324
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt in:
- zone A
, is de temperatuur in orde,
- zone B, is de temperatuur te hoog. De
waarschuwingslampjes STOPen het koelvloeistoftemperatuurlampje 1
gaan rood branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
De temperatuur en de druk in het koelcircuitbeginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen: ) wacht tot de motor is afgekoeld, )
draai de dop twee omwentelingen los om
de druk te laten dalen, ) ver wijder vervolgens de dop, )
vul bij tot aan het merkteken "MAXI".
Page 43 of 324

41Controle tijdens het rijden
De onderhoudsintervalindicator geeft aanhoeveel kilometer u nog ver wijderd bent van deeerstvolgende onderhoudscontrole volgens hetschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste nulstelling van de onderhoudsintervalindicator
op basis van twee parameters:
- het aantal a
fgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatsteonderhoudscontrole.
Onderhoudsintervalindicator
De afstand tot de eerstvolgendebeurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaatgedurende enkele seconden deonderhoudssleutel branden. De kilometerteller geeft de resterende kilometers tot de
eerstvolgende onderhoudscontrole aan.Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld: de afstand tot de eerstvolgendeonderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display een paar seconden het volgende aan:
Enkele seconden na het aanzetten vanhet contact treedt de kilometerteller weer in werking en blijft de sleutel brandenom aan te geven dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
moeten worden. Enkele seconden na het aanzetten van hetcontact verdwijnt de sleutel; de teller geeft weer de kilometerstand en de stand van de
dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er geen onderhoudsinformatie op het display.
Page 44 of 324

Enkele seconden na het aanzetten van het contact treedt de kilometerteller weer in
werking en blijft de sleutel branden.
De factor tijd kan worden meegewogen bij de nog af te leggen kilometers, afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder.
De sleutel kan ook gaan branden als het inter val van twee jaar isoverschreden.
Op 0 zetten van deonderhoudsintervalindicator
De onderhoudsintervalindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit: )
zet het contact af, )
druk op de resetknop van de dagteller en houd deze ingedrukt, )
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
) laat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Als u na deze handeling de accu wiltloskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal 5 minuten. Het op 0 zetten van de onderhoudsintervalindicator zal anders niet worden opgeslagen.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven. )Druk op de knop voor nulstelling van dedagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkeleseconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
De afstand tot de eerstvolgende beurt is overschreden Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende enkele seconden de sleutel knipperen
om aante geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.Voorbeeld:u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeur t met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het displayeen paar seconden het volgende aan:
Page 45 of 324

43Controle tijdens het rijden
De motorolieniveaumeter geeft aan of het motoroliepeil in orde is.
Bij het aanzetten van het contact wordt eerst
de onderhoudsintervalindicator weergegeven en ver volgens gedurende enkele seconden het motorolieniveau.
Motorolieniveaumeter
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op eenvlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten nietheeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te w e i n i
g olie
Als de aanduiding "OIL"knippert incombinatie met het verklikkerlampje ser vice,
een geluidssignaal en een melding op het
multifunctionele display, is het motorolieniveau
te laag. Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olieworden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
m
otorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de aanduiding "OIL --"
knipper t, duidt dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
2 merktekens o
p de peilstok:
-
A
= maxi; het oliepeil mag
nooit boven het niveau A uitkomen (kans op schade
aan de motor),
-
B
= mini; als het oliepeil niet boven het niveau B uitkomt,moet het voor de motor van uw auto voorgeschreven
type motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor
de plaats van de peilstok en het bijvullen van
motorolie voor het motortype van uw auto.
Page 46 of 324
De kilometer teller geeft de totale
kilometerstand van de auto aan.
De kilometer teller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij hetafzetten van het contact, bij het openen van het
bestuurdersportier en bij het vergrendelen en
ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
De dagteller geeft het aantal gereden kilometers weer nadat de bestuurder de teller
op 0 heeft gezet. ) Druk bij aangezet contact op de knop tot de
dagteller op 0 staat.
Dagteller
U kunt de lichtsterkte van dedashboardverlichting handmatig aanpassen
aan het licht van de omgeving.
Dimmer
dashboardverlichting
Actief
Als de verlichting van de auto is ingeschakeld: )druk op de knop om de sterkte van de
dashboardverlichting te variëren, )laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Inactief
De dashboardverlichting kan niet worden
ingesteld als de verlichting van de auto is
uitgeschakeld of, bij auto's met verlichtingoverdag, in de dagstand staat.
Page 47 of 324
45
Controle tijdens het rijden
Black-panelfunctie
Met dit systeem kan de verlichting van
bepaalde displays worden uitgeschakeld voor een rustiger beeld tijdens nachtelijke ritten.
Op het instrumentenpaneel blijft uitsluitend
de wagensnelheid en de informatie van
de snelheidsregelaar/-begrenzer (indien
ingeschakeld) verlicht.
De black-panelfunctie wordt uitgeschakeld
als er een waarschuwingsmelding wordt
doorgegeven en bij het wijzigen van functies of
instellingen.
Inschakelen
) Druk als de verlichting brandt meerdere keren op de linkerknop van het
instrumentenpaneel om de lichtsterkte
van de dashboardverlichtin
g geleidelijk te
verminderen. ) Druk nogmaals op de knop om delichtsterkte tot het minimumniveau tebeperken en de sfeer verlichting uit teschakelen.
)
Druk nogmaals op de knop om de black-
panelfunctie in te schakelen.
Page 48 of 324